Registratienummer: KG 285/08 - H 45/09
Uitspraak: 12 januari 2010
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
de naamloze vennootschap
SUNNY ADVENTURE TOURS N.V.,
gevestigd op Curaçao,
oorspronkelijk eiseres, thans appellante,
gemachtigde: mr. H.W. Braam,
de openbare rechtspersoon
HET EILANDGEBIED CURAÇAO,
zetelend op Curaçao,
oorspronkelijk gedaagde, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. S.R. Cijntje.
Partijen worden hierna Sunny en het Eilandgebied genoemd.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en gevorderd, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao (hierna: GEA) wordt verwezen naar het tussen partijen in deze zaak in kort geding gewezen vonnis van 14 november 2008.
1.2 Sunny is in hoger beroep gekomen van dit vonnis door op 1 december 2008 een akte van appel in te dienen. Bij tegelijkertijd ingekomen memorie van grieven heeft zij zes grieven tegen het vonnis aangevoerd en toegelicht. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de gevraagde voorzieningen alsnog zal toewijzen, met veroordeling van het Eilandgebied in de kosten van beide instanties.
1.3 Er is geen memorie van antwoord ingekomen.
1.4 Op de voor pleidooi nader bepaalde dag hebben de gemachtigden van partijen pleitnota’s overgelegd.
1.5 Vonnis is nader bepaald op heden.
Voor de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.
3.1 Sunny vordert dat het het Eilandgebied bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt verboden om haar te beletten of op enige wijze te verhinderen om reizigers/passagiers op het vliegveld op te halen en terug te brengen, zulks op verbeurte van een dwangsom van NAF. 25.000,- voor elke keer dat het Eilandgebied in strijd mocht handelen met dit verbod.
3.2 Het GEA heeft deze vordering in het vonnis waarvan beroep afgewezen en Sunny uitvoerbaar bij voorraad veroordeelt in de aan de zijde van het Eilandgebied gemaakte proceskosten tot de datum van het vonnis begroot op NAF. 1.000,- aan salaris gemachtigde.
3.3 Grieven 1 tot en met 5 zijn gericht tegen de afwijzing van de vordering en grief 6 tegen de proceskostenveroordeling.
3.4 Ten aanzien van de gevraagde voorzieningen overweegt het Hof dat partijen van mening verschillen over de vraag of voor het ophalen van reizigers/passagiers op het vliegveld en het terugbrengen daarvan door Sunny een vergunning of een ontheffing is vereist op grond van artikel 2 lid 1 van de Eilandsverordening personenvervoer (A.B. 1969, no. 23, zoals gewijzigd).
3.5 Het Eilandgebied stelt zich op het standpunt dat voor het ophalen van reizigers/passagiers op het vliegveld en het terugbrengen daarvan door Sunny een vergunning of een ontheffing is vereist. Hiertoe voert zij aan dat er sprake is van vervoer tegen vergoeding als bedoeld in artikel 2 lid 1 van de Eilandsverordening personenvervoer. Het feit dat Sunny op haar facturen aan klanten vermeldt dat het vervoer van het vliegveld naar het hotel en vice versa gratis is, leidt het Eilandgebied niet tot een ander oordeel, omdat Sunny dit vervoer volgens haar aanbiedt als onderdeel van een compleet pakket aan diensten.
3.6 Sunny betoogt dat het vervoer door haar van passagiers van het vliegveld naar het hotel en vice versa niet tegen vergoeding geschiedt, maar dat zij dit gratis/kosteloos aanbiedt als service. Daarnaast brengt zij naar voren dat dit vervoer buiten de reikwijdte van de Eilandsverordening personenvervoer valt, omdat de toelichting op artikel 2 van de Eilandsverordening personenvervoer slechts het vervoer door hoteloperators van de in de hotels verblijvende toeristen van het hotel naar het stadscentrum en vice versa op het oog heeft en het vervoer door haar hiermee niet op één lijn is te stellen.
3.7 Vooropgesteld zij dat volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad indien er voor de eisende partij een administratieve rechtsgang openstaat dan wel heeft opengestaan die voldoende rechtsbescherming biedt, de burgerlijke rechter haar niet-ontvankelijk dient te verklaren in haar vordering (bijvoorbeeld HR 28 februari 1992, NJ 1992, 687). Gelet daarop en op hetgeen in rov. 3.8-3.10 zal worden overwogen, is het Hof voorshands van oordeel dat Sunny niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering.
3.8 Gezien het betoog van Sunny strekt haar vordering ertoe dat de burgerlijke rechter vaststelt dat voor het ophalen van reizigers/passagiers op het vliegveld en het terugbrengen daarvan geen vergunning of ontheffing is vereist op grond van artikel 2 lid 1 van de Eilandsverordening personenvervoer. Een beslissing op deze vordering vergt derhalve uitleg van de Eilandsverordening personenvervoer, in het bijzonder vergt deze beslissing een oordeel over de toepasselijkheid van artikel 2 lid 1 van de Eilandsverordening personenvervoer op het vervoer door Sunny. Dit oordeel is - in beginsel - voorbehouden aan de bestuursrechter ingevolge de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: Lar) (P.B. 2001, no. 79) (vgl. HR 21 april 2006, NJ 2006, 271). Het verlenen van bedoelde vergunning/ontheffing is een beschikking in de zin van artikel 3 lid 1 van de Lar waarmee de bevoegdheid van de bestuursrechter ingevolge de Lar om van geschillen daarover kennis te nemen, is gegeven.
3.9 Voorts is gesteld noch gebleken dat Sunny redelijkerwijs niet een vergunning of een ontheffing - eventueel voor zover vereist - heeft kunnen aanvragen voor het ophalen van reizigers/passagiers op het vliegveld en het terugbrengen daarvan. Tegen het aan de beschikking op zodanige aanvraag ten grondslag liggende oordeel over de vraag of voor dit vervoer een vergunning of een ontheffing is vereist kan zonodig in rechte bij de bestuursrechter ingevolge de Lar worden opgekomen (zie Hof 5 juni 2006 110 HLAR 32/05, LJN: BG1012, TAR-Justicia 2009 2, p. 136-138). Tegen een eventuele weigering om de vergunning of de ontheffing te verlenen kan ingevolge artikel 11 onderscheidenlijk artikel 11 jo. artikel 15 lid 4 van de Eilandsverordening personenvervoer administratief beroep worden ingesteld, terwijl wanneer aldus bestuurlijke heroverweging plaatsvindt terzake van deze weigering ingevolge artikel 85 van de Lar een verzoek om een voorlopige voorziening kan worden gedaan. Tegen de beslissing op het administratief beroep kan beroep bij de bestuursrechter aanhangig worden gemaakt ingevolge artikel 7 van de Lar.
3.10 Het voorgaande zou naar het voorlopig oordeel van het Hof anders kunnen zijn indien het Eilandgebied Sunny daadwerkelijk zou hebben belet om reizigers/passagiers te vervoeren. Uit het wachtrapport van de Servisio di Transporte Públiko (hierna: STP) komt echter naar voren dat dhr. Jorge Figarella nadat hem door de STP een waarschuwing was gegeven, zelf het vliegveld heeft verlaten. Uit het wachtrapport blijkt evenmin dat door de STP een overtreding van de Eilandsverordening personenvervoer is geconstateerd. Het optreden van de STP kan dan ook niet worden gekwalificeerd als toepassing van bestuursdwang. Het Hof merkt hierbij op dat, in aanmerking genomen het belastende karakter van de toepassing van bestuursdwang in dit geval, de algemene beginselen van behoorlijk bestuur meebrengen dat de beslissing daartoe op schrift wordt gesteld (vgl. artikel 5:24 van de Nederlandse Algemene wet bestuursrecht) en dat tegen een zodanige op schrift gestelde beslissing eveneens een Lar-procedure kan worden geëntameerd.
3.11 De grief tegen de proceskostenveroordeling slaagt. Volgens vaste rechtspraak van het Hof wordt geen salaris gemachtigde geliquideerd voor een gemachtigde die in overheidsdienst werkzaam is zoals de gemachtigde van het Eilandgebied.
3.12 Partijen zullen in de gelegenheid worden gesteld zich gelijktijdig bij akte uit te laten over bovenstaande voorlopige oordelen van het Hof.
3.13 Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
verwijst de zaak naar de rolzitting van het Hof van dinsdag 9 februari 2010 voor het gelijktijdig nemen van de in rov. 3.12 bedoelde akten;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J.R. Sijmonsma, F.J.P. Lock en J.P. de Haan, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, en ter openbare terechtzitting van het Hof op Curaçao uitgesproken op 12 januari 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.