ECLI:NL:OGHNAA:2009:BN0562

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
18 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HLAR 031/09
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om tijdelijke verblijfsvergunning op basis van onvoldoende middelen van bestaan

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba op 18 december 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van een verzoek om een tijdelijke verblijfsvergunning. De appellant, een vreemdeling, had een verzoek ingediend bij de gezaghebber van het Eilandgebied Sint Maarten, maar dit verzoek werd op 4 juni 2008 afgewezen. De gezaghebber stelde dat de vreemdeling niet had aangetoond dat de referent, bij wie hij verblijf wilde, over voldoende middelen van bestaan beschikte. De vreemdeling had in beroep onder andere een belastingaangifte en inkomensverklaring overgelegd, maar het Gerecht in eerste aanleg oordeelde dat deze documenten niet voldoende waren om aan te tonen dat de referent aan het middelenvereiste voldeed.

In hoger beroep voerde de vreemdeling aan dat het Gerecht had miskend dat hij ook andere objectieve gegevens had overgelegd, waaronder salarisstroken. Het Hof oordeelde echter dat de overgelegde salarisstroken niet de betekenis konden krijgen die de vreemdeling eraan hechtte, omdat hij niet aannemelijk had gemaakt dat deze documenten niet eerder bij de gezaghebber konden worden ingediend. Het Hof bevestigde de eerdere uitspraak van het Gerecht en oordeelde dat het hoger beroep ongegrond was. De beslissing van de gezaghebber werd daarmee bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

De uitspraak benadrukt het belang van objectieve gegevens bij het aanvragen van een verblijfsvergunning en de verantwoordelijkheid van de aanvrager om voldoende bewijs te leveren van de financiële situatie van de referent. Het Hof concludeerde dat de vreemdeling niet had voldaan aan de vereisten zoals gesteld in de Landsverordening Toelating en Uitzetting.

Uitspraak

HLAR 031/09
Datum uitspraak: 18 december 2009
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[...], wonend op Sint Maarten,
appellant,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Sint Maarten, van 10 februari 2009 in zaak nr. 2008/143 in het geding tussen:
appellant
en
de gezaghebber van het Eilandgebied Sint Maarten, namens de minister van Justitie.
1. Procesverloop
Bij beschikking van 4 juni 2008 heeft de gezaghebber van het Eilandgebied Sint Maarten (hierna: de gezaghebber) een verzoek van appellant (hierna: de vreemdeling) om hem een vergunning tot tijdelijk verblijf te verlenen afgewezen.
Bij uitspraak van 10 februari 2009 heeft het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Sint Maarten, (hierna: het Gerecht) het door de vreemdeling daartegen ingestelde beroep kennelijk beoogd ongegrond te verklaren.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij het Hof ingekomen op 24 maart 2009, hoger beroep ingesteld.
De gezaghebber heeft een verweerschrift ingediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 oktober 2009, waar de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. F.L. Telgt, advocaat, deze laatste vergezeld door […] (hierna: de referent), en de gezaghebber, vertegenwoordigd door mr. A.O. Muller, advocaat, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 9, eerste lid, van de Landsverordening Toelating en Uitzetting (hierna: de LTU) kan de vergunning tot tijdelijk verblijf of tot verblijf door of namens de Minister van Justitie worden geweigerd:
a. met het oog op de openbare orde of het algemeen belang, waaronder economische redenen mede worden begrepen;
b. indien niet kan worden aangetoond dat degene, voor wie toelating wordt verzocht, over voldoende middelen van bestaan zal beschikken.
2.2. Volgens het gevoerde beleid, zoals vermeld in paragraaf 3.7, onder a, van de door de minister van Justitie aan de gezaghebbers gegeven instructie inzake de toepassing van de LTU en het Toelatingsbesluit, dient degene die toelating voor zijn kind van twaalf jaar of ouder verzoekt, om die toelating mogelijk te maken, duurzaam en zelfstandig over voldoende middelen van bestaan te beschikken. Het normbedrag hiervoor is volgens dat beleid een inkomen van Naf. 42.000,00 bruto per jaar.
2.3. De vreemdeling betoogt dat het Gerecht, door te overwegen dat hij niet met objectieve gegevens heeft aangetoond dat de referent, bij wie verblijf wordt beoogd, over voldoende middelen van bestaan beschikt, heeft miskend dat hij in beroep niet slechts de belastingaangifte van de referent over het jaar 2007, maar ook een inkomensverklaring van de belastinginspecteur heeft overgelegd en daaruit en uit verschillende salarisstroken blijkt dat de referent wel aan het middelenvereiste voldoet.
2.3.1. Omdat de belastingaangifte over het jaar 2007 slechts op gegevens van de referent zelf berust en uit de inkomstenverklaring niet blijkt dat de belastinginspecteur de juistheid van die gegevens heeft gecontroleerd en geverifieerd, heeft het Gerecht in het in beroep aangevoerde terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat de gezaghebber aan de beschikking van 4 juni 2008 ten onrechte ten grondslag heeft gelegd dat de referent niet over voldoende middelen van bestaan beschikt.
Aan de voor het eerst in hoger beroep overgelegde salarisstroken kan, voor zover deze de periode, voorafgaand aan de beschikking van 4 juni 2008 betreffen, niet de betekenis worden toegekend die de vreemdeling daaraan gehecht wil zien, nu hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat die stroken niet reeds bij de gezaghebber konden worden overgelegd.
Het betoog faalt.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H.L. Wattel, voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Martinez, griffier.
w.g. Wattel
voorzitter
w.g. Martinez
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 december 2009
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
voor deze,