UITSPRAAK: 19 januari 2010
ZAAKNR.: AR-3475/06-H-89/09
HET GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN DE
NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
de naamloze vennootschap STEEL MECHANIC ELECTRICAL COMPANY N.V. (hierna Smeca),
gevestigd in Aruba,
voorheen eiseres, thans appellante,
gemachtigde: mr. M.O. Lopez,
de naamloze vennootschap VALERO REFINING COMPANY ARUBA N.V., h.o.d.n. Valero Aruba Refinery (hierna Valero),
gevestigd in Aruba,
voorheen gedaagde, thans geïntimeerde,
gemachtigden: mrs. M.E.D. Brown en E.H.J. Martis,
en
[S.G.],
wonend in Aruba,
voorheen gedaagde, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. E. Duijneveld,
en
[L.M.],
wonend in Aruba,
voorheen gedaagde, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. M. Croes.
1. Het verloop van de procedure
Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en gevorderd, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (verder: het GEA), wordt verwezen naar het tussen partijen in deze zaak gewezen vonnis van 19 november 2008. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.
Smeca is in hoger beroep gekomen van gemeld vonnis door indiening op 26 november 2008 van een daartoe strekkende akte ter griffie van het GEA. Bij op 29 december 2008 ter griffie ingediende memorie van grieven heeft zij drie grieven aangevoerd en toegelicht. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof het bestreden vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoend, de geïntimeerden hoofdelijk zal veroordelen in de gewijzigde vordering, met veroordeling van hen in de kosten in beide instanties.
Valero en [S.G.] hebben elke afzonderlijk een memorie van antwoord genomen. Beiden hebben daarin geconcludeerd tot bevestiging van het beroepen vonnis met veroordeling van Smeca in de proceskosten.
Op de nader voor pleidooi bepaalde dag hebben Smeca, Valero en [L.M.] pleitnotities overgelegd. Nadat Valero en [L.M.] nog een akte uitlating hebben genomen is bepaald dat vonnis zal worden gewezen, waarvan de uitspraak is bepaald op heden.
Smeca is tijdig en op de juiste wijze in beroep gekomen van het door haar bestreden vonnis, zodat zij daarin kan worden ontvangen.
Voor de inhoud van de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.
4.1 Er is niet gegriefd tegen de volgende door het GEA vastgestelde feiten:
De directeur van Smeca, [directeur], is van maart 2005 tot en met december 2005 (hierna de periode) ziek geweest en heeft in die periode langdurig in het buitenland verbleven. In die periode heeft Valero Smeca voor haar werkzaamheden betaald en wel door middel van cheques die op naam zijn gesteld van Smeca en/of [S.G.] en die aan [S.G.] zijn afgegeven.
Het Hof zal ook van die feiten uitgaan.
4.2 Kort gezegd stelt Smeca dat zij nooit aan Valero heeft meegedeeld dat de cheques ook op naam van [S.G.] konden worden gesteld noch dat deze aan [S.G.] mochten worden afgegeven. Valero dient dus nog steeds rechtsgeldig te betalen. [S.G.] heeft de cheques, aldus Smeca, geïnd, in een aantal gevallen met [L.M.] of zij heeft de cheques door [L.M.] laten innen. Het aldus ontvangen geld is nooit aan Smeca afgedragen.
4.3 Valero heeft bij dupliek onder 5 gesteld dat [S.G.] bevoegd was om Smeca te vertegenwoordigen en heeft daarbij gewezen op de door [S.G.] bij conclusie van antwoord overgelegde productie 7. Deze productie, een stuk dat linksboven is gedateerd op 15 augustus 2004, houdt onder meer in:
<i>“ … I, [directeur], Managing Director of S.M.E.C.A. N.V. hereby transfers all authority both Operating and Administrative to [S.G.]. …”</i>
Ook in haar memorie van antwoord heeft Valero op deze volmacht gewezen (daarbij stellende dat de volmacht van 11 januari 2005 zou zijn, de datering die boven de handtekeningen van de vier ondertekenaars, waaronder [directeur], is vermeld). Smeca heeft hier niets, in elk geval niet iets dat voldoende is gemotiveerd, tegen aangevoerd, zodat het Hof het ervoor houdt dat Valero bevoegd was om de cheques mede op naam van [S.G.] uit te schrijven. Nu Smeca geen grondslag heeft aangevoerd waarom Valero aansprakelijk zou zijn voor het feit dat door haar op naam van Smeca en/of [S.G.] uitgeschreven cheques zijn geïnd door [L.M.], wordt de vordering voor zover ingesteld tegen Valero afgewezen.
4.4.1.1 Smeca heeft voor haar vordering tegen [L.M.] twee grondslagen aangevoerd. Ten eerste heeft [L.M.], kort gezegd, geen, in elk geval onvoldoende, rekening en verantwoording afgelegd voor de door hem en [S.G.] in de periode geïnde cheques. Naar het Hof begrijpt zijn niet alle cheques door [L.M.] geïnd, zodat zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet duidelijk is waarom [L.M.], behoudens het hierna onder 4.4.2 volgende, aansprakelijk zou zijn voor het totale bedrag van de in de periode op naam van Smeca en/of [S.G.] uitgeschreven en geïnde cheques. Dit betekent dat hij niet voor dit totaal kan worden aangesproken.
4.4.1.2 In zijn conclusie van antwoord schrijft [L.M.] onder 6 dat het best waar zou kunnen zijn dat hij enige cheques met [S.G.] heeft verzilverd. Voor de bedragen die hij met die cheques heeft geïnd, dient hij rekening en verantwoording af te leggen. Bij repliek heeft Smeca niet, in elk geval niet voldoende gemotiveerd, gereageerd op dit verweer en ook in haar appelstukken heeft Smeca zich hier onvoldoende over uitgelaten, zodat wat dat betreft het Hof het ervoor houdt dat [L.M.] inderdaad slechts enige cheques heeft geïnd. Het was vervolgens aan Smeca om onderzoek te doen naar de vraag welke cheques door [L.M.] zijn geïnd, hetgeen zij echter niet heeft gedaan, zodat de vordering tegen [L.M.] wat dit betreft heeft te gelden als onvoldoende gespecificeerd en daarom moet worden afgewezen. Voor de volledigheid merkt het Hof nog op dat een dergelijke individualisering in beginsel op het pad ligt van Smeca als de persoon die stelt dat [L.M.] enkele cheques van een redelijk groot aantal heeft geïnd. Een en ander moet ook mogelijk zijn voor Smeca door bij de bank waar de cheques zijn geïnd te informeren wie de cheques heeft geïnd, maar ook door controle in de eigen boekhouding. Voor zover dit niet meer mogelijk is via de eigen boekhouding (Smeca heeft in haar pleidooi in dit beroep aangevoerd dat er bij haar is ingebroken waarbij onder meer haar administratie is meegenomen), komt dit in beginsel voor haar risico en is onvoldoende gesteld om aan dit beginsel voorbij te gaan.
4.4.2 De tweede grondslag die Smeca voor haar vordering heeft aangevoerd is de stelling dat [L.M.] valselijk de bij inleidend verzoekschrift als productie VIII overgelegde volmacht van 1 maart 2005 heeft opgemaakt (zie hetgeen onder 18 in het inleidend verzoekschrift is vermeld) met behulp van welke valse volmacht [L.M.] met [S.G.] de cheques heeft geïnd. De betreffende volmacht is gericht aan [L.K.] van Valero en houdt in, voor zover hier van belang: “Please accept this as your authority to make all checks payable to SMECA NV and/or [S.G.] until further notice”.
De stelling dat [L.M.] deze volmacht valselijk heeft opgemaakt dan wel dat hij hierbij betrokken is geweest, is door [L.M.] ontkend, zodat het Hof Smeca, gelet op haar bewijsaanbod, zal toelaten om te bewijzen dat deze volmacht valselijk door [L.M.] is opgemaakt dan wel dat hij hierbij betrokken is geweest. Het Hof zal Smeca eerst de gelegenheid gegeven om zich uit te laten over de vraag op welke wijze zij dit bewijs wenst te leveren. Het Hof merkt voor alle duidelijkheid nog op dat als vast komt te staan dat [L.M.] betrokken is geweest bij het valselijk opmaken van de volmacht, hij aansprakelijk is voor het volledige bedrag minus de betalingen aan crediteuren van Smeca met behulp van de gelden afkomstig van de geïnde cheques. Het is dan immers niet meer relevant welke cheques hij precies heeft geïnd, omdat in zijn zaak, gelet op de door hem gevoerde verweren, dan heeft te gelden dat alle cheques met behulp van die valse volmacht zijn geïnd.
4.5.1 Terzake de tegen [S.G.] ingestelde vordering stelt het Hof voorop dat [S.G.] niet heeft ontkend cheques te hebben geïnd. Het Hof houdt het ervoor, mede gelet op de door haar bij conclusie van antwoord als productie 7 overgelegde volmacht van 15 augustus 2004, waarvan de inhoud niet, dan wel onvoldoende gemotiveerd door Smeca is betwist, dat [S.G.] die cheques bevoegdelijk heeft geïnd. Dit brengt met zich dat zij rekening en verantwoording dient af te leggen over hetgeen is geschied met de door haar ontvangen gelden. Als eerste dient dan de vraag te worden beantwoord hoeveel geld er door haar is geïnd.
4.5.2 In haar inleidend verzoekschrift heeft Smeca gesteld bij Valero in de periode werkzaamheden te hebben uitgevoerd voor een bedrag van Afl. 791.075,85 (zie ook productie I bij het inleidend verzoekschrift). Zij stelt te vorderen te hebben Afl. 619.850,81 waarbij zij heeft opgemerkt zelf een cheque te hebben geïnd van Afl. 143.719,05. Dit impliceert dat in de betreffende periode Valero aan cheques heeft uitgeschreven een totaal bedrag van Afl. 763.569,86 (hetgeen overigens niet lijkt te sporen met de bij het inleidend verzoekschrift overgelegde productie VII, maar nu de inhoud van die productie wat dit betreft onvoldoende is toegelicht, laat het Hof die productie buiten beschouwing). In haar conclusie van repliek noemt Smeca geen bedragen en in haar akte uitlating producties blijft zij zonder verdere motivering bij het bedrag van Afl. 619.850,81. Bij pleidooi in eerste aanleg stelt Smeca dat de vermiste som Afl. 633.186,21 bedraagt. Een toelichting is niet gegeven en een akte vermeerdering van eis is niet ingediend. Zonder nadere motivering vermeldt Smeca in haar memorie van grieven dat het bedrag waarvan moet worden uitgegaan Afl. 791.675,95 bedraagt. Van dit bedrag moet worden afgetrokken de door haar zelf geïnde cheque van Afl. 143.719,05 en een bedrag van Afl. 119.040,- zijnde het bedrag dat [S.G.] in de periode aan werknemers van Smeca heeft uitbetaald, zodat zij thans in beroep vordert een bedrag van Afl. 528.916,90, stellende dat [S.G.] en [L.M.] geen verantwoording kunnen of willen afleggen over de besteding van dit bedrag dat door hen is geïnd. Smeca is hierop bij pleidooi niet teruggekomen, zodat het Hof er van uitgaat dat Smeca in haar vordering thans het volgende tot uitgangspunt neemt:
Valero heeft in de periode voor Afl. 791.675,95 aan cheques uitgeschreven. Van die uitgeschreven cheques heeft Smeca zelf een cheque van Afl. 143.719,05 geïnd. De overige mede op naam van [S.G.] gestaan hebben cheques zijn door [S.G.] en/of [L.M.] geïnd, dus een totaal bedrag van Afl. 647.356,80. Van dit bedrag is voor een bedrag van Afl.119.040,- voldoende rekening en verantwoording afgelegd omdat dit bedrag door [S.G.] in de periode als loon aan werknemers van Smeca is uitbetaald. Resteert dus, in de visie van Smeca, een bedrag van Afl. 528.916,90,
4.5.3 Reeds bij conclusie van antwoord heeft [S.G.] onder 3 gesteld dat de door Smeca overgelegde cheques slechts bewijs leveren dat voor een totaal bedrag van Afl. 597.335,03 is geïnd. Gelet op deze stelling was het aan Smeca om voldoende duidelijk te onderbouwen op welke wijze zij aan de door haar genoemde bedragen is gekomen. Het enkele overleggen van een pak reproducties van cheques die niet eens alle volledig leesbaar zijn, is wat dat betreft onvoldoende. Aldus houdt het Hof het ervoor dat [S.G.] een bedrag van Afl. 597.335,03 aan cheques heeft geïnd.
4.5.4 [S.G.] heeft bij conclusie van antwoord als productie vier overgelegd een aantal “Paystub Details” van werknemers van Smeca stellende dat zij die werknemers in de periode heeft betaald en dat de optelsom van die Paystubs Afl. 252.981,04 bedraagt. Smeca heeft hier niet dan wel onvoldoende gemotiveerd op gereageerd, zodat het Hof er van uit gaat dat in de periode door [S.G.] Afl. 252.981,04 aan loon is uitbetaald (zodat het Hof voorbijgaat aan het door Smeca genoemde bedrag van Afl.119.040,-). Dit betekent dat [S.G.] zich nog dient te verantwoorden voor Afl. 597.335,03 - Afl. 252.981,04 = Afl. 344.353,99.
4.5.5 Smeca heeft verder niet, dan wel onvoldoende gemotiveerd gereageerd op de bij conclusie van antwoord onder 4 door [S.G.] ingenomen stelling dat het bedrag van cheque 302825 (Afl. 40.575,45, de cheque is als eerste vermeld op de als productie 1 bij het inleidend verzoekschrift overgelegde lijst) aan het advocatenkantoor Soliana is betaald die een vordering op Smeca had en dat in 2005 nogmaals Afl. 10.000,- aan dit kantoor is betaald. Aldus dient het te verantwoorden bedrag met in totaal Afl. 50.575,45 te worden verminderd, zodat als te verantwoorden bedrag resteert Afl. 293.778,54.
4.5.6 Smeca heeft eveneens onvoldoende gemotiveerd gereageerd op de bij conclusie van antwoord onder 7 door [S.G.] geponeerde stelling dat aan subcontractor [F.A.] twee maal Afl. 10.000,- is betaald, zodat van het bedrag van Afl. 293.778,54 ook Afl. 20.000,- moet worden afgetrokken zodat resteert Afl. 273.778,54.
4.5.7 Als productie 6 bij conclusie van antwoord heeft [S.G.] stukken overgelegd waaruit blijkens de onder nr. 7 in die conclusie gegeven toelichting moet blijven dat er Afl. 118.474,86 is uitgegeven voor materialen, voor gehuurde of gekochte equipment, voor cursussen aan de Safety Council, voor in het buitenland wonende voormalige medewerkers, etc. Ook deze post is noch bij conclusie van repliek noch bij latere gelegenheden voldoende gemotiveerd door Smeca ontkend, zodat het gevorderde ook met dit bedrag moet worden verminderd, zodat resteert een bedrag van Afl. 155.303,68 waarover [S.G.] rekening en verantwoording dient af te leggen.
4.5.8 Het Hof zal [S.G.] de gelegenheid geven om die rekening en verantwoording over dit bedrag van Afl. 155.303,68 af te leggen.
4.6 Elke verdere beslissing zal worden aangehouden.
alvorens verder te beslissen:
a. draagt Smeca op te bewijzen feiten of omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat [L.M.] valselijk heeft opgemaakt het stuk van 1 maart 2005, gericht aan [L.K.] van Valero en inhoudende “Please accept this as your authority to make all checks payable to SMECA NV and/or [S.G.] until further notice”, dan wel feiten en omstandigheden waaruit zijn betrokkenheid bij het opmaken van dit valse stuk kan worden afgeleid;
b. bepaalt dat [S.G.] bij akte naar behoren onderbouwd, gespecificeerd en geïndividualiseerd rekening en verantwoording aflegt waaraan het hiervoor onder 4.5.8 genoemde bedrag van Afl. 155.303,68 is besteed, een en ander met inachtneming van al hetgeen hiervoor onder de nrs. 4.5.3 tot en met 4.5.7 is geoordeeld;
c. verwijst de zaak naar de rol van 23 februari 2010 voor akte:
- uitlating zijdens Smeca over de wijze waarop zij dit bewijs wenst te leveren;
- zijdens [S.G.] conform het hiervoor onder b bepaalde;
d. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J.R. Sijmonsma, H.L. Wattel en J.P. de Haan, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba uitgesproken op 19 januari 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.