ECLI:NL:OGHNAA:2010:BL0344

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
12 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
H. 220/09
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van artikel 23 lid 3 van de cao voor het havenpersoneel en de gevolgen voor premie-inhouding

In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba werd behandeld, ging het om een geschil tussen de Christelijke Vakbond van Haven- en Overig Vervoerspersoneel (de Bond) en Curaçao Port Services N.V. (de werkgever) over de uitleg van artikel 23 lid 3 van de collectieve arbeidsovereenkomst (cao) voor het havenpersoneel. De Bond had een verzoekschrift ingediend, waarin zij de uitleg van dit artikel aan het Hof voorlegde, na een advies van advocaten dat door de werkgever werd gesteund, maar door de Bond werd afgewezen. Het Hof oordeelde dat het advies geen bindend karakter had en besloot tot een zelfstandige uitleg van de cao-bepaling.

Het Hof stelde vast dat de regeling in artikel 23 lid 3 onverkort geldt tot en met 2006 en dat de werkgever de verhogingen van het premie-inkomen tussen 1999 en 2006 had geabsorbeerd. De discussie ging verder over de premieverhogingen die in de jaren 2007, 2008 en 2009 hadden plaatsgevonden en of deze door de werkgever ten laste van de werknemers mochten worden gebracht. Het Hof concludeerde dat de werkgever, mits overleg met de Bond had plaatsgevonden, vrijstond om hetgeen aan premie uitgaat boven 11% van de loongrens van 2006 toe te rekenen volgens de wet.

De uitspraak benadrukte het belang van overleg tussen partijen en dat instemming niet noodzakelijk was voor de uitvoering van de cao-bepalingen. De beslissing van het Hof werd op 12 januari 2010 uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, waarbij het Hof geen aanleiding zag voor een kostenveroordeling.

Uitspraak

Registratienr. H. 220/09
Uitspraak: 12 januari 2010
BESCHIKKING GEGEVEN DOOR HET GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
in de zaak van:
de rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging CHRISTELIJKE VAKBOND VAN HAVEN- EN OVERIG VERVOERSPERSONEEL, h.o.d.n. CBH/OVP,
zetelend op Curaçao,
verzoekster,
hierna te noemen: de Bond,
gemachtigde: mr. Roque Koeijers,
tegen
de naamloze vennootschap CURAÇAO PORT SERVICES N.V.,
zetelend op Curaçao,
verweerster,
hierna te noemen: de werkgever,
gemachtigden: mrs. M.F. Bonapart en D.M. Suares.
Het verloop van de procedure
1.1. De Bond heeft bij verzoekschrift, met producties, ingekomen op 1 oktober 2009 bij wege van prorogatie een geschil dat zij heeft met de werkgever omtrent de uitleg van artikel 23 lid 3 van de tussen partijen tot stand gekomen collectieve arbeidsovereenkomst voor het havenpersoneel (hierna: de cao) aan het Hof voorgelegd.
1.2. De werkgever heeft een verweerschrift, met producties, ingediend.
1.3. Op 24 november 2009 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Verschenen zijn aan de zijde van de Bond een aantal leden (verschenen na aanvang van de zitting zodat hun namen niet zijn opgenomen), alsmede zijn gemachtigde. Aan de zijde van de werkgever zijn verschenen [K.V.], personeelsmanager, [G.H.], adviseur van de directie, en [P.T.], economic controller, alsmede de gemachtigden. De gemachtigden hebben pleitaantekeningen voorgedragen en overgelegd.
1.4. Partijen hebben om een beschikking gevraagd waarvan de uitspraak is bepaald op heden.
2. Beoordeling
2.1. Partijen verschillen van mening omtrent de uitleg van artikel 23 lid 3 van de cao voor het havenpersoneel (productie bij verweerschrift; kennelijk stemt dit artikel 23 overeen met artikel 28 van de cao voor het kantoorpersoneel), luidende:
‘De krachtens de in de loop van 1997/1998 door de overheid gewijzigde Landsverordening Algemene Ouderdoms Voorziening en Algemene Weduwen en Wezenwet per 1 januari 1999 verschuldigde premies zijnde 11% van het bruto salaris met het daarbij gestelde maximum salaris, komen voor 10% voor rekening van de werkgever en 1% voor de werknemer.
De werkgever en de bond zullen over eventuele verhoging overleg plegen.
Bij wijziging van deze Landsverordeningen, welke zal leiden tot een verhoging van premies, zal het de werkgever vrij staan op het loon van de werknemer de bijdrage van de werknemer in te houden, na overleg met de Bond.’
2.2. Tussen partijen staat vast dat de in de eerste volzin van artikel 23 lid 3 neergelegde regeling onverkort geldt tot en met 2006. Anders gezegd, de verhoging van het premie-inkomen (loongrens) tussen 1 januari 1999 en 31 december 2006 is door de werkgever geabsorbeerd.
2.3. Voorts staat tussen partijen vast dat in april 2008 besprekingen hebben plaatsgevonden tussen de werkgever en de Bond en dat voor zover de werkgever bevoegd is af te wijken van de eerste volzin van artikel 23 lid 3 van de cao, zulks geen consequenties zal hebben voor wat betreft de tijd vóór 1 mei 2008.
2.4. Over 2007 is de premie verhoogd van 11% (wettelijk 6% voor de werkgever en 5% voor de werknemer) naar 12,5% (wettelijk 6,75% voor de werkgever en 5,75% voor de werknemer) en de loongrens van NAF. 48.438,= naar NAF. 49.748,40. Over 2008 is de premie verhoogd naar 14% (wettelijk 7,5% voor de werkgever en 6,5% voor de werknemer) en de loongrens naar NAF. 72.000,=. Over 2009 is de premie dezelfde gebleven, maar geldt een loongrens van NAF. 77.544,=. De vraag die partijen verdeeld houdt is of en zo ja, in hoeverre deze verhogingen door de werkgever ten laste van de werknemers mogen worden gebracht (althans wat betreft de tijd na 1 mei 2008; zie hierboven rov. 2.3).
2.5. Ter zake van het geschil is, volgens afspraak tussen partijen, een advies uitgebracht door de advocaten mr. B. Braam en mr. E.R. de Vries op 8 april 2008 (productie 5 bij inleidend verzoekschrift; productie 5 bij verweerschrift). De werkgever stemt in met de uitkomst van dit advies, de Bond niet.
2.6. De werkgever heeft bij verweerschrift betoogd dat het advies ‘in wezen’ een bindend advies is, zodat het slechts beperkt toetsbaar is (artikel 7:904 lid 1 BW). Naar het oordeel van het Hof kan uit hetgeen de werkgever ter adstructie van die stelling heeft aangevoerd (met producties 10 en 11 bij verweerschrift) niet worden afgeleid dat de Bond in het kader van de afspraak ter zake van het inwinnen van advies in redelijkheid moest verwachten dat het advies hem rechtens zou binden. Het Hof zal daarom overgaan tot een zelfstandige uitleg van artikel 23 lid 3 van de cao.
2.7. Nu een voor derden kenbare toelichting op de cao ontbreekt, zijn bij de uitleg van artikel 23 lid 3 van de cao de bewoordingen waarin deze bepaling is gesteld, gelezen in het licht van de gehele tekst van de overeenkomst, van doorslaggevende betekenis. Daarbij komt het aan op de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen waarin de onderhavige bepaling is gesteld. Bij deze uitleg kan onder meer acht worden geslagen op de elders in de cao gebruikte formuleringen en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden (vgl. HR 11 april 2003, NJ 2003, 430).
2.8. Het Hof komt met toepassing van deze uitlegmethode tot dezelfde uitleg als de twee advocaten. Met inachtneming van wat hierboven in rov. 2.2 is overwogen, staat het ingevolge artikel 23 lid 3, tweede en derde volzin, van de cao de werkgever vrij, mits overleg met de Bond heeft plaatsgevonden, om hetgeen aan premie uitgaat boven 11% van de loongrens 2006 toe te rekenen volgens de wet.
2.9. Toegespitst op het jaar 2008 en het jaar 2009 (zie hierboven rov. 2.3) betekent dit het volgende:
<u>Per 1 januari 2008</u> (zie advies advocaten, onder 12):
a. CPS is (volgens de wet) verplicht het premiepercentage van 14% in te houden op het salaris van de werknemer tot een maximum van 14% van het premieinkomen per 1 januari 2008 van NAF. 72.000,=;
b. CPS dient (ingevolge de wet) de werknemer te vergoeden 7,5% van het salaris van de werknemer waarover het premiepercentage is ingehouden;
c. CPS dient de werknemer daarnaast (ingevolge de cao) te vergoeden 4% van het salaris van de werknemer waarover het premiepercentage is ingehouden tot een maximum van 4% van het premieinkomen per 1 januari 2006 van NAF. 48.438,=.
<u>Per 1 januari 2009</u>:
a. CPS is (volgens de wet) verplicht het premiepercentage van 14% in te houden op het salaris van de werknemer tot een maximum van 14% van het premieinkomen per 1 januari 2009 van NAF. 77.544,=;
b. CPS dient (ingevolge de wet) de werknemer te vergoeden 7,5% van het salaris van de werknemer waarover het premiepercentage is ingehouden;
c. CPS dient de werknemer daarnaast (ingevolge de cao) te vergoeden 4% van het salaris van de werknemer waarover het premiepercentage is ingehouden tot een maximum van 4% van het premieinkomen per 1 januari 2006 van NAF. 48.438,=.
2.10. Dat de werkgever de verhogingen van de loongrens vanaf 1999 tot en met 2006 heeft geabsorbeerd, ontneemt haar niet de in artikel 23, lid 3, derde volzin, van de cao gegeven vrijheid.
2.11. De woorden ‘na overleg’ betekenen dat partijen met elkaar over de kwestie van gedachten hebben gewisseld, dat eventueel vooraf de nodige informatie is verschaft en dat de naar voren gebrachte standpunten in overweging zijn genomen. Overleg betekent niet dat instemming moet zijn verkregen. Er moet van worden uitgegaan dat in april 2008 aldus overleg heeft plaatsgevonden.
2.12. Het Hof ziet geen aanleiding voor een kostenveroordeling.
3. Beslissing
Het Hof verklaart voor recht dat het ingevolge artikel 23 lid 3 van de cao de werkgever vrijstaat, mits overleg met de Bond heeft plaatsgevonden, om hetgeen aan premie uitgaat boven 11% van de loongrens van 2006 toe te rekenen volgens de wet.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J. de Boer, G.C.C. Lewin en J.P. de Haan, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 januari 2010 op Curaçao, in tegenwoordigheid van de griffier.