ECLI:NL:OGHNAA:2010:BM3223

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
20 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
EJ-407/09-H-173/09
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet na het doorsturen van een pornovideo via e-mail

In deze zaak, behandeld door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, gaat het om een hoger beroep van Valero Refining Company Aruba N.V. tegen een eerdere beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba. De zaak betreft de ontslag op staande voet van een werknemer, die een e-mail met een pornovideo naar andere werknemers heeft doorgestuurd. Het Hof oordeelt dat dit handelen een dringende reden voor ontslag op staande voet oplevert. Valero had een duidelijk beleid en sanctiesysteem dat niet in strijd was met de eisen van redelijkheid en billijkheid. De werknemer, die in hoger beroep ging, stelde dat hij de e-mail per ongeluk had verzonden aan een verkeerde groep, maar het Hof oordeelde dat dit niet relevant was voor de beoordeling van de dringende reden voor ontslag.

De procedure begon met een beschikking van het GEA op 11 juni 2009, waartegen Valero in hoger beroep ging. Valero voerde vijf grieven aan en vroeg om vernietiging van de eerdere beschikking. De werknemer verzocht om bevestiging van de beschikking. Tijdens de mondelinge behandeling op 20 oktober 2009 zijn beide partijen verschenen, en het Hof heeft de zaak verder beoordeeld. Het Hof heeft vastgesteld dat het hoger beroep tijdig en op de juiste wijze was ingesteld, waardoor Valero ontvankelijk was.

Uiteindelijk heeft het Hof de bestreden beschikking vernietigd en het verzoek van de werknemer afgewezen. De werknemer werd veroordeeld in de kosten van de procedure, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep. De uitspraak werd gedaan op 20 april 2010 door de rechters G.E.M. Polkamp, J.R. Sijmonsma en E.M. van der Bunt, en is openbaar gemaakt in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

ZAAKNR: EJ-407/09-H-173/09
UITSPRAAK: 20 april 2010
HET GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN DE
NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Beschikking in de zaak van:
de naamloze vennootschap
VALERO REFINING COMPANY ARUBA N.V.,
gevestigd in Aruba,
voorheen verweerster, thans appellante,
gemachtigden: mrs. M.E.D. Brown en A.E. Barrios,
- tegen -
[werknemer],
wonend in Aruba,
voorheen verzoeker, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. C.R. Foy.
Partijen worden hierna Valero en [werknemer] genoemd.
1. Verloop van de procedure
1.1 Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en gevorderd, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van de Aruba (hierna: GEA), wordt verwezen naar de tussen partijen in deze zaak gewezen beschikking van 11 juni 2009.
1.2 Valero is in hoger beroep gekomen van gemelde beschikking door indiening op 23 juli 2009 van een beroepschrift. Daarbij heeft Valero vijf grieven aangevoerd en geconcludeerd de beschikking waarvan beroep te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de vorderingen van [werknemer] alsnog af te wijzen, met veroordeling van [werknemer] in de kosten.
1.3 [werknemer] heeft in een verweerschrift het hoger beroep bestreden en geconcludeerd tot bevestiging van de bestreden beschikking.
1.4 Op 20 oktober 2009 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden ten overstaan van een lid van dit Hof. Verschenen zijn dhr. [L. M.] en mw. [N. C.], hoofd personeelszaken respectievelijk human resource specialist bij Valero, vergezeld van de gemachtigde van Valero, alsmede de gemachtigde van [werknemer]. Van de zijde van Valero zijn pleitaantekeningen overgelegd.
1.5 Beschikking is nader bepaald op heden.
2. Ontvankelijkheid
Het hoger beroep is tijdig en op de juiste wijze ingesteld zodat Valero daarin ontvankelijk is.
3. Gronden van het hoger beroep
Voor de gronden van het hoger beroep wordt verwezen naar het beroepschrift.
4. Beoordeling
4.1 Voor de feiten wordt verwezen naar rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.6 en 4.1 van de bestreden beschikking, waartegen geen bezwaren zijn gericht en waarmee ook het Hof zich kan verenigen.
4.2 Partijen beogen het geschil in volle omvang aan het Hof voor te leggen. De aangevoerde bezwaren tegen de beschikking van het GEA zullen dan ook niet afzonderlijk worden besproken.
4.3 Het doorsturen van de e-mail bevattende een pornovideo leverde een dringende reden voor ontslag op staande voet op. Dat het niet de bedoeling van [werknemer] was om de e-mail te verzenden aan de 29 werknemers van Valero werkzaam op de raffinaderij te Wilmington, Verenigde Staten (leden van de “530 Conference Call”), waar deze is terecht gekomen, maar aan een vriendin van [werknemer], doet daaraan niet af. In het bekend gemaakte en herhaaldelijk onder de aandacht gebrachte beleid van Valero en het daaraan gekoppelde sanctiesysteem, dat naar het oordeel van het Hof niet in strijd is met de eisen van redelijkheid en billijkheid, wordt ook niet onderscheiden naar de vraag of de geadresseerde een werknemer of een derde is. De lange duur van de dienstbetrekking, de financiële nadelen van het ontslag voor [werknemer] en diens persoonlijke omstandigheden, nopen het Hof niet tot een ander oordeel.
4.4 Uit het bovenstaande vloeit voort dat de bestreden beschikking zal worden vernietigd en het verzoek van [werknemer] zal worden afgewezen. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [werknemer] de kosten van de procedure in beide instanties moeten dragen.
BESLISSING:
Het Hof:
vernietigt de bestreden beschikking;
wijst het verzoek van [werknemer] af;
veroordeelt [werknemer] in de kosten van de procedure gevallen aan de zijde van Valero, tot op heden in eerste aanleg begroot op Afl. 3.400,- aan gemachtigdensalaris en in hoger beroep op Afl. 100,- aan griffierecht en op Afl. 6.200,- aan gemachtigdensalaris.
Dit vonnis is gewezen door mrs. G.E.M. Polkamp, J.R. Sijmonsma en E.M. van der Bunt, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba uitgesproken op 20 april 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.