ECLI:NL:OGHNAA:2010:BM0332
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-deeluitspraak en ontvankelijkheid van het hoger beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen een uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Sint Maarten. De uitspraak van het GEA, gedateerd op 23 juni 2009, werd aangeduid als een 'ambtshalve rolbeschikking'. De appellant heeft een beroepschrift ingediend met de verzoek om de uitspraak van het GEA te vernietigen en de zaak aan te houden totdat hij in de gelegenheid is gesteld zijn bezwaren te uiten tegen de behandeling van het verzoekschrift van de Bank als spoedeisende bodemzaak. Echter, op de dag van de mondelinge behandeling zijn beide partijen niet verschenen.
Het Hof heeft vervolgens de ontvankelijkheid van het hoger beroep beoordeeld. Het Hof oordeelt dat de bestreden uitspraak niet kan worden aangemerkt als een deeluitspraak, omdat er geen einde is gemaakt aan het geding omtrent enig deel van het gevorderde. Volgens artikel 263a lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is voor tussentijds appel tegen vonnissen en beschikkingen die aan het eindvonnis voorafgaan, vergunning van het Hof vereist. De termijn voor het indienen van een verzoek om vergunning is twee weken, en deze termijn was in dit geval verstreken.
Daarom heeft het Hof besloten dat [appellant] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het hoger beroep. Tevens is [appellant] veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, die aan de zijde van de Bank op nihil zijn begroot. De uitspraak is gedaan door de leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba en is op 12 maart 2010 in het openbaar uitgesproken.