ECLI:NL:OGHNAA:2010:BL2916

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
19 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
EJ 1379/08– H. 78/09
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de kwalificatie van de rechtsverhouding tussen appellant en Cayco

In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba werd behandeld, ging het om een hoger beroep van [appellant] tegen een beschikking van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba (GEA). De zaak betreft de kwalificatie van de rechtsverhouding tussen [appellant] en de vennootschap CAYCO SOCIEDAD ANONIMA (S.A.). Het GEA had geoordeeld dat er sprake was van een overeenkomst van opdracht in plaats van een arbeidsovereenkomst, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van [appellant] in zijn verzoek. Het Hof oordeelde echter dat het GEA ten onrechte had geoordeeld dat [appellant] niet-ontvankelijk was, en dat de rechter in beginsel de rechtszoekende dient te helpen. Het Hof verwees de zaak terug naar het GEA voor verdere afdoening, met de mogelijkheid voor [appellant] om bewijs te leveren van het bestaan van een arbeidsovereenkomst. De uitspraak benadrukt het belang van de rol van de rechter in het proces en de noodzaak om rechtzoekenden de kans te geven hun zaak adequaat te presenteren. De beslissing werd genomen op 19 januari 2010, waarbij het Hof de kosten van het hoger beroep reserveerde tot de einduitspraak van het GEA.

Uitspraak

Registratienrs. EJ 1379/08– H. 78/09
Uitspraak: 19 januari 2010
BESCHIKKING GEGEVEN DOOR HET GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
in de zaak van:
[appellant],
domicilie kiezende ten kantore van zijn gemachtigde,
oorspronkelijk verzoeker, thans appellant,
gemachtigde: mr. D.G. Kock,
tegen
de vennootschap naar Venezuelaans recht CAYCO SOCIEDAD ANONIMA (S.A.),
gevestigd en kantoorhoudende aan de Avenida Andres Bello, Centro Comercial Alto Chama, Torre Sur, Piso 3, Oficina TS 3-02, Merida, Venezuela,
oorspronkelijk gerekwestreerde, thans geïntimeerde,
niet verschenen.
Partijen worden hierna aangeduid met [appellant] en Cayco.
Het verloop van de procedure
1.1. Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en verzocht, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (GEA) wordt verwezen naar de tussen partijen in de zaak met EJ nummer 1379 van 2008 gegeven en op 8 januari 2009 uitgesproken tussenbeschikking en de op 5 maart 2009 uitgesproken eindbeschikking. De inhoud van die beschikkingen geldt als hier ingevoegd.
1.2. [appellant] is bij beroepschrift, ingekomen op 16 april 2009, in hoger beroep gekomen van voornoemde eindbeschikking. Daarin heeft hij zijn beroep toegelicht en geconcludeerd dat het Hof de bestreden beschikking zal vernietigen en, uitvoerbaar bij voorraad, zijn verzoeken alsnog zal toewijzen, met veroordeling van Cayco in de kosten van beide instanties.
1.3. Cayco heeft geen verweerschrift ingediend.
1.4. Op 8 december 2009 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Enkel mr. E.R. Zeppenfeldt, occuperend voor de gemachtigde van [appellant] is verschenen.
1.5. Het Hof heeft op de zitting bepaald dat heden een beschikking zal worden uitgesproken.
2. De gronden van het hoger beroep
Voor de gronden van het hoger beroep wordt verwezen naar het beroepschrift.
3. Beoordeling
3.1. Het GEA heeft geoordeeld dat uit de stukken en uit hetgeen door [appellant] is aangevoerd niet volgt dat tussen Cayco en [appellant] een arbeidsovereenkomst geldt, maar eerder een overeenkomst van opdracht en dat geschillen over een dergelijke overeenkomst aanhangig dienen te worden gemaakt overeenkomstig de regels van titel 2 van Boek 1 van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering van Aruba (Rv). Nu [appellant] heeft gekozen voor de procedure ex artikel 429a e.v. Rv, heeft het GEA hem niet-ontvankelijk verklaard.
3.2. Hiertegen richt zich [appellant]s hoger beroep terecht. Bij de totstandkoming van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van Aruba heeft de regering van Aruba naar aanleiding van het advies van de Raad van Advies van Aruba onder meer het volgende opgemerkt:
‘De raad vraagt voorts aandacht voor hetgeen overigens door de Orde van Advocaten is opgemerkt in de paragrafen 2, 3 en 4 van zijn bij het advies van de raad gevoegde schrijven. De Orde vraagt zich af of geen “wisselbepaling” wenselijk is in verband met het bestaan van de twee procedures. Ondergetekende meent van niet, aangezien in het hier te lande vigerende systeem de rechtsingang via de rechter verloopt. Daarbij helpt de rechter in beginsel de rechtzoekende. Voldoet een inleidend verzoekschrift niet aan de eisen, dan wordt deze teruggegeven ter verbetering (artikel 112). Indien een procedure op een verkeerd spoor gezet wordt, kan zulks derhalve in zekere zin aan de rechter worden toegerekend. Tot een niet-ontvankelijkheid van eiser of verzoeker mag zulks in het hier te lande geldende systeem niet leiden.’
3.3. Het Hof sluit zich aan bij dit betoog. Het GEA heeft derhalve [appellant] ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Het Hof zal de bestreden beschikking vernietigen en de zaak terugverwijzen naar het GEA, met reservering van de kosten van het hoger beroep.
3.4. Ook overigens is het hoger beroep gegrond. Het GEA had ten minste [appellant] moeten toelaten tot bewijslevering van het bestaan van een arbeidsovereenkomst, ervan uitgaande dat de door [appellant] gestelde (en wegens het niet verschijnen van Cayco onweersproken gebleven) feiten op zichzelf tot het beoogde rechtsgevolg kunnen leiden, maar de inhoud van de gedingstukken niettemin aan de rechtmatigheid of gegrondheid van de vordering op deze grondslag doet twijfelen. In hoger beroep zijn als potentiële getuigen genoemd [E.M. en J.M.], de principalen binnen Cayco, die regelmatig in Aruba verblijven, alsmede kantoorpersoneel van Cayco. In hoger beroep is voorts overgelegd een kopie van een visitekaartje van [appellant] met daarop met betrekking tot het Arubaanse project vermeld ‘Proyect Manager’. [appellant] heeft daarbij gesteld dat hij primair in deze functie is aangesteld, om als lokale representant, in ondergeschiktheid aan deze principalen, het project te leiden.
3.5. Mocht na verwijzing de zaak worden behandeld als zgn. AR-zaak omdat (wederom) het bestaan van een arbeidsovereenkomst niet komt vast te staan, dan dient [appellant] griffierecht na te betalen (ad Afl. 14.900,=).
4. Beslissing
Het Hof:
- vernietigt de bestreden beschikking, en opnieuw rechtdoende:
- verwijst de zaak naar het GEA voor verdere afdoening;
- reserveert de kosten van het hoger beroep tot de einduitspraak van het GEA na verwijzing.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J. de Boer, H.L. Wattel en J.P. de Haan, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 januari 2010 in Aruba, in tegenwoordigheid van de griffier.