ECLI:NL:OGHNAA:2010:BM1393

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
30 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
EJ 497/08 – H. 59/09
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over uitkeringen in collectieve arbeidsovereenkomst tussen georganiseerde en ongeorganiseerde werknemers

In deze zaak, behandeld door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, gaat het om een geschil over de verschillen in uitkeringen tussen georganiseerde en ongeorganiseerde werknemers. De zaak betreft een hoger beroep dat voortvloeit uit een eerdere tussenbeschikking. De werknemers, vertegenwoordigd door mrs. M.F. Bonapart en Z.V.I. Isenia, hebben bezwaar gemaakt tegen de uitkeringen die hen zijn toegekend in vergelijking met hun georganiseerde collega's. De werkgever, N.V. CURAÇAOSE DOK MAATSCHAPPIJ, vertegenwoordigd door mr. S.E. Thomson, heeft de verschillen verdedigd. De rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging 'Petroleum Werkers Federatie van Curaçao' (PWFC), vertegenwoordigd door mr. Roque Koeijers, is ook als belanghebbende betrokken.

Het Hof heeft in zijn uitspraak op 30 maart 2010 geoordeeld dat de vakantietoeslag en kerstgratificatie voor de jaren 2008 tot en met 2010 zullen worden verhoogd, waardoor de verschillen in uitkeringen gelijk blijven aan die van eerdere jaren. Het Hof concludeert dat deze verschillen niet disproportioneel zijn en niet als discriminatoir kunnen worden aangemerkt. Bovendien zijn er in de tussenbeschikking eindbeslissingen genomen over het verzoek om inzicht in het inschalingsysteem, waar het Hof in beginsel aan gebonden is. Er zijn geen nieuwe redenen om deze beslissingen te herzien.

De uitspraak bevestigt de bestreden beschikking en compenseert de proceskosten in hoger beroep, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. Deze beslissing is genomen in het kader van de geldende wetgeving en internationale maatstaven, waarbij het Hof geen relevante richtlijnen heeft gevonden die een andere conclusie rechtvaardigen.

Uitspraak

Registratienrs. EJ 497/08 – H. 59/09
Uitspraak: 30 maart 2010
BESCHIKKING GEGEVEN DOOR HET GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
in de zaak van:
[werknemer S.] en 55 (voorheen: 69) anderen, volgens de lijst gehecht aan de bestreden beschikking in verbinding met de akte zijdens [werknemer S.] e.a. van 22 januari 2010, onder punt 9),
allen wonend op Curaçao,
oorspronkelijk verzoekers, thans appellanten,
hierna te noemen: de werknemers,
gemachtigden: mrs. M.F. Bonapart en Z.V.I. Isenia,
tegen
de naamloze vennootschap N.V. CURAÇAOSE DOK MAATSCHAPPIJ,
gevestigd op Curaçao,
oorspronkelijk verweerster, thans geïntimeerde,
hierna te noemen: de werkgever,
gemachtigde: mr. S.E. Thomson,
andere belanghebbende:
de rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging ‘Petroleum Werkers Federatie van Curaçao’ (PWFC),
gevestigd op Curaçao,
gemachtigde: mr. Roque Koeijers.
Verder verloop van de procedure
1.1. Het Hof verwijst naar zijn tussenbeschikking van 27 oktober 2009.
1.2. Op 22 januari 2009 hebben [werknemer S.] e.a. een akte genomen.
1.3. Op 26 januari 2010 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Verschenen zijn [werknemer S.] en [I.W.], vergezeld van hun gemachtigden. Aan de zijde van de werkgever zijn verschenen de Human Resource manager [J.R.] en de Human Resource officer [S.S.], alsmede de gemachtigde van de werkgever. Aan de zijde van PWFC zijn verschenen enkele bestuursleden, alsmede de gemachtigde. De gemachtigden van de werkgever en van PWFC hebben pleitaantekeningen overgelegd. Aan het eind van de zitting is afgesproken dat de werknemers een antwoordakte zouden nemen.
1.4. Op 16 februari 2010 hebben de werknemers een antwoordakte genomen.
1.5. Partijen hebben om een beschikking gevraagd waarvan de uitspraak bepaald is op heden.
2. Beoordeling
Verzoek onder 1 (verschil in uitkeringen)
2.1. In de tussenbeschikking heeft het Hof, onder referte aan eerdere rechtspraak van het GEA en van het Hof en voorlopig oordelend, hier te lande geldende maatstaven aangelegd. Ervan uitgaande dat, zoals in de tussenbeschikking is overwogen (rov. 3.2 en 3.8), de wet niet in de weg staat aan een bevoordeling van georganiseerden in de collectieve arbeidsovereenkomst, rijst de vraag of – aangenomen dat daarom toepassing moet worden gegeven aan artikel 5 lid 1 Statuut in verbinding met artikel 94 Grondwet – hier niet internationale maatstaven behoren te gelden (vgl. HR 10 augustus 2001, NJ 2002, 278, rov. 3.9). Er zijn het Hof geen internationale maatstaven bekend geworden die een bruikbaar criterium opleveren ter beantwoording van de vraag of een concrete bevoordeling van georganiseerden (‘union wage premium’, ‘union wage advantage’) toelaatbaar is. Ook in het kader van de International Labour Organisation (ILO) zijn te dezer zake geen richtsnoeren ontwikkeld.
2.2. Deze kwestie kan echter in het midden blijven. Blijkens de pleitaantekeningen van de gemachtigde van de werkgever (onder 13) en het schriftuur van de gemachtigde van PWFC (tweede blad, aan het slot) van 26 januari 2010, zullen de vakantietoeslag en de kerstgratificatie van de ongeorganiseerden over de jaren 2008 tot en met 2010 worden verhoogd, zodat het verschil over deze jaren hetzelfde is als het verschil over de jaren 2005 tot en met 2007. Onder verwijzing naar rov. 3.14 van de tussenbeschikking, acht het Hof onder deze omstandigheid het verschil ook met toepassing van hier te lande vigerende maatstaven niet disproportioneel en niet discriminatoir. Van strijd met goed werkgeverschap is a fortiori geen sprake.
Verzoek onder 2 (inzicht in inschalingsysteem)
2.3. Ten aanzien van deze kwestie zijn in de tussenbeschikking geen voorlopige oordelen gegeven, maar zijn eindbeslissingen genomen waaraan het Hof in beginsel gebonden is. Er zijn geen redenen om daarop terug te komen.
Conclusie
2.4. Uit het voorgaande volgt dat de bestreden beschikking moet worden bevestigd. Gelet op de ontwikkeling na de tussenbeschikking zullen de proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd.
3. Beslissing
Het Hof bevestigt de bestreden beschikking en compenseert de kosten van de procedure in hoger beroep aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J. de Boer, H.L. Wattel en J.P. de Haan, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 maart 2010 op Curaçao, in tegenwoordigheid van de griffier.