Zaaknummer : H-88/07
Parketnummer : 900.901/07
Uitspraak : 4 februari 2010
Tegenspraak
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
in het hoger beroep tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, van 9 mei 2007 in de strafzaak tegen:
[Verdachte],
geboren op Curaçao op {datum] 1979,
wonende op Curaçao, thans alhier gedetineerd.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van 23 februari 2007 en 18 april 2007, zoals daarvan blijkt uit de processen-verbaal van die terechtzittingen, alsmede naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 19 november 2009 en 14 januari 2010.
Het door het Hof op 22 april 2008 gewezen vonnis is door de Hoge Raad bij arrest van 7 juli 2009 vernietigd waarbij de Hoge Raad de zaak heeft terugverwezen naar dit Hof om de zaak opnieuw te berechten en af te doen.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de (waarnemend) procureur-generaal, mr. A. van der Schans, en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman mr. E.B. Wilsoe naar voren hebben gebracht. De procureur-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep wordt vernietigd en dat aan de verdachte ter zake van moord een gevangenisstraf wordt opgelegd voor de duur van 24 jaren.
In eerste aanleg is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 jaren, met aftrek van voorarrest.
Aan de verdachte is tenlastegelegd
1. dat hij op of omstreeks 9 oktober 2006, althans op een tijdstip in of omstreeks de maand oktober 2006 op het eiland Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk al dan niet met voorbedachten rade een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), toen en daar opzettelijk al dan niet na kalm beraad en rustig overleg één of meer schoten met een vuurwapen op en/of in de richting van die [slachtoffer] afgevuurd, waardoor die [slachtoffer] (een) schotverwonding(en) aan het hoofd, in elk geval het lichaam, bekwam, tengevolge van welke schotverwonding(en) die [slachtoffer] is overleden;
2. dat hij op of omstreeks 9 oktober 2006, althans op een tijdstip in of omstreeks de maand oktober 2006 op het eiland Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen voorhanden heeft gehad één of meer vuurwapens, in de zin van de Vuurwapenverordening 1930 en/of één of meer (scherpe) patronen, in elk geval munitie in de zin van de Vuurwapenverordening 1930.
Kennelijke schrijffouten in de tenlastelegging worden verbeterd gelezen. De verdachte wordt daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
3. De omvang van het hoger beroep
Aan de verdachte zijn twee feiten ten laste gelegd. Het GEA heeft alleen het aan de verdachte onder 1 primair ten laste gelegde feit bewezen verklaard en hem van hetgeen hem meer of anders ten laste is gelegd vrijgesproken. Nu alleen door de verdachte hoger beroep is ingesteld, strekt het hoger beroep zich slechts uit tot het onder 1 ten laste gelegde feit.
4. Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het Hof onderworpen zal worden vernietigd aangezien het Hof zich daarmee niet kan verenigen.
Wettig en overtuigend wordt bewezen geacht hetgeen de verdachte onder 1 is tenlastegelegd,met dien verstande:
dat hij omstreeks 9 oktober 2006 op het eiland Curaçao opzettelijk met voorbedachten rade een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, hebbende hij, verdachte, toen en daar opzettelijk na kalm beraad en rustig overleg schoten met een vuurwapen op en/of in de richting van die [slachtoffer] afgevuurd, waardoor die [slachtoffer] schotverwondingen aan het hoofd bekwam, tengevolge van welke schotverwondingen die [slachtoffer] is overleden.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Het Hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op feiten en omstandigheden die in de navolgende wettige bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
1.
De verklaring van de verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 14 januari 2010 en voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven:
In de nacht van zondag op maandag 9 oktober 2006 ben ik op Curaçao stapvoets langs de Bandera Grill in de wijk Rio Canario gereden.
2.
Een proces-verbaal van het Korps Politie Nederlandse Antillen d.d. 17 april 2007, nummer 235/07, in de wettelijke vorm opge¬maakt door M.F. Beaumont, inspecteur van politie, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant, zakelijk weergegeven:
In de nacht van 8 op 9 oktober 2006 vond er een schietpartij plaats bij de Bandera Grill. In verband daarmee werd een nader onderzoek bij de Centrale Meldkamer ingesteld naar het binnengekomen meldingstijdstip. Via het actpol systeem werd het meldingsblad verschaft en op het eerste blad is vermeld dat de eerste meldingstijd die bij de Centrale Meldkamer is binnengekomen, 22.58.47 uur was.
3.
Een proces-verbaal van verhoor van getuige van de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken d.d. 27 december 2006, voor zover inhoudende als verklaring van [A.R.] – zakelijk weergegeven:
Ik zag [verdachte] op de avond van de schietpartij bij de Bandera Grill toen ik daar ook was met een meisje genaamd ‘Ma’. Op een gegeven moment hoorde ik een schot. Ik zag [slachtoffer] op de grond liggen, met zijn borst omhoog. Ik zag toen dat [verdachte] hem nog vier keer in zijn gezicht schoot.
4.
Een proces-verbaal van verhoor van getuige van de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken d.d. 17 september 2007, voor zover inhoudende als verklaring van [S.D.] – zakelijk weergegeven:
Ik stond de avond dat [slachtoffer] werd neergeschoten vlak naast hem. Op een gegeven moment hoorde ik schoten van dichtbij. Ik heb niet gemerkt dat iemand [slachtoffer] en mij benaderd heeft. De persoon die geschoten heeft, moet bij de kofferbak van de auto gestaan hebben. Het geluid klonk alsof het een meter of twee achter mij vandaan kwam. Ik weet hoe een schot klinkt omdat ik dat vaker heb gehoord.
5.
Een proces-verbaal van verhoor van getuige van de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken d.d. 7 december 2006, voor zover inhoudende als verklaring van R.R. ELLIS – zakelijk weergegeven:
Ik was de avond van 8 op 9 oktober 2006 bij de Bandera grill. Ik heb daar een auto zien langsrijden met onder andere [verdachte] daarin. De auto kwam na ongeveer drie minuten weer terug. Enkele minuten later liepen wij naar de auto om te gaan en hoorde ik een aantal schoten.
6.
Een proces-verbaal van bevinding van het Korps Politie Nederlandse Antillen d.d. 22 januari 2008, nummer 109/08, in de wettelijke vorm opge¬maakt door F.A. Carrero en C.E. Winklaar, respectievelijk brigadier en hoofdagent van politie, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten of een van hen, zakelijk weergegeven:
In de nacht dat. [slachtoffer] werd doodgeschoten zijn wij naar de plaats delict gegaan. Een groep personen liep daar in onze richting en een van de vrouwen uit die groep zei “ma mira kla kla kiko a pasa, mi primu a hasi bon di tire” (hetgeen het Hof leest als “ik heb heel duidelijk gezien wat er is gebeurd, mijn neef heeft er goed aan gedaan op hem te schieten”). Later is uit de verklaring van [A.R.] gebleken dat deze vrouw [M.W.] is.
7.
Een proces-verbaal van relaas en onderzoek van het Korps Politie Nederlandse Antillen d.d. 2 november 2006, nummer 793/06, in de wettelijke vorm opge¬maakt door G.P. Isei en F.A. Carrero, beiden brigadier van politie, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten of een van hen:
[slachtoffer] is bijgenaamd “[slachtoffer]”.
8.
Een proces-verbaal van het Korps Politie Nederlandse Antillen d.d. 2 november 2006, nummer 794/06, in de wettelijke vorm opge¬maakt door F.A. Carrero, C.E. Winklaar, beiden brigadier van politie, en M.F. Beaumont, inspecteur van politie, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten of een van hen:
Op 9 oktober 2006 begaven wij ons naar Bandera Grill. Daar troffen wij een man aan die op zijn rug in een plas bloed lag. Hij vertoonde verschillende schotverwondingen aan zijn hoofd.
Door dokter Moses werd de dood geconstateerd.
Ter plaatse kwamen een man genaamd [H.Z.] die verklaarde dat het slachtoffer zijn zwager was, en een vrouw genaamd [J.R.] die verklaarde dat zij de concubine van [slachtoffer] is. Zij herkenden het lijk als het lijk van [slachtoffer].
9.
Een deskundigenrapport van het Analytisch Diagnostisch Centrum, volgnummer S06-00076, opgesteld en ondertekend op 18 oktober 2006 door J.A. van Raalte, arts en patholoog, voor zover inhoudende - zakelijk samen gevat -:
Bij de obductie van het lijk van [slachtoffer] is het navolgende gebleken. Vier inschoten aan de rechterzijde van het hoofd. Een van deze inschoten had als uitschot de linkerwang net naast de linkerneusvleugel, de andere drie inschoten gingen uit in het gebied van het voorhoofd links ter hoogte van de haargrens. Het vijfde inschot was gelegen in de nek op de overgang schedel hals en had als uitschot de kaak rechts. De in- en uitschoten door het hoofd hebben geleid tot een ernstige beschadiging van het hersenweefsel waarbij de dood direct is ingetreden.
6. Nadere bewijsoverweging
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte stapvoets bij de Bandera Grill is langsgereden en kort daarna nogmaals langs die Grill is gereden. Uit de verklaring van de getuige [S.D.] wordt afgeleid dat het rustig was bij de Bandera Grill totdat er werd geschoten terwijl de schoten dichtbij hem werden gelost. Uit de verklaring van [A.R.] volgt dat verdachte na het eerste schot, het slachtoffer nogmaals vier maal in het gezicht schoot. Uit deze bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien leidt het Hof af dat de verdachte welbewust op zoek was naar [slachtoffer], met een vuurwapen uit de auto is gestapt en naar de Bandera Grill is gelopen om aldaar [slachtoffer] dood te schieten. Het voorgaande brengt het Hof tot de conclusie dat de verdachte heeft gehandeld uit een tevoren genomen besluit en voorafgaande aan de uitvoering van dat besluit voldoende gelegenheid heeft gehad om over de betekenis en de gevolgen van de voorgenomen daad na te denken en zich daarvan rekenschap te geven. Het bestanddeel voorbedachte raad is daarmee bewezen.
7. Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
strafbaar gesteld bij art. 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezene is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.
8. Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid opheffen of uitsluiten.
Bij de bepaling van de straf heeft het Hof gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan moord, waarbij sprake is van een koele liquidatie. Het feit is gepleegd op de openbare weg en ten overstaan van vele bezoekers van een tumba-feest aldaar. Er zijn vele getuigen die er, aan de hand van wat zij hebben gezien, het zwijgen toe doen, uit vrees dat wanneer zij verklaringen afleggen hen een zelfde lot beschoren is. Dat is een beangstigend gegeven, waar getuigen van ernstige misdrijven juist zich zouden moeten verdringen om mee te werken aan de oplossing en bestraffing daarvan. Als gevolg van het gewelddadig optreden van verdachte heeft een persoon het leven verloren, verlies daarvan is onomkeerbaar en leidt tot levenslang verdriet en levenslang gemis bij de naasten van hem. Zij zullen het verlies in de toekomst een plaats moeten geven, hetgeen altijd gepaard gaat met langdurig verdriet en gevoelens van machteloosheid en woede.
Verdachte versterkt met zijn handelen de gevoelens van onveiligheid in de samenleving waarin mensen niet meer gespaard lijken te blijven voor confrontaties met vuurwapens en met daarmee gepleegd geweld.
Een langdurige onvoorwaardelijke vrijheidsstraf acht het Hof noodzakelijk, vanwege ernst en aard van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijk verleden van de verdachte die, zoals blijkt uit zijn strafkaart en verklaring ter zitting, ongeveer twee maanden vrij was na een langdurige gevangenisstraf voor een door hem gepleegd geweldsdelict te hebben ondergaan.
Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel moeten voeren, worden niet aanwezig geacht.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 9 en 31 van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen.
Het Hof, rechtdoende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao van 9 mei 2007 voor zover aan hoger beroep onderworpen;
doet opnieuw recht als volgt:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit, zoals hiervoor bewezen geacht, heeft begaan;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezene als vorenomschreven;
verklaart het bewezene strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) jaar;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mrs. Sijmonsma, De Boer en De Haan, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba en ter openbare terechtzitting van het Hof op Curaçao uitgesproken op 4 februari 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.