ECLI:NL:OGHNAA:2009:BO3274
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
- Hoger beroep
- H.L. Wattel
- R.W.L. Loeb
- A.W.M. Bijloos
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over deviezenprovisie door de Centrale Bank van Aruba
In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba werd behandeld, hebben de naamloze vennootschappen Valero Refining Company-Aruba N.V. en Valero Marketing & Supply-Aruba N.V. hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba. De Centrale Bank van Aruba had hen deviezenprovisie in rekening gebracht wegens betalingen aan het buitenland. De appellanten betogen dat deze heffing in strijd is met het Vriendschapsverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika. Het Hof oordeelt dat lid 2 van artikel XII van het Verdrag, gezien de aan de nationale regelgever gelaten vrijheid, niet rechtstreeks toepasbaar is voor de rechter. Het Hof bevestigt de eerdere uitspraak van het Gerecht, waarin het beroep van de vennootschappen ongegrond werd verklaard.
Het proces begon met beschikkingen van de Centrale Bank van Aruba op 3 augustus 2006, waarin deviezenprovisie werd opgelegd aan de vennootschappen. De Bank verklaarde de bezwaren van de vennootschappen ongegrond in een beschikking van 6 maart 2007. De vennootschappen gingen in beroep bij het Gerecht, dat op 9 juli 2008 de zaak ongegrond verklaarde. Hierop volgde het hoger beroep bij het Hof, dat op 3 november 2009 werd behandeld. De vennootschappen werden vertegenwoordigd door advocaten, terwijl de Bank ook een verweerschrift indiende.
Het Hof overweegt dat de vennootschappen niet hebben aangetoond dat zij minder gunstig worden behandeld dan andere Arubaanse vennootschappen, en dat de heffing van deviezenprovisie niet als discriminerend kan worden aangemerkt. De overige beroepsgronden zijn eerder behandeld en het Hof ziet geen aanleiding om daarover anders te oordelen. Uiteindelijk wordt het hoger beroep ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.