HLAR 030/09
Datum uitspraak: 18 december 2009
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Uitspraak op het hoger beroep van:
de stichting Sint Maarten Medical Center Foundation,
appellante,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Sint Maarten, van 29 januari 2009 in zaak nr. 2007/57 in het geding tussen:
de minister van Volksgezondheid en Sociale Ontwikkeling.
Bij beschikking van 29 april 2008 heeft de minister van Volksgezondheid en Sociale Ontwikkeling (hierna: de minister) het budget van appellante (hierna: SMMC) ter dekking van de kosten van de krachtens het Landsbesluit Medisch Tarief Sociale Verzekeringen 2001 (hierna: het Landsbesluit) verleende zorg voor 2004 op Naf. 5.700.000,00 vastgesteld en voor 2005 op Naf. 6.300.000,00.
Bij uitspraak van 29 januari 2009 heeft het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Sint Maarten, (hierna: het Gerecht) het door SMMC daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en die beschikking vernietigd, doch de rechtsgevolgen ervan in stand gelaten.
Tegen deze uitspraak heeft SMMC bij brief, bij het Hof ingekomen op 11 maart 2009, hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 oktober 2009, waar SMMC, vertegenwoordigd door mr. J. Veen, advocaat, vergezeld door dr. G. Scot, directeur van de stichting, en de minister, vertegenwoordigd door mr. R.A.P.H. Pols, advocaat, zijn verschenen.
2.1. SMMC betoogt dat het Gerecht, door de rechtsgevolgen van de beschikking van 9 maart 2007 in stand te laten, heeft miskend dat het door haar ingestelde beroep de beschikking van 29 april 2008 betrof.
2.1.1. Uit de uitspraak is duidelijk dat het Gerecht daarbij op het door SMMC tegen de beschikking van 29 april 2008 ingestelde beroep heeft beslist. Dat in de beslissing een verkeerde datum is vermeld, is gevolg van een kennelijke verschrijving. Nu SMMC door deze verschrijving niet in haar belangen is geschaad, is voor vernietiging van de uitspraak deswege geen grond. Het betoog faalt.
2.2. SMMC betoogt voorts dat het Gerecht, door te overwegen dat - samengevat weergegeven - de minister het budget ter dekking van de kosten van de krachtens het Landsbesluit door SMMC verleende zorg in de jaren 2004 en 2005 niet aan de hand van de rapporten van het adviesbureau TRAG (hierna: de rapporten) hoefde vast te stellen, omdat die op de jaarrekeningen over die jaren zijn gebaseerd en de in die jaarrekeningen vermelde gegevens niet door een externe accountant zijn gecontroleerd, heeft miskend dat geen grond voor twijfel aan de juistheid van die gegevens bestaat, de minister de bevoegdheid mist om controle van de jaarrekening door een externe accountant te eisen en een onderzoek door zodanige accountant geen toegevoegde waarde heeft.
2.2.1. Ingevolge artikel 23, eerste lid, van het Landsbesluit, voor zover thans van belang, kan de minister voor ten minste één jaar per zorginstelling een budget vaststellen ter dekking van de kosten van de door die instelling te verlenen zorg. In de gestelde omstandigheid dat niet aan de juistheid van de in de jaarrekeningen over de jaren 2004 en 2005 vermelde gegevens hoeft te worden getwijfeld, heeft het Gerecht terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat het Landsbesluit er aan in de weg staat dat de minister voor het vaststellen van een budget, waartoe deze bevoegd, doch niet gehouden is, de eis stelt dat de daaraan ten grondslag te leggen gegevens door een externe accountant zijn gecontroleerd en geverifieerd. Daarbij is mede van belang dat de rapporten, naar zijdens de minister ter zitting onweersproken is gesteld, tot stand zijn gekomen op basis van door SMMC aangeleverde en niet extern gecontroleerde en geverifieerde gegevens. Ook anderszins is voor dat oordeel geen grond. Het betoog faalt.
2.3. SMMC betoogt verder dat het Gerecht, door haar niet te volgen in haar betoog dat de minister, door het budget voor de jaren 2004 en 2005 niet op basis van de rapporten vast te stellen, hoewel de rapporten wel tot uitgangspunt zijn genomen bij het vaststellen van het budget voor de jaren 2006 en 2007, in strijd met het verbod van willekeur heeft gehandeld, heeft miskend dat dit budget naderhand niet is bijgesteld.
2.3.1. Niet in geschil is dat de minister het budget voor de jaren 2006 en 2007 op basis van de rapporten heeft vastgesteld in verband met de precaire financiële positie van SMMC. Het Gerecht is SMMC terecht niet gevolgd in het betoog dat de minister ook het budget voor de jaren 2004 en 2005 onder die omstandigheden op basis van de rapporten moest vaststellen. Daarbij is van belang dat evenmin in geschil is dat de vaststelling voor deze jaren er, anders dan geldt voor de daaropvolgende, niet toe kan leiden dat het voortbestaan van SMMC in gevaar komt en de te verlenen zorg niet langer gegarandeerd is, zodat het niet om gelijke of op een lijn te stellen gevallen gaat. Het betoog faalt.
2.4. Het Gerecht heeft louter ten overvloede overwogen dat SMMC een nieuw verzoek kan doen, indien zij de jaarrekeningen over 2004 en 2005 alsnog laat goedkeuren. Hetgeen daartegen is aangevoerd, kan daarom niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van het Gerecht dient, voor zover aangevallen, te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de uitspraak van het Gerecht, voor zover aangevallen.
Aldus vastgesteld door mr. H.L. Wattel, voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Martinez, griffier.
w.g. Wattel
voorzitter
w.g. Martinez
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 december 2009
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
voor deze,