ECLI:NL:OGHNAA:2010:BL7880

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
4 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HAR 36/09
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleveringsdetentie verzoek afgewezen

In deze zaak heeft de opgeëiste persoon, geboren op 1 juli 1967 te Plymouth, Montserrat, thans gedetineerd in het Huis van Bewaring Point Blanche te Sint Maarten, verzocht om opheffing of schorsing van zijn uitleveringsdetentie. Dit verzoek is ingediend op 12 januari 2010 en behandeld tijdens de openbare terechtzitting op 28 januari 2010. De opgeëiste persoon stelde dat de Franse autoriteiten inbreuk maken op zijn recht om binnen een redelijke termijn te worden berecht, en dat er sinds 2003 geen voortgang is in zijn zaak. Hij betoogde dat de lange duur van de procedure een reden zou moeten zijn om zijn detentie op te heffen.

Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba heeft echter geoordeeld dat het tijdsverloop sinds 2003 niet zodanig lang is dat het recht op vervolging verloren is gegaan. De rechtbank benadrukte dat een overschrijding van de redelijke termijn niet automatisch leidt tot verval van het recht op vervolging. De belangen van de voortzetting van de uitleveringsdetentie, waaronder de verplichtingen jegens de Republiek Frankrijk, zijn zwaarder gewogen dan de belangen van de opgeëiste persoon.

De rechter-commissaris had op 9 maart 2009 de voorlopige detentie rechtmatig verklaard, en het Hof concludeerde dat er geen redenen waren aangevoerd die de opheffing of schorsing van de uitleveringsdetentie rechtvaardigden. Daarom heeft het Hof de verzoeken van de opgeëiste persoon afgewezen. Deze beschikking is uitgesproken op 4 februari 2010 door de rechters G.C.C. Lewin, M. Keppels en M. Schoemaker, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Uitleveringszaken over 2010
Nummer: HAR 36/09
Datum uitspraak: 4 februari 2010
HET GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak tegen:
[de opgeëiste persoon],
geboren op 1 juli 1967 te Plymouth, Montserrat,
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring Point Blanche te Sint Maarten,
verder te noemen: "de opgeëiste persoon".
1. Het procesverloop
Bij op 12 januari 2010 ingekomen beroepschrift heeft de opgeëiste persoon het Hof verzocht zijn uitleveringsdetentie op te heffen, althans te schorsen onder zekerheidsstelling. Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van 28 januari 2010. Verschenen en gehoord zijn de opgeëiste persoon, zijn gemachtigde mr. S.R. Bommel en de wnd. procureur-generaal mr. A.C. van der Schans.
2. De beoordeling
De uitleveringsdetentie is gebaseerd op de artikelen 9 en 10 van het Nederlands-Antilliaans Uitleveringsbesluit. Op 9 maart 2009 heeft de rechter-commissaris terecht de voorlopige detentie rechtmatig verklaard.
De opgeëiste persoon heeft gesteld dat de Franse autoriteiten inbreuk maken op zijn recht om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Hij heeft daartoe gesteld dat hem door de handelwijze van de Franse autoriteiten sedert 2003 een bijl boven het hoofd wordt gehouden, nu zij in 2003 de kans hebben gehad om het incident waarvan de uitlevering thans wordt verzocht, te onderzoeken.
Anders dan de opgeëiste persoon heeft gesteld, is het sedert 2003 verstreken tijdsverloop niet zodanig lang dat thans reeds op basis van de voorhanden stukken tot de conclusie kan worden gekomen dat de vervolgende instantie het recht op vervolging van de opgeëiste persoon, mede gelet op het feitencomplex, heeft verloren. Een overschrijding van de redelijke termijn leidt niet zonder meer tot verval van het recht op vervolging.
De duur van de berechting door de Franse autoriteiten levert dus geen grond op voor opheffing van de uitleveringsdetentie.
Voor het overige is geen reden aangevoerd of aannemelijk geworden waarom de uitleveringsdetentie zou moeten worden opgeheven. Het verzoek daartoe dient dus te worden afgewezen.
De belangen bij voortzetting van de uitleveringsdetentie, waaronder het belang bij nakoming van de verdragsverplichtingen jegens de Republiek Frankrijk, wegen, alle omstandigheden in aanmerking genomen, zwaarder dan het belang van de opgeëiste persoon bij schorsing van de uitleveringsdetentie. Het verzoek om schorsing dient dus eveneens te worden afgewezen.
3. De beslissing
Het Hof wijst de verzoeken af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G.C.C. Lewin, M. Keppels en M. Schoemaker, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba en ter openbare terechtzitting van het Hof op Curaçao in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken op 4 februari 2010.