ECLI:NL:OGHNAA:2009:BN0562
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
- Hoger beroep
- H.L. Wattel
- R.W.L. Loeb
- A.W.M. Bijloos
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om tijdelijke verblijfsvergunning op basis van onvoldoende middelen van bestaan
In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba op 18 december 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van een verzoek om een tijdelijke verblijfsvergunning. De appellant, een vreemdeling, had een verzoek ingediend bij de gezaghebber van het Eilandgebied Sint Maarten, maar dit verzoek werd op 4 juni 2008 afgewezen. De gezaghebber stelde dat de vreemdeling niet had aangetoond dat de referent, bij wie hij verblijf wilde, over voldoende middelen van bestaan beschikte. De vreemdeling had in beroep onder andere een belastingaangifte en inkomensverklaring overgelegd, maar het Gerecht in eerste aanleg oordeelde dat deze documenten niet voldoende waren om aan te tonen dat de referent aan het middelenvereiste voldeed.
In hoger beroep voerde de vreemdeling aan dat het Gerecht had miskend dat hij ook andere objectieve gegevens had overgelegd, waaronder salarisstroken. Het Hof oordeelde echter dat de overgelegde salarisstroken niet de betekenis konden krijgen die de vreemdeling eraan hechtte, omdat hij niet aannemelijk had gemaakt dat deze documenten niet eerder bij de gezaghebber konden worden ingediend. Het Hof bevestigde de eerdere uitspraak van het Gerecht en oordeelde dat het hoger beroep ongegrond was. De beslissing van de gezaghebber werd daarmee bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.
De uitspraak benadrukt het belang van objectieve gegevens bij het aanvragen van een verblijfsvergunning en de verantwoordelijkheid van de aanvrager om voldoende bewijs te leveren van de financiële situatie van de referent. Het Hof concludeerde dat de vreemdeling niet had voldaan aan de vereisten zoals gesteld in de Landsverordening Toelating en Uitzetting.