ECLI:NL:OGHNAA:2010:BL0351

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
18 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
170/2009
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om verlof onder elektronisch toezicht door gedetineerde met strafblad

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba op 18 januari 2010 uitspraak gedaan in een verzoek om verlof onder elektronisch toezicht. De verzoeker, geboren op Curaçao in 1975 en thans gedetineerd in de Bon Futuro gevangenis, had op 21 december 2009 een vordering in kort geding ingediend. Hij verzocht het Land de Nederlandse Antillen te bevelen hem onder elektronisch toezicht te stellen, met verbeurte van een dwangsom en veroordeling in de kosten van de procedure. Het verzoek werd behandeld in raadkamer op 12 januari 2010, waarbij de verzoeker, zijn raadsman mr. E.B. Wilsoe, en de (waarnemend) procureur-generaal mr. A.C. van der Schans aanwezig waren.

De achtergrond van het verzoek ligt in een eerdere veroordeling van de verzoeker op 25 september 2007 tot zeven jaar gevangenisstraf voor onder andere diefstal met geweld en vuurwapenbezit. Het cassatieberoep tegen deze veroordeling werd door de Hoge Raad verworpen op 27 januari 2009. De Minister van Justitie had op 10 december 2009 het verzoek om verlof onder elektronisch toezicht afgewezen, met de overweging dat de verzoeker niet voldoende voorbereid was op terugkeer in de maatschappij, gezien zijn strafblad en gebrek aan initiatief tot resocialisatie.

Het Hof oordeelde dat de Minister van Justitie in redelijkheid tot deze afwijzing kon komen. Het Hof benadrukte dat de Minister een ruime beslisvrijheid heeft en dat het Hof terughoudend dient te toetsen. De ernst van de feiten waarvoor verzoeker was veroordeeld, in combinatie met zijn strafrechtelijk verleden, leidde tot de conclusie dat er onvoldoende feiten waren die ten voordele van verzoeker strekten. Het Hof wees het verzoek af, waarmee de beschikking van de Minister van Justitie in stand bleef.

Uitspraak

Datum beschikking: 18 januari 2010
H.A.R.nummer: 170/2009
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Deze beschikking ex artikel 43 Sv is gegeven in de zaak van:
[verzoeker],
Hierna te noemen: verzoeker,
geboren op Curaçao op 31 december 1975,
thans gedetineerd in de Bon Futuro gevangenis alhier.
1. Het verloop van de procedure
Bij verzoekschrift op 21 december 2009 ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg ingediend, heeft verzoeker een vordering in kort geding ingediend. Verzoeker heeft verzocht om bij vonnis in kort geding uitvoerbaar bij voorraad het Land de Nederlandse Antillen te bevelen om verzoeker onmiddellijk onder elektronisch toezicht te stellen c.q. te plaatsen, zulks op verbeurte van een dwangsom, met veroordeling van het Land de Nederlandse Antillen in de kosten van de procedure.
Het verzoek is, nadat de raadsman van verzoeker, mr. E.B. Wilsoe, had laten weten dat het verzoek moet worden opgevat als een verzoek ex art. 43 Sv gericht aan het Hof, op 12 januari 2010 in raadkamer behandeld. Verschenen en gehoord zijn verzoeker, zijn raadsman en de (waarnemend) procureur-generaal, mr. A.C. van der Schans.
2. De feiten
Bij vonnis van dit Hof van 25 september 2007 is verzoeker veroordeeld ter zake van, kort gezegd, medeplegen van diefstal met geweld, mishandeling, bedreiging en vuurwapenbezit tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaar met aftrek van voorarrest. Het tegen dit vonnis ingesteld cassatieberoep is door de Hoge Raad verworpen bij arrest van 27 januari 2009.
Verzoeker heeft een verzoek ingediend om verlof onder de voorwaarde van elektronisch toezicht zoals geregeld in de Beschikking elektronisch toezicht (P.B. 2005, 76). Dit verzoek is afgewezen bij Ministeriële Beschikking van 10 december 2009 van de Minister van Justitie.
3. Beoordeling
3.1 Volgens inmiddels vaste jurisprudentie van het Hof kan in gevallen als de onderhavige een voorziening worden gevraagd ex artikel 43 Sv. Anders dan de procureur-generaal heeft betoogd, kan verzoeker dus in zijn verzoek worden ontvangen.
3.2 Ingevolge artikel 3 Beschikking elektronisch toezicht, voor zover hier van belang, kan aan een gedetineerde die is veroordeeld tot onvoorwaardelijke gevangenisstraf, niet zijnde voorlopige hechtenis, op diens verzoek door de Minister van Justitie verlof onder de voorwaarde van elektronisch toezicht worden vergund. Blijkens de bewoordingen van deze bepaling komt aan de Minister van Justitie een ruime mate van beslisvrijheid toe bij de beslissing op verzoeken als de onderhavige. Het Hof dient de onderhavige beschikking van de Minister van Justitie dan ook terughoudend te toetsen, waarbij uitgegaan dient te worden van de feiten en omstandigheden die bekend waren of behoorden te zijn ten tijde van het geven van de beschikking.
3.3 De Minister van Justitie heeft de volgende overwegingen ten grondslag gelegd aan de onderhavige beschikking. Op grond van de verstrekte gegevens moet verzoeker geacht worden niet dan wel onvoldoende voorbereid te zijn op terugkeer in de maatschappij. Immers is verzoeker in het verleden bij herhaling onherroepelijk veroordeeld ter zake van gewelds- en vermogensdelicten, in een bepaald geval met een gewelddadig component en vuurwapenbezit, toont verzoeker volgens de gevangenis weinig initiatief te resocialiseren en heeft verzoeker volgens de Stichting Reclassering Curaçao zich in het verleden nooit aan afspraken met die instelling gehouden, toont verzoeker thans aan zich te realiseren dat hij inzicht moet leren krijgen in zijn eigen persoon, zijn denken en handelen en om risicosituaties te leren herkennen en zal verzoeker daartoe een agressieregulatietraining moeten volgen, welke in de gevangenis moet aanvangen, alvorens een gunstige prognose voor verblijf erbuiten kan worden gesteld, aldus de Minister van Justitie.
3.4 Naar het oordeel van het Hof heeft de Minister van Justitie bij afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid afwijzend kunnen beslissen op het verzoek van verzoeker, gelet op de ernst van de feiten waarvoor verzoeker is veroordeeld bij het vonnis van het Hof van 25 september 2007 in samenhang bezien met het strafrechtelijk verleden van verzoeker. Ook houdt het Hof er rekening mee dat uit de stukken niet of nauwelijks feiten blijken die ten voordele van verzoeker strekken. Dat, zoals de raadsman heeft gesteld, het gevangeniswezen positief heeft geadviseerd, blijkt niet uit de stukken. Op grond van al het voorgaande kan de stelling dat verzoeker, ondanks zijn bereidheid daartoe, thans (nog) niet in staat is gesteld om een agressieregulatietraining te volgen niet tot een ander oordeel leiden.
3.5 De slotsom is dat de beschikking van 10 december 2009 in rechte stand houdt en het verzoek afgewezen dient te worden.
4. De beslissing
Het Hof:
Wijst het verzoek af.
Aldus gegeven in raadkamer door mrs. H.L. Wattel, J.P. de Haan en M. Schoemaker, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, op 18 januari 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.