Uitspraak: 29 april 2010
Zaaknummer: H-25/2010
Parketnummer: 400.00281/09
Tegenspraak
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
gewezen in het hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Bonaire, van 8 december 2009
[verdachte],
geboren op [datum] 1970 op Bonaire,
wonende op Bonaire,
thans gedetineerd.
<u>Het onderzoek ter terechtzitting</u>
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 8 december 2009, zoals daarvan blijkt uit het proces-verbaal van die terechtzitting, alsmede van dat in hoger beroep van 8 april 2010 op Curaçao.
Het Hof heeft kennis genomen van de vordering van de (waarnemend) procureur-generaal, mr. A.C. van der Schans, en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw mr. A.F. van Toll naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
In eerste aanleg is verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk en met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van voorarrest.
Aan de verdachte is ten laste gelegd: …
<u>Het vonnis waarvan beroep</u>
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het Hof zich daarmee niet verenigt.
Het Hof acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 3 is ten laste gelegd en spreekt de verdachte om die reden daarvan vrij.
Het Hof acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en 2 is ten laste gelegd, met dien verstande dat:
feit 1:
dat hij in de nacht van 28 juli 2009 op 29 juli 2009 op het eiland Bonaire, met het oog¬merk van wederrechtelijke <i>toe-eigening</i> uit een voertuig (minibus (<i>Suzuki</i>, B-4926)) ge¬parkeerd op een terrein aan de Kaya Grandi een hoeveelheid benzine heeft weggeno¬men toebehorende aan Rentalfun en/of [O.F.], althans aan een ander dan verdachte<i>,</i> waarbij hij, verdachte die benzine onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking (doorknippen van de ben¬zineslang);
feit 2:
dat hij op 23 augustus 2009 op het eiland Bonaire met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een restaurant heeft weg¬genomen een ijzeren geldkistje inhoudende een geldbedrag van Naf. 125,- toebehoren¬de aan New Rendez Vouz restaurant en/of [K.D.], in elk geval aan een ander dan verdachte, welke diefstal werd ge¬volgd van geweld tegen [R.B.] ge¬pleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, bestaande dat geweld uit het met kracht stompen in het gezicht van [R.B.].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd (<i>cursief</i>). Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
<u>Bewijsoverwegingen</u>
De verdachte heeft ontkend het ten laste gelegde feit gepleegd te hebben en heeft een alternatieve lezing van het gebeurde gegeven. Door de verdediging is betoogd dat de verdachte in de avond van 28 juli 2008 op de parkeerplaats van MCB was benaderd door iemand die benzine nodig had. De verdachte bedacht zich dat hij thuis een jerrycan met benzine had staan en besloot die te gaan halen. Na de jerrycan met benzine thuis opgehaald te hebben, is hij met de jerrycan in zijn handen langs het bedrijf Rentalfun gelopen. Op dat moment werd hij gezien door een beveiliger. De verdachte heeft ontkend dat hij op het terrein van Rental Fun is geweest.
Het verweer van de verdediging wordt verworpen op grond van het navolgende.
De aangever, [O.F.], heeft verklaard dat hij de verdachte in de bewuste nacht op de parkeerplaats van Rentalfun heeft gezien. Volgens zijn verklaring kwam de verdachte op een gegeven moment tevoorschijn met een jerrycan in zijn handen en liep hij naar een zwarte auto die geparkeerd stond op het parkeerterrein van MCB. Voorts heeft een getuige, [E.S.], verklaard dat hij in de bewuste nacht samen met een collega heeft gezien dat de verdachte ter hoogte van Rentalfun liep met een jerrycan in zijn handen. Deze getuige heeft de verdachte aangesproken op het moment dat hij bezig was om de inhoud van de jerrycan in een zwarte auto te schenken. Tenslotte heeft getuige [W.R.] verklaard dat hij in de bewuste nacht de verdachte met een volle jerrycan in zijn handen op het terrein van Rentalfun heeft gezien. De volgende dag bleek dat de benzineslang van een minibus van het merk Suzuki van het bedrijf Rentalfun was doorgeknipt en dat benzine was weggenomen. Het Hof heeft geen aanleiding om aan deze verklaringen te twijfelen. Gelet op de daaruit volgende combinatie van omstandigheden en opeenvolging van gebeurtenissen acht het Hof de door de verdachte gegeven lezing die niet anderszins is onderbouwd, niet aannemelijk geworden.
De verdediging heeft betoogd dat de fotoconfrontatie die heeft plaatsgevonden niet voldoet aan de daaraan te stellen regels. De getuige [R.B.] heeft geen beschrijving van de dader gegeven en heeft een fotosheet met allemaal dezelfde gezichten voor zich gekregen, terwijl niet is gebleken dat de dader er zo uit moet hebben gezien. De fotoconfrontatie is daardoor willekeurig opgebouwd. Bovendien is de foto van verdachte die is gebruikt voor de fotoconfrontatie een oude foto. Het gezicht van de verdachte lijkt nauwelijks nog op het gezicht op de foto. Voorts komt het signalement van de verdachte die de aangeefster [K.D.] heeft gegeven niet overeen met het uiterlijk van de verdachte.
Het verweer van de verdediging wordt verworpen op grond van het navolgende.
De aangeefster heeft in haar aangifte een gedetailleerd signalement gegeven van de dader. Het door de aangeefster opgegeven signalement van de verdachte (inhoudende een lang en slank postuur, licht getinte huidskleur, kort geknipt haar (geen kroeshaar), groeven in het gezicht op beide wangen en leeftijd rond de veertig jaar) komt naar het oordeel van Hof in hoofdlijnen overeen met het uiterlijk van de verdachte, zoals het Hof dit ter zitting heeft kunnen waarnemen. De politie heeft na de aangifte een fotoconfrontatie opgesteld. De foto’s die zijn gebruikt voor de fotoconfrontatie betreffen foto’s van personen, waaronder de verdachte, met overeenkomende uiterlijke kenmerken. Zo hebben zij allen een lichte dan wel licht getinte huidskleur en (half)lang haar. Dit draagt bij aan de betrouwbaarheid van de fotoconfrontatie. Aan de hand van wat het Hof ter zitting heeft waargenomen, kan niet gezegd kan worden dat de verdachte niet meer lijkt op de foto die is gebruikt voor de fotoconfrontatie. Het Hof is van oordeel dat het door de aangeefster opgegeven signalement van de dader en de herkenning door de getuige middels de fotoconfrontatie voldoende betrouwbaar zijn om tot het bewijs te worden gebezigd.
Tenslotte heeft de verdediging betoogd dat ene [J.G.] de dader van de overal is. Deze [J.G.] was een mede-gedetineerde en heeft volgens de verdachte tegen de verdachte gezegd dat hij de overval heeft gepleegd. Een andere mede-gedetineerde, [F.M.], was volgens de verdachte aanwezig bij dit gesprek.
Deze [F.M.] is gehoord door de rechter-commissaris, maar heeft verklaard dat hij zich niet kan herinneren wat [J.G.] in het bewuste gesprek tegen de verdachte heeft gezegd. Het Hof is van oordeel dat het verweer van de verdachte dat voornoemde [J.G.] de diefstal heeft gepleegd, niet aannemelijk is geworden.
Het Hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in geval van cassatie in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
<u>Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten</u>
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1:
Diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking,
strafbaar gesteld bij artikel 324 juncto 323 van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen.
Feit 2:
Diefstal, gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
strafbaar gesteld bij artikel 325 juncto 323 van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen.
Het bewezen verklaarde is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.
<u>Strafbaarheid van de verdachte</u>
De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.
<u>De op te leggen straf of maatregel</u>
Bij de bepaling van de straf heeft het Hof gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een diefstal van benzine middels verbreking en een beroving. Met name de beroving betreft een ernstig feit. De verdachte heeft geld gestolen en daarna geweld gebruikt, waardoor het slachtoffer op de grond is gevallen, aan zijn gezicht gewond is geraakt en pijn heeft ondervonden. De verdachte heeft daarmee bijgedragen aan gevoelens van onrust en onveiligheid bij de slachtoffers zelf maar ook breder bij die in de maatschappij.
Ten nadele van verdachte houdt het Hof rekening met het feit dat de verdachte eerder ter zake van diefstal en poging tot diefstal met geweld is veroordeeld.
Het Hof is - met eenparigheid van stemmen - van oordeel dat aan de aard en de ernst van de bewezenverklaarde misdrijven, de recidive en de generaal preventieve werking van strafoplegging onvoldoende recht is gedaan door de strafoplegging in eerste aanleg en dat een hogere straf geïndiceerd is dan door de procureur-generaal is gevorderd. Gelet op de strafkaart van de verdachte, acht het Hof een deels voorwaardelijke straf niet meer op zijn plaats. Bijzondere persoonlijke omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten leiden, zijn onvoldoende gebleken.
Gelet op het voorgaande acht het Hof een geheel onvoorwaardelijke vrijheidstraf van na te melden duur noodzakelijk.
<u>De toepasselijke wettelijke voorschriften</u>
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 31 en 59 van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen.
RECHTDOENDE IN NAAM DER KONINGIN
Vernietigt het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Bonaire, van 8 december 2009 en doet opnieuw recht.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd onder 3 en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor bewezen geacht, heeft begaan.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Kwalificeert het bewezen verklaarde als voren omschreven.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van twee (2) jaren.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mrs. E.M. van der Bunt, F.J.P. Lock en M. Schoemaker, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, en ter openbare terechtzitting van het Hof op Curaçao uitgesproken op 29 april 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.