ECLI:NL:OGHNAA:2009:BN6056

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
18 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HLAR 038/09
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake niet-ontvankelijkheid van beroep tegen bouwvergunning door Trust & Handelmaatschappij Zuid-West N.V.

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de naamloze vennootschap Trust & Handelmaatschappij Zuid-West N.V. (hierna: Zuid-West) tegen een uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, waarin het beroep van Zuid-West tegen het uitblijven van een beslissing op een bezwaar niet-ontvankelijk werd verklaard. De uitspraak van het Gerecht vond plaats op 11 maart 2009, en Zuid-West heeft op 21 april 2009 hoger beroep ingesteld. Het bestuurscollege van het Eilandgebied Curaçao had eerder op 11 april 2007 een bouwvergunning verleend aan de stichting GEB Stichting Particulier Fonds voor de verbouwing van een winkelpand te Zuikertuintje.

Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba oordeelt dat het beroep van Zuid-West niet binnen de wettelijk gestelde termijn is ingediend, zoals vastgelegd in de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). De relevante artikelen van de Lar stellen dat een beroepschrift binnen zes weken na de beschikking moet worden ingediend, en dat indien dit niet gebeurt, het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard, tenzij de indiener kan aantonen dat de termijnoverschrijding het gevolg is van bijzondere omstandigheden die niet aan hem zijn toe te rekenen. Zuid-West heeft echter geen dergelijke omstandigheden aangevoerd.

Het Hof bevestigt de uitspraak van het Gerecht en oordeelt dat de bewoordingen van de relevante bepalingen duidelijk zijn, waardoor er geen ruimte is voor een afwijkende uitleg. De door Zuid-West aangevoerde beroepsgronden worden niet verder behandeld, omdat het Hof van oordeel is dat de niet-ontvankelijkheid van het beroep terecht is vastgesteld. De uitspraak wordt openbaar uitgesproken op 18 december 2009, en er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

HLAR 038/09
Datum uitspraak: 18 december 2009
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Uitspraak op het hoger beroep van:
de naamloze vennootschap Trust & Handelmaatschappij Zuid-West N.V., gevestigd op Curaçao,
appellante,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, van 11 maart 2009 in zaak nr. 2008/50 in het geding tussen:
appellante
en
het bestuurscollege van het Eilandgebied Curaçao.
1. Procesverloop
Bij beschikking van 11 april 2007 heeft het bestuurscollege van het Eilandgebied Curaçao (hierna: het bestuurscollege) aan de stichting GEB Stichting Particulier Fonds (hierna: GEB) bouwvergunning verleend voor het verbouwen van het winkelpand met kantoorruimte te Zuikertuintje, kadastraal bekend Tweede District, sectie A-5727.
Bij uitspraak van 11 maart 2009 heeft het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, (hierna: het Gerecht) het door appellante (hierna: Zuid-West) tegen het uitblijven van een beslissing op het door haar daartegen gemaakte bezwaar ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft Zuid-West bij brief, bij het Hof ingekomen op 21 april 2009, hoger beroep ingesteld.
Het bestuurscollege en GEB hebben ieder een verweerschrift ingediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 november 2009, waar Zuid-West, vertegenwoordigd door mr. R.A. Diaz en mr. ing. D. d’Ancona, beiden advocaat, vergezeld door […], en het bestuurscollege, vertegenwoordigd door mr. M.C. Dall, zijn verschenen. Voorts is daar GEB, vertegenwoordigd door mr. J.A.M. Burgers, advocaat, gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 3, tweede lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: de Lar) wordt een weigering om een beschikking te geven met een beschikking gelijk gesteld.
Wanneer de wettelijk gestelde termijn voor het geven van een beschikking is verstreken, zonder dat een beschikking is gegeven of - bij het ontbreken van zulk een termijn - wanneer niet binnen redelijke tijd een beschikking is gegeven, geldt dat ingevolge het derde lid als het weigeren van het geven van een beschikking.
Ingevolge artikel 16, eerste lid, wordt het beroepschrift ingediend binnen zes weken na de dag waarop de beschikking is gegeven, of geldt als geweigerd.
Wanneer het beroepschrift na afloop van de daarvoor gestelde termijn is ingediend, blijft ingevolge het derde lid niet ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege, indien de indiener aantoont dat de termijnoverschrijding het gevolg is van hem niet toe te rekenen bijzondere omstandigheden en hij het beroep heeft ingesteld, zo spoedig als dit redelijkerwijs kon worden verlangd.
Ingevolge artikel 69, eerste lid, beslist het bestuursorgaan uiterlijk vier maanden na de indiening van het bezwaarschrift. Deze termijn kan, onder kennisgeving aan de bezwaarde en de andere partijen, eenmaal met ten hoogste dertig dagen worden verlengd.
2.2. Zuid-West betoogt dat het Gerecht, door het beroep niet-ontvankelijk te verklaren, omdat het niet tijdig is ingesteld, heeft miskend dat het de bedoeling van de verordeninggever is geweest dat een beroepschrift wordt ingediend op het moment dat duidelijk of aannemelijk wordt dat het desbetreffende bestuursorgaan weigert op het gemaakte bezwaar te beslissen.
2.2.1. Niet in geschil is dat het beroep niet binnen de in artikel 16, eerste lid, gelezen in verbinding met artikel 3, tweede en derde lid, en artikel 69, eerste lid, van de Lar gestelde termijn is ingesteld. Nu de bewoordingen van die bepalingen duidelijk zijn, is voor een van die bewoordingen afwijkende uitleg, als door Zuid-West voorgestaan, geen ruimte. Zuid-West heeft voorts niet gesteld dat de termijnoverschrijding het gevolg is van haar niet toe te rekenen bijzondere omstandigheden. Zulke omstandigheden zijn ook anderszins niet gebleken.
Het betoog faalt. Aan de andere door Zuid-West voorgedragen beroepsgronden wordt niet toegekomen.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H.L. Wattel, voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. P. van Dijk, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Martinez, griffier.
w.g. Wattel
voorzitter
w.g. Martinez
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 december 2009
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
voor deze,