ECLI:NL:OGHNAA:2010:BM4265

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
29 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
H-239/2009
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor diefstal met geweld, veroordeling voor verboden vuurwapenbezit

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba op 29 april 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen. De verdachte was beschuldigd van het medeplegen van diefstal met geweld, gepleegd op 10 september 2009 op Curaçao. De verdachte werd kort na de overval aangehouden, maar het Hof oordeelde dat de herkenningen van de verdachte door het slachtoffer en getuigen onvoldoende geloofwaardig waren. De signalementen die door de getuigen werden gegeven, sloten op belangrijke onderdelen niet aan bij de verdachte, en de herkenningen waren mogelijk beïnvloed door publiciteit in de lokale kranten. Hierdoor sprak het Hof de verdachte vrij van de beschuldiging van diefstal met geweld wegens gebrek aan bewijs.

Echter, de verdachte werd wel veroordeeld voor verboden vuurwapenbezit. Het Hof achtte bewezen dat de verdachte op dezelfde datum een pistool en munitie in zijn bezit had, wat in strijd is met de Vuurwapenverordening 1930. De verdachte had eerder ook al veroordelingen voor vergelijkbare feiten, wat het Hof meebracht in de overwegingen voor de strafmaat. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden, met aftrek van voorarrest, en werd het in beslag genomen vuurwapen en de munitie onttrokken aan het verkeer. De uitspraak benadrukt de ernst van vuurwapenbezit en de impact daarvan op de veiligheid in de samenleving.

Uitspraak

Uitspraak: 29 april 2010
Zaaknummer: H-239/2009
Parketnummer: 500.01035/09
Tegenspraak
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
S T R A F V O N N I S
gewezen in het hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, van 11 december 2009
in de strafzaak tegen:
[verdachte]
geboren op [datum]1982 op Curaçao (Nederlandse Antillen),
wonende op Curaçao,
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring alhier.
<u>Het onderzoek ter terechtzitting</u>
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 11 december 2009, zoals daarvan blijkt uit het proces-verbaal van die terechtzitting, alsmede van dat in hoger beroep van 8 april 2010 op Curaçao.
Het Hof heeft kennis genomen van de vordering van de (waarnemend) procureur-generaal, mr. A.C. van der Schans, en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. J.J. Oedjaghir naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, aan verdachte terzake van de feiten 1 en 2 een gevangenisstraf zal opleggen voor de duur van twaalf jaren, met aftrek van voorarrest.
In eerste aanleg is de verdachte terzake van de feiten 1 en 2 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren met aftrek van voorarrest.
<u>De telastelegging</u>
Aan de verdachte is ten laste gelegd:
Feit 1
dat hij, op of omstreeks 10 september 2009, althans in of omstreeks de maand september
2009 op het eiland Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, heeft weggenomen;
een personenauto (van het merk Toyota, type Rav, met kentekenplaat L/72-60) (met daarin) en/of een portemonnee (inhoudende onder meer) en/of een geldbedrag ad Naf. 50,00 en/of een (hals)ketting, althans enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [J.S.], in elk geval een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn, verdachte’s, mededader(s);
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [J.S.], gepleegd door hem, verdachte, en/of zijn, verdachte’s, mededader(s), met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf, hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren;
en/of;
met het oogmerk om zichzelf en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld, [J.S.], heeft gedwongen tot de afgifte van:
een personenauto (van het merk Toyota, type Rav, met kentekenplaat L/72-60) (met daarin) en/of een portemonnee (inhoudende onder meer) en/of een geldbedrag ad Naf. 50,00 en/of een (hals)ketting, althans enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [J.S.], in elk geval een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn, verdachte’s, mededader(s);
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit (onder meer):
het (dreigend) richten en/of tonen en/of zetten van een vuurwapen althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in de richting van/het lichaam van die [J.S.] en/of het een en/of meerdere malen met zijn/hun tot vuist gebalde en/of vlakkehand(en) slaan tegen de mond/hoofd/gelaat althans het lichaam van die [J.S.] en/of het wegrukken van de (auto)sleutels uit de hand(en) van die [J.S.]
(artikel 325 lid 1 jo 324 lid 1 sub 4 jo 323 en/of 330 lid 1 jo 49 van Wetboek van Strafrecht).
Feit 2:
dat hij op of omstreeks 10 september 2009, althans op een tijdstip in of omstreeks de maand september 2009 op het eiland Curaçao voorhanden heeft gehad een pistool althans een voor afschrikking en/of afdreiging geschikt middel, in elk geval een vuurwapen in de zin van de Vuurwapenverordening 1930 en/of drie althans een of meerdere (scherpe) patro(o)n(en), in elk geval munitie in de zin van de Vuurwapenverordening 1930.
(artikel 3 van de Vuurwapenverordening 1930)
Ten aanzien van feit 1 heeft de procureur-generaal ter terechtzitting in hoger beroep de in artikel 438b van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen bedoelde strafverzwarende omstandigheid alsnog op de voet van artikel 354 van het Wetboek van Strafvordering mondeling ten laste gelegd.
<u>Het vonnis waarvan beroep</u>
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het Hof zich daarmee niet verenigt.
<u>Vrijspraak </u>
Het Hof acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder feit 1 is ten laste gelegd en spreekt de verdachte om die reden daarvan vrij.
Ter toelichting diene het volgende:
De betrokkenheid van de verdachte bij de ten laste gelegde overval kan alleen rechtstreeks worden afgeleid uit de verklaringen van het slachtoffer [J.S.] en de getuige [getuige] en de door hen bij een meervoudige fotoconfrontatie gedane herkenningen. Het Hof acht deze herkenningen onvoldoende geloofwaardig.
De aangever heeft verklaard dat de dader die het vuurwapen bij zich had en als bestuurder optrad, een man was met bruine huidskleur en slank postuur, ongeveer 1.70 meter lang, Papiaments sprekend en gekleed in een zwarte lange broek en misschien een beige T-shirt (dader 1 in proces-verbaal van aangifte). De andere dader was volgens de omschrijving van de aangever een man met bruine huidskleur, slank postuur, ongeveer 1.75 meter lang, Papiaments sprekend en gekleed in een witte lange broek en een blauw T-shirt (dader 2 in proces-verbaal van aangifte).
De getuige heeft verklaard dat de dader, die optrad als bestuurder, een man was met een lichte huidskleur en een tenger postuur, tussen 1.60 en 1.80 meter lang, en gekleed in een zwarte drie kwart broek en zwart T-shirt met zwarte capuchon (dader 2 in proces-verbaal van verhoor getuige). De dader die optrad als mede-bestuurder was een man met een lichtbruine huidskleur en een tenger postuur, tussen 1.60 en 1.80 meter lang, gekleed in een donker blauwe drie kwart broek, beige poloshirt, zwartkleurig baseballpet (dader 1 in proces-verbaal van verhoor van getuige).
De verdachte is kort na de overval aangehouden. Uit een kort na de aanhouding gemaakte, door de verdediging in het geding gebrachte, foto blijkt dat de verdachte een lichte broek aan had en een licht, gestreept T-shirt. De door het slachtoffer en de getuige genoemde signalementen sluiten hier op belangrijke onderdelen niet op aan. Voorts hebben de fotoconfrontaties met de aangever en de getuige op 14 september 2009 plaatsgevonden, zijnde vier dagen na de overval en drie dagen nadat de foto van de verdachte in de lokale kranten was verschenen. Het is niet uitgesloten dat de aangever en de getuige een foto van de verdachte in de krant hebben gezien voordat zij de verdachte middels de fotoconfrontaties hebben herkend en dat de herkenningen daardoor in belangrijke mate beïnvloed zijn.
Bij gebreke van voldoende overtuigend, ter zake doend aanvullend bewijs van de betrokkenheid van de verdachte bij de overval, heeft het Hof niet de overtuiging gekregen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 ten laste gelegde feit en dient hij hiervan te worden vrijgesproken.
<u>Bewezenverklaring</u>
Het Hof acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 is ten laste gelegd, met dien verstande:
dat hij op 10 september 2009, op het eiland Curaçao voorhanden heeft gehad een pistool <i>zijnde</i> een vuurwapen in de zin van de Vuurwapenverordening 1930 en drie scherpe patronen, <i>zijnde</i> munitie in de zin van de Vuurwapenverordening 1930.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd (<i>cursief</i>). Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
<u>De bewijsmiddelen</u>
Het Hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in geval van cassatie in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
<u>Kwalificatie en strafbaarheid van het feit</u>
Feit 2:
Overtreding van het bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening 1930 gestelde verbod, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 11, eerste lid, eerste volzin, van die landsverordening.
Het bewezen verklaarde is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.
<u>Strafbaarheid van de verdachte</u>
De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.
<u>De op te leggen straf of maatregel</u>
Bij de bepaling van de straf heeft het Hof gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verboden vuurwapenbezit en bezit van drie scherpe patronen. Dit is een ernstig feit. Verboden en ongecontroleerd vuurwapenbezit brengt de veiligheid van mens en goed in gevaar en leidt tot algemene gevoelens van onveiligheid binnen de samenleving.
Ten nadele van verdachte houdt het Hof rekening met het feit dat de verdachte eerder is veroordeeld wegens overtreding van de Vuurwapenverordening 1930 en ernstige geweldsdelicten.
Het voorgaande in onderling verband maakt dat het Hof na te melden strafoplegging juist acht. In dit geval wordt een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk geacht, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijk verleden van de verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden.
<u>In beslag genomen voorwerpen</u>
Het in beslag genomen vuurwapen en de munitie dienen te worden onttrokken aan het verkeer, nu met betrekking tot deze voorwerpen het feit is begaan en het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet.
<u>De toepasselijke wettelijke voorschriften</u>
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 31, 38b, 59 en 96 van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen.
RECHTDOENDE IN NAAM DER KONINGIN
Het Hof:
Vernietigt het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats op Curaçao van 11 december 2009 en doet opnieuw recht.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd onder 1 en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor bewezen geacht, heeft begaan.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Kwalificeert het bewezen verklaarde als voren omschreven.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien (18) maanden.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Gelast de onttrekking aan het verkeer van het inbeslaggenomen vuurwapen en de munitie.
Dit vonnis is gewezen door mrs. E.M. van der Bunt, F.J.P. Lock en M. Schoemaker, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, en ter openbare terechtzitting van het Hof op Curaçao uitgesproken op 29 april 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.