ECLI:NL:OGHNAA:2010:BM1455

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
30 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AR 168/05 - H 22/09
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van [J.S.] en [R.J.] tegen de stichting FUNDASHON KARNAVAL BONAIRE inzake niet-ontvankelijkheid

In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba werd behandeld, hebben appellanten [J.S.] en [R.J.] hoger beroep ingesteld tegen eerdere uitspraken van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Bonaire. De appellanten, die oorspronkelijk eisers waren, zijn in hoger beroep gekomen van meerdere uitspraken die tussen hen en de stichting FUNDASHON KARNAVAL BONAIRE (Fukabo) zijn gedaan. De procedure in eerste aanleg heeft geleid tot verschillende uitspraken, waarvan de laatste op 27 augustus 2008. De appellanten hebben op 16 september 2008 een appelschriftuur ingediend, waarin zij tien grieven hebben aangevoerd en verzocht om vernietiging van de uitspraken en een boekenonderzoek.

Het Hof heeft vastgesteld dat de appellanten hun appelschriftuur primair hebben ingericht volgens de regels van de procedure die met een vonnis eindigt. Dit heeft geleid tot de beslissing dat het Hof uitspraak doet bij vonnis en niet bij beschikking. De kern van de zaak betreft de ontvankelijkheid van de appellanten in het hoger beroep. Het Hof heeft geoordeeld dat de appellanten niet-ontvankelijk zijn in hun hoger beroep, omdat zij de appeltermijn niet in acht hebben genomen. De uitspraak van het Hof verduidelijkt dat een deeluitspraak, waarin een einde is gemaakt aan een gedeelte van het gevorderde, een eigen appeltermijn heeft die begint op de datum van die deeluitspraak.

De beslissing van het Hof is dat [J.S.] en [R.J.] niet-ontvankelijk worden verklaard in hun hoger beroep en dat zij in de kosten van het hoger beroep worden veroordeeld, die aan de zijde van Fukabo zijn gevallen en tot op heden op nihil zijn begroot. Deze uitspraak is gedaan op 30 maart 2010 en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Registratienummer: AR 168/05 - H 22/09
Uitspraak: 30 maart 2010
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Vonnis in de zaak van:
[J.S.] en [R.J.],
beiden wonende op Bonaire,
oorspronkelijk eisers/verzoekers,
thans appellanten,
gemachtigde: mr. M. Bijkerk,
- tegen -
de stichting
FUNDASHON KARNAVAL BONAIRE,
gevestigd op Bonaire,
oorspronkelijk gedaagde/verweerder,
thans geïntimeerde,
in hoger beroep niet verschenen.
Partijen worden hierna "[J.S.]", "[R.J.]" en "Fukabo" genoemd.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Op 28 juni 2006, 22 november 2006, 21 februari 2007, 25 april 2007,
23 januari 2008, 28 mei 2008 en 27 augustus 2008 heeft het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Bonaire, tussen partijen uitspraken gedaan. Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en verzocht, de procesgang aldaar en de overwegingen en beslissingen van het GEA verwijst het Hof naar die uitspraken.
1.2 [J.S.] en [R.J.] zijn in hoger beroep gekomen van die uitspraken door op
16 september 2008 een appelschriftuur in te dienen, aangeduid als "akte van appèl, tevens memorie van grieven c.q. beroepschrift", met een productie. Hierbij hebben zij tien grieven (waaronder een grief 5A) tegen de uitspraken aangevoerd en toegelicht. Hun conclusie strekt ertoe - kort gezegd - dat het Hof de uitspraken zal vernietigen, een boekenonderzoek zal gelasten en de besluiten waarbij [J.S.] en [R.J.] zijn ontslagen als bestuursleden van Fukabo, nietig zal verklaren dan wel zal vernietigen, althans de gevolgen ervan ongedaan zal maken, met veroordeling van Fukabo in de proceskosten in beide instanties.
1.3 Een memorie van antwoord is niet ontvangen.
1.4 Op de voor uitlating pleidooi bepaalde rolzitting is zijdens partijen niemand verschenen. Vonnis is bepaald op heden.
2. De ontvankelijkheid van [J.S.] en [R.J.] in het hoger beroep
2.1 Nu [J.S.] en [R.J.] hun appelschriftuur primair hebben ingericht volgens de regels van de procedure die met een vonnis eindigt, zal het Hof uitspraak doen bij vonnis en niet bij beschikking. Voor de inhoud van de beslissing maakt dat overigens geen verschil.
2.2 Gelet op de uitkomst van dit hoger beroep kan in het midden blijven of de appelschriftuur juist is betekend en of Fukabo op de juiste wijze is opgeroepen voor de rolzitting voor uitlating pleidooi.
2.3 Een uitspraak waarin door een of meer uitdrukkelijke dicta een einde is gemaakt aan een gedeelte van het gevorderde, is een deeluitspraak. De dicta waarmee een einde is gemaakt aan een gedeelte van het gevorderde, vormen het einduitspraakgedeelte. De andere dicta vormen het tussenuitspraakgedeelte. Zowel in de procedure die met een vonnis eindigt, als in de procedure die met een beschikking eindigt, geldt voor deeluitspraken dat de appeltermijn tegen het einduitspraakgedeelte aanvangt op de datum van de uitspraak (of in voorkomende gevallen: de datum waarop de uitspraak is medegedeeld of betekend aan de appellant of hem op andere wijze bekend is geworden). De appellant mag dus niet wachten totdat het ook wat betreft het tussenuitspraakgedeelte van de deeluitspraak tot een einduitspraak is gekomen. Daarom is het hoger beroep, voorzover het niet is gericht tegen de beslissing in de beschikking van 27 augustus 2008 om de proceskosten te compenseren, te laat ingesteld en zijn [J.S.] en [R.J.] in zoverre dus niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
2.4 De beslissing in de beschikking van 27 augustus 2008 om de proceskosten te compenseren levert geen voldoende belang op voor dit hoger beroep (zie art. 281b jo. 429q lid 6 Rv). Ook in zoverre zijn [J.S.] en [R.J.] dus niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
BESLISSING:
Het Hof:
verklaart [J.S.] en [R.J.] niet-ontvankelijk in het hoger beroep;
veroordeelt [J.S.] en [R.J.] in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van Fukabo gevallen en tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mrs. G.C.C. Lewin, F.J.P. Lock en E.M. van der Bunt, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba en ter openbare terechtzitting van het Hof op Curaçao uitgesproken op 30 maart 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.