ECLI:NL:OGHNAA:2010:BK9371

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
8 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HAR 165/2009
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om elektronisch toezicht en vernietiging ministeriële beschikking

Op 8 januari 2010 heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba uitspraak gedaan in de zaak van verzoeker, geboren in 1967 op Curaçao, die gedetineerd is in de Bon Futuro gevangenis. Verzoeker had op 17 december 2009 een verzoek ingediend op basis van artikel 43 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) om het land de Nederlandse Antillen te bevelen een beslissing te nemen conform een eerdere Hofbeschikking van 13 oktober 2009, met een dwangsom als drukmiddel. Het verzoek werd behandeld op 5 januari 2010 in raadkamer, waarbij verzoeker en zijn raadslieden, mrs. J.J. Oedjaghir en S. Bhulai, aanwezig waren, evenals de (waarnemend) procureur-generaal, mr. A.C. van der Schans.

De procureur-generaal stelde dat verzoeker niet-ontvankelijk verklaard moest worden en dat het verzoek afgewezen moest worden, omdat er inmiddels een beslissing was genomen. Het Hof oordeelde echter dat verzoeker ontvankelijk was in zijn verzoek, omdat het Wetboek van Strafvordering geen regeling bevatte voor de vraag of iemand in aanmerking komt voor elektronisch toezicht (ET). Het Hof benadrukte dat een beschikking op een verzoek om ET behoorlijk gemotiveerd moet zijn en dat de motivering steun moet vinden in het recht.

Het Hof vernietigde de ministeriële beschikking van 21 december 2009, waarbij verzoeker was afgewezen voor ET, omdat de motivering van het openbaar ministerie, die stelde dat vervangende hechtenis in de weg stond aan ET, geen steun vond in het recht. Het Hof gebiedde de Minister om opnieuw te beschikken over het verzoek van verzoeker, en wees de gevorderde dwangsom af. De uitspraak benadrukt het belang van een goede strafrechtsbedeling en de noodzaak van een zorgvuldige motivering bij beslissingen over elektronisch toezicht.

Uitspraak

UITSPRAAK: 8 januari 2010
HAR nummer 165 van 2009
HET GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN DE
NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Beschikking ex art. 43 Sv in de zaak van:
[Verzoeker] (hierna verzoeker),
geboren op [datum] 1967 op Curaçao,
thans gedetineerd in de Bon Futuro gevangenis alhier.
1 Het verloop van de procedure
Verzoeker heeft op 17 december 2009 een verzoek ex artikel 43 Sv ingediend waarin hij heeft verzocht om het land de Nederlandse Antillen te bevelen om een beslissing te nemen conform de Hofbeschikking (zoals het Hof leest) van 13 oktober 2009 op straffe van een nader omschreven dwangsom. Het verzoek is op 5 januari 2010 in raadkamer behandeld in tegenwoordigheid van verzoeker, zijn raadslieden mrs. J.J. Oedjaghir en S. Bhulai en van de (waarnemend) procureur-generaal, mr. A.C. van der Schans. Verzoeker heeft bij monde van zijn raadslieden zijn standpunt weergegeven zoals vermeld in de overgelegde pleitaantekeningen. Hij heeft daarbij zijn verzoek gewijzigd zoals vermeld in zijn akte vermeerdering van eis in kort geding.
De procureur-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat verzoeker niet-ontvankelijk verklaard moet worden en dat overigens het verzoek moet worden afgewezen omdat inmiddels is beschikt.
De uitspraak is bepaald op heden.
2 De feiten
In deze zaak zijn de volgende feiten van belang. Bij vonnis van het Hof van 27 maart 2007 is verzoeker wegens – kort gezegd – gewoontewitwassen en cocaïneuitvoer- en handel veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar. Bij arrest van 9 december 2008 heeft de Hoge Raad dit vonnis vernietigd voor wat betreft de duur van de opgelegde straf en deze verminderd tot zeven jaar en zeven maanden. Op 15 oktober 2008 heeft het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao (hierna het GEA), in de ontnemingszaak tegen verzoeker aan hem een betalingsverplichting opgelegd van NAF. 500.000,- ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, te vervangen door twee jaar hechtenis bij niet volledige betaling of verhaal. In het kader van de ontnemingszaak ligt er conservatoir beslag op een aantal goederen van verzoeker. Op 5 augustus 2009 is het traject ter voorbereiding op het elektronisch toezicht, dat voor wat betreft de aanvangsdatum op 27 november 2009 had kunnen ingaan, stopgezet onder de mededeling dat de vervangende hechtenis ingevolge het ontnemingsvonnis direct na ommekomst van de gevangenisstraf geëxecuteerd zal worden.
Bij een op de voet van art. 43 Sv op 13 oktober 2009 uitgesproken beschikking heeft het Hof het openbaar ministerie bevolen om de gebruikelijke procedure ter beoordeling van de vraag of verzoeker in aanmerking komt voor elektronisch toezicht (hierna ET), te hervatten, met inachtneming van deze uitspraak. Bij Ministeriële Beschikking van 21 december 2009, No. 2030/BF is het verzoek afgewezen.
3 De beoordeling
3.1.1 Volgens de procureur-generaal dient verzoeker niet-ontvankelijk verklaard te worden omdat geen sprake is van een geval waarin het belang van een goede strafrechtsbedeling een voorziening dringend noodzakelijk maakt en omdat het verzoek betrekking heeft op de wijze van executie, een onderwerp waarop Strafvordering geen plaats heeft in de zin van art. 9 Sv.
3.1.2.1 Een verzoeker kan in een op art. 43 Sv gegrond verzoek worden ontvangen indien het Wetboek van Strafvordering geen regeling bevat omtrent het aan de orde gestelde geval, terwijl het belang van een goede strafrechtsbedeling een voorziening dringend noodzakelijk maakt. Het stadium van de executie valt binnen het bereik van genoemde strafrechtsbedeling.
3.1.2.2 Het Wetboek van Strafvordering bevat geen regeling omtrent de vraag of iemand al dan niet in aanmerking komt voor ET.
3.1.2.3 Gelet op de inhoud van de Beschikking elektronisch toezicht (hierna Beschikking ET) van 10 augustus 2005 valt de vraag of iemand in aanmerking komt voor ET binnen het bereik van de executie van een gevangenisstraf. In de Beschikking ET is geen rechtsmiddel opgenomen dat kan worden ingesteld indien op een verzoek afwijzend wordt beschikt, zodat het belang van een goede strafrechtsbedeling met zich brengt dat een verzoek als het onderhavige aan de rechter kan worden gedaan. Gelet op het belang van elektronisch toezicht voor verzoeker is een voorziening ook dringend noodzakelijk. Aldus kan verzoeker in zijn verzoek worden ontvangen.
3.2 Voor zover het verzoek inhoudt dat het Land moet worden bevolen om een beschikking te nemen conform het Hofvonnis van 13 oktober 2009, moet het worden afgewezen omdat inmiddels is beschikt en wel op 21 december 2009.
3.3.1 Het Hof leest het onder 2 en 3 in de akte vermeerdering van eis in kort geding verzochte, gelezen in onderling verband en samenhang en gelet op de inhoud van het ter zitting door verzoeker aangevoerde, als een verzoek tot vernietiging van de beschikking van 21 december 2009 en de minister vervolgens te gebieden een behoorlijk gemotiveerde beslissing te nemen op zijn verzoek om voorafgaande aan zijn voorwaardelijke invrijheidsstelling, met verlof de gevangenis te verlaten onder elektronisch toezicht.
3.3.2 Een beschikking op een verzoek om ET als het onderhavige dient behoorlijk gemotiveerd te zijn, waaronder mede wordt verstaan dat de motivering steun behoort te vinden in het recht. In deze zaak is het verzoek om ET afgewezen omdat het openbaar ministerie heeft bevolen, dan wel op korte termijn zal bevelen de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis opgelegd bij het ontnemingvonnis van het GEA van 15 oktober 2008. Deze motivering, waarbij vervangende hechtenis terzake van een ontnemingsvonnis aan (VI en) ET in de weg wordt gelegd, vindt geen steun in het recht en moet dus als ondeugdelijk worden beschouwd. Het Hof zal daarom de beschikking van 21 december 2009 vernietigen en de minister gebieden opnieuw te beschikken. Het Hof gaat er van uit dat de minister dit voortvarend zal doen, zodat de gevorderde dwangsom zal worden afgewezen.
BESLISSING:
Het Hof:
vernietigt de ministeriële beschikking van 21 december 2009 No. 2030/BF waarbij is besloten om verzoeker niet te vergunnen de gevangenis te verlaten voorafgaande aan diens voorwaardelijke invrijheidstelling en gebiedt de Minister om opnieuw te beschikken;
wijst af het meer of anders verzochte.
Aldus gegeven in raadkamer door mrs. J.R. Sijmonsma, F.J.P. Lock en E.M. van der Bunt, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba 8 januari 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.