Registratienummer: KG 55/09 - H 1/10
Uitspraak: 2 maart 2010
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Vonnis in kort geding in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
GREAT ELEPHANT CORPORATION,
gevestigd te Taipei, Taiwan,
oorspronkelijk eiseres,
thans appellante,
gemachtigden: mrs. J. Essed en R. Rijnberg,
de rechtspersoon naar buitenlands recht
ELENI EFTA SPECIAL MARITIME ENTERPRISES,
gevestigd te Pireaus, Griekenland,
oorspronkelijk gedaagde,
thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. F.F. Kunst.
Partijen worden hierna "Great Elephant" en "Eleni Efta" genoemd.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Op 26 oktober 2009 heeft het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Sint Eustatius (verder: GEA), tussen partijen vonnis in kort geding gewezen. Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en gevorderd, de procesgang aldaar en de overwegingen en beslissingen van het GEA verwijst het Hof naar dat vonnis.
1.2 Great Elephant is in hoger beroep gekomen van dat vonnis door op 16 november 2009 een akte van hoger beroep in te dienen. Bij op 7 december 2009 ingekomen memorie van grieven, met producties, heeft zij vier grieven tegen het vonnis aangevoerd en drie daarvan toegelicht. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof het vonnis zal vernietigen en, uitvoerbaar bij voorraad, - kort gezegd - primair het beslag zal opheffen, subsidiair Eleni Efta zal bevelen het beslag op te heffen op straffe van verbeurte van dwangsommen, meer subsidiair Eleni Efta zal bevelen de brandstof voor eigen rekening en risico uit het schip Eagle Valencia te verwijderen en op te slaan op straffe van verbeurte van dwangsommen, met veroordeling van Eleni Efta in de proceskosten in beide instanties.
1.3 Bij memorie van antwoord heeft Eleni Efta de grieven bestreden. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof het vonnis zal bekrachtigen, althans het beroep zal verwerpen, met veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van Great Elephant in de proceskosten van beide instanties, althans het hoger beroep.
1.4 Op de voor pleidooi nader bepaalde dag hebben mrs. Rijnberg en Kunst gepleit aan de hand van pleitnotities, die zij hebben overgelegd. Zijdens Eleni Efta heeft ook mr. M. Wattel, advocaat in Nederland, gepleit. Voorts zijn aan beide zijden producties in het geding gebracht. Vonnis is bepaald op heden.
Voor de grieven verwijst het Hof naar de memorie van grieven.
3.1 Bij gelegenheid van de pleidooien heeft het Hof reeds beslist, met goedvinden van partijen, dat het productie 18 buiten beschouwing zal laten wegens strijd met de eisen van een goede procesorde. Voor het overige zal het Hof acht slaan op alle producties die bij gelegenheid van de pleidooien in het geding zijn gebracht. Partijen hebben voldoende gelegenheid gehad zich daarover uit te laten, van welke gelegenheid zij ook gebruik hebben gemaakt.
3.2 Geen grieven zijn gericht tegen de door het GEA onder 2.1 en 2.2, eerste en derde volzin, als vaststaand aangenomen feiten. De vaststelling komt het Hof juist voor. Het Hof gaat daarom van die vaststelling uit.
3.3 Het GEA heeft de vordering van Great Elephant tot opheffing van het gelegde beslag afgewezen. Hiertegen is het hoger beroep gericht. Bij memorie van grieven heeft Great Elephant een subsidiaire en meer subsidiaire vordering ingesteld zoals hiervoor onder 1.2 verkort is weergegeven.
3.4 Great Elephant heeft gesteld dat de beslagen bunkers niet haar eigendom zijn, maar eigendom van de rechtspersoon naar buitenlands recht Taiwan Maritime Transportation Corporation, gevestigd te Taipei, Taiwan (hierna: TMT). Het GEA heeft deze stelling verworpen als onvoldoende aannemelijk. De eerste twee grieven zijn gericht tegen (de motivering van) dit oordeel en lenen zich voor gezamenlijke bespreking.
3.5 Ter onderbouwing van voornoemde stelling heeft Great Elephant overgelegd:
- twee brieven van [T.C.] namens TMT, waarin deze verklaart dat de bunkers haar eigendom zijn, omdat Great Elephant er nog niet voor heeft betaald (productie 2 bij inleidend verzoekschrift);
- twee brieven van [T.C.] namens TMT aan Great Elephant, waarin deze geldbedragen in rekening brengt voor bunkers, geleverd op of voor 24 augustus 2009 te Fujairah en op 20 oktober 2009 op Sint Eustatius. TMT staat in beide brieven aangeduid als "seller" en Great Elephant als "buyer" (producties 3 en 4 bij inleidend verzoekschrift);
- geschriften die betrekking hebben op het schip Gulf Sheba (productie 11 tot en met 11.9 bij memorie van grieven), waaronder algemene voorwaarden getiteld "Peninsula Petroleum - Marine Fuels - Terms and conditions of sale - February 2009", waarvan art. 9(a) vermeldt:
<small>"... Title to the Marine Fuels shall pass to the Buyer upon payment of the Marine Fuels delivered, pursuant to the terms of Clause 14 hereof. Until such payment has been made, the Sellers shall have a right of lien over the Marine Fuels delivered. ..."</small>
- een brief van [T.C.] namens TMT, waarin deze verklaart dat brandstof ten behoeve van het schip Gulf Sheba haar eigendom is, omdat Great Elephant er nog niet voor heeft betaald (productie 12 bij memorie van grieven);
- een nota van NuStar aan TMT (productie 13 bij memorie van grieven) en een nota van TMT aan Great Elephant (productie 14 bij memorie van grieven), beide in verband met brandstof, geleverd op 21 oktober 2009 aan het schip Eagle Valencia.
- een gezamenlijke verklaring van TMT en Great Elephant van 8 februari 2010 (productie 19 bij pleidooi in hoger beroep), die onder meer inhoudt:
<small>"The arrangement that is in place and which is in operation between TMT and GEC is as follows: ... 3. Title in the bunkers remains with TMT until GEC makes payment to TMT"</small>
3.6 Ter betwisting van voornoemde stelling heeft Eleni Efta (onder meer) aangevoerd:
- de producties 3, 4, 11.2 en 11.8 zijn niet gedateerd (zodat ze achteraf kunnen zijn opgemaakt om de schijn te wekken dat de bunkers van TMT zijn; toevoeging Hof);
- bij productie 4 bevindt zich een e-mailbericht van [D.L.] namens International Petroleum Services Inc. waarin staat vermeld:
<small>"as per instructions received from buyer Great Elephant Corp.
c/o TMT Co. Ltd., Taipei with International Petroleum Services Inc., acting as broker only, we are pleased to confirm following nomination placed with seller NuStar Terminal Marine Services N.V. c/o NuStar Energy L.P." </small>
(zodat volgens dat bericht niet TMT, maar Great Elephant rechtstreeks van de bunkerleverancier NuStar heeft gekocht; toevoeging Hof);
- de bunkers in de schepen Gulf Sheba en Genmar St Nikolas worden volgens een brief van de Britse advocaten van Great Elephant (productie 10 bij inleidend verzoekschrift) door Eleni Efta gehouden als zekerheid voor haar vordering op Great Elephant (zodat de stelling van Great Elephant dat TMT altijd jegens Great Elephant een eigendomsvoorbehoud bedingt, niet opgaat; toevoeging Hof).
- de algemene voorwaarden van bunkerleveranciers NuStar en Chemoil (productie 6 en 7 bij memorie van antwoord) vermelden geen eigendomsvoorbehoud.
3.7 Bij afweging van de argumenten over en weer verenigt het Hof zich met de overweging van het GEA dat onvoldoende aannemelijk is dat de beslagen bunkers niet het eigendom van Great Elephant zijn. Hierbij overweegt het Hof nog dat de algemene voorwaarden waarop Great Elephant zich heeft beroepen (productie 11.3) van Peninsula Petroleum Limited zijn (zie ook de definitie van "Seller" in art. 1 daarvan), terwijl vast staat dat de beslagen bunkers niet van Peninsula Petroleum Limited afkomstig zijn, maar van andere bunkerleveranciers, die geen eigendomsvoorbehoud hanteren. Dit doet afbreuk aan de aannemelijkheid van de door Great Elephant verdedigde stelling.
De grieven 1 en 2 falen, waarbij in het midden kan blijven waarop de beslissing van de voorzieningenrechter te Rotterdam is gebaseerd.
3.8 De derde grief is - naar het Hof begrijpt - gericht tegen het oordeel van het GEA in rov. 2.11 dat niet staande kan worden gehouden dat Eleni Efta reeds over voldoende zekerheid voor het verhaal van haar vordering beschikt. De grief is niet toegelicht. Het Hof verenigt zich met dit oordeel van het GEA en de daaraan door het GEA ten grondslag gelegde motivering.
3.9 Bij de vierde grief heeft Great Elephant betoogd dat het beslag vexatoir is. Gelet op de concrete omstandigheden ten tijde van de beslaglegging, waaronder de hoogte van de te verhalen vordering, de waarde van de beslagen goederen en de wijze waarop Great Elephant door het beslag in haar belangen wordt getroffen, verwerpt het Hof dat betoog, een en ander op de gronden die ook het GEA heeft gehanteerd. Hetgeen Great Elephant hierover in hoger beroep heeft aangevoerd, maakt niet aannemelijk dat de wijze waarop Great Elephant door het beslag in haar belangen wordt getroffen, als onevenredig zwaar moet worden aangemerkt. Hierbij is van belang dat Great Elephant geen andere vormen van zekerheidsstelling heeft aangeboden. Indien Great Elephant daartoe financieel niet in staat is, komt dat voor haar risico.
3.10 Een belangenafweging van partijen leidt ertoe dat ook het "ten uiterste" gedane verzoek moet worden afgewezen. Great Elephant moge een spoedeisend belang erbij hebben dat de brandstof van boord wordt verwijderd, maar er is geen rechtsgrond gesteld of gebleken voor het oordeel dat zij kan verlangen dat dit op kosten van Eleni Efta gebeurt, zo dit al mogelijk is, gelet op de praktische bezwaren en het andere beslag.
3.11 Het bestreden vonnis dient te worden bevestigd. Great Elephant zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep.
bevestigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt Great Elephant in de kosten van dit hoger beroep, aan de zijde van Eleni Efta gevallen en tot op heden begroot op NAF. 26.100,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis, alsmede het vonnis waarvan beroep, uitvoerbaar bij voorraad wat betreft de daarbij uitgesproken proceskostenveroordelingen.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J. de Boer, G.C.C. Lewin en M. Schoemaker, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba en ter openbare terechtzitting van het Hof op Curaçao uitgesproken op 2 maart 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.