ECLI:NL:OGHNAA:2010:BL6556

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
25 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
H 200/2009
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en medeplegen van vuurwapenverordening op Bonaire

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba op 25 februari 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte voor poging tot doodslag en het medeplegen van een overtreding van de Vuurwapenverordening. De verdachte, geboren in 1988 op Bonaire, werd beschuldigd van een gewelddadige overval op Pue Snack in de nacht van 1 op 2 december 2008, waarbij hij samen met anderen een slachtoffer, [slachtoffer H.W.], met een kapmes heeft bedreigd en verwond. De overval liep uit de hand, wat resulteerde in levensgevaarlijke verwondingen voor het slachtoffer. Het Hof hield bij de strafoplegging rekening met het feit dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar, waarvan twee jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Het Hof benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de rechtsorde op Bonaire, en oordeelde dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gerechtvaardigd was, maar dat er ook ruimte was voor een voorwaardelijk deel van de straf, gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het rapport van de Stichting Reclassering Bonaire. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. C.J. Hart, en de vordering van de procureur-generaal werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij het eerdere vonnis werd vernietigd.

Uitspraak

Uitspraak: 25 februari 2010
Nummer: H 200/2009
Parketnummer: 400.00135/09
Tegenspraak
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
S T R A F V O N N I S
gewezen in het hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Bonaire van 9 september 2009
in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [datum] 1988 op Bonaire,
wonende op Bonaire, thans alhier gedetineerd.
<u>Het onderzoek ter terechtzitting</u>
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 19 augustus 2009, zoals daarvan blijkt uit het proces-verbaal van die terechtzitting, alsmede van dat in hoger beroep van 11 februari 2010 op Bonaire.
Het Hof heeft kennis genomen van de vordering van de (waarnemend) procureur-generaal, mr. A.C. van der Schans, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. E.T. Wesselius naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep wordt vernietigd en dat het Hof verdachte terzake feit 1 subsidiair en feit 2 zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 jaren, met aftrek van voorarrest.
In eerste aanleg is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 jaren, met aftrek van voorarrest. Voorts zijn de vorderingen van de benadeelde partijen Xie en Wu toegewezen, ieder tot een bedrag van NAF. 5.000,=.
<u>De tenlastelegging</u>
Aan de verdachte is tenlastegelegd: …
<u>Het vonnis waarvan beroep</u>
Het Hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen nu het zich daar niet mee kan verenigen.
<u>Vrijspraak</u>
Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 1 primair ten laste is gelegd zodat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
<u>De bewezenverklaring</u>
Het Hof acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder feit 1 subsidiair, en hetgeen onder feit 2 is tenlastegelegd, met dien verstande:
<u>feit 1 subsidiair: </u>
dat hij in de nacht van 1 december 2008 op 2 december 2008, op het eiland Bonaire, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om opzettelijk, [slachtoffer H.W.] van het leven te beroven, opzettelijk,
- een kapmes tegen de hals van [slachtoffer H.W.] heeft gehouden, en
- vervolgens die [slachtoffer H.W.] heeft gedwongen met zijn hoofd naar beneden en met dat kapmes tegen de hals van die [slachtoffer H.W.] gedrukt naar de keuken te lopen om aldaar op de grond te gaan zitten, en
- met dat kapmes in de nek van die [slachtoffer H.W.] heeft geslagen,
terwijl de verdere uitvoering van dat door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
<u>feit 2: </u>
dat hij in de nacht van 1 december 2008 op 2 december 2008, op het eiland Bonaire, tezamen en in vereniging met anderen voorhanden heeft gehad een voor bedreiging of afdreiging geschikt voorwerp, in de zin van de Vuurwapenverordening 1930;
Kennelijke schrijffouten in de telastlegging worden in de bewezenverklaring verbeterd gelezen en <i>gecursiveerd</i> weergegeven. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is telastegelegd is niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
<u>De bewijsmiddelen</u>
Het Hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in geval van beroep in cassatie in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
<u>De kwalificatie en strafbaarheid van de feiten</u>
Het bewezene levert op:
<u>Feit 1, subsidiair</u>
Poging doodslag, strafbaar gesteld bij artikel 300 en 47 van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen;
<u>Feit 2 </u>
Medeplegen van overtreding van het verbod, gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordering 1930, strafbaar gesteld bij artikel 11 van die landsverordening.
Het bewezene is strafbaar, nu geen feiten en omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid opheffen of uitsluiten.
<u>De strafbaarheid van de verdachte</u>
De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.
<u>De op te leggen straf</u>
Bij de bepaling van de straf heeft het Hof gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
De verdachte heeft zich met anderen schuldig gemaakt aan een overval op Pue Snack waarbij verdachte heeft geprobeerd iemand om het leven te brengen. Een en ander heeft de rechtsorde op Bonaire ernstig geschokt, met name vanwege de bloedige gevolgen ervan voor de slachtoffers. Met zijn mededaders heeft hij de overval tevoren gepland en de taken verdeeld. Een van hen zou met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp buiten blijven op de uitkijk en de verdachte en de andere mededader zouden het pand betreden, met kapmes en mes bewapend op zoek naar geld dat daar aanwezig moest zijn, naar zij dachten. De overval is door toedoen van de verdachte op een verschrikkelijke manier uit de hand gelopen en heeft erin uitgemond dat [slachtoffer H.W.] levensgevaarlijk gewond is geraakt met een diepe wond in zijn nek. Het toebrengen van die verwondingen wordt de verdachte in ernstige mate aangerekend. Voor het plegen van dit soort feiten is dan ook een onvoorwaardelijke gevangenisstraf geïndiceerd.
Bij het opleggen van die straf houdt het Hof er rekening mee dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Gelet op de persoon van verdachte, zijn persoonlijke omstandigheden en het daaromtrent opgestelde rapport van de Stichting Reclassering Bonaire, ziet het Hof aanleiding een gedeelte van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. Hieraan wordt een proeftijd van 3 jaar gekoppeld. Deze dient er mede toe de verdachte in de toekomst van het plegen van strafbare feiten te weerhouden.
Gelet op het voorgaande acht het Hof na te melden strafoplegging aangewezen.
<u>De vordering van de benadeelde partijen</u>
Tijdens de behandeling van de zaak in hoger beroep heeft zich niemand als benadeelde partij gesteld. Uit het proces-verbaal van de zitting van het Gerecht in eerste aanleg blijkt dit evenmin, zodat het Hof niet met voldoende zekerheid kan vaststellen dat een benadeelde partij zich heeft gesteld. Hierover hoeft dan ook verder niets te worden beslist.
<u>De toepasselijke wettelijke voorschriften</u>
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 17a, 17b, 17c, 17d, 31, 59 en 96 van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen.
<u>RECHTDOENDE IN NAAM DER KONINGIN IN HOGER BEROEP</u>
Het Hof:
Vernietigt het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Bonaire, van 9 september 2009 en doet opnieuw recht.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder feit 1 subsidiair en feit 2 tenlastegelegde feiten, zoals hiervoor bewezen geacht, heeft begaan.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar.
Kwalificeert het bewezene als voren omschreven.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (ZES) jaren.
Beveelt dat van deze straf een gedeelte, groot 2 (TWEE) jaren, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij later anders mocht worden gelast op grond dat de veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt bepaald op 3 (DRIE) jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Als bijzondere voorwaarde wordt gesteld dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens de Stichting Reclassering Bonaire, zulks zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt, met opdracht aan die instelling als bedoeld in artikel 17d van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak, in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J.R. Sijmonsma, F.J.P. Lock en E.M. van der Bunt, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, en ter openbare terechtzitting van het Hof op Curaçao, uitgesproken op 25 februari 2010 in tegenwoordigheid van de griffier mr. C.J. Hart.