ECLI:NL:OGHNAA:2009:BN0533

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
18 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HLAR 018/09
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verzoek verblijfsvergunning en niet-ontvankelijk verklaring door het Gerecht in eerste aanleg van Aruba

In deze Arubaanse zaak betreft het een hoger beroep tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, waarin het beroep van de vreemdeling tegen de afwijzing van zijn verzoek om een vergunning tot tijdelijk verblijf niet-ontvankelijk werd verklaard. De vreemdeling had eerder een vergunning tot tijdelijk verblijf gekregen voor het verrichten van arbeid in loondienst, maar het Gerecht oordeelde dat hij geen belang had bij het beroep. De vreemdeling stelde dat deze beslissing onterecht was, omdat hij wel degelijk belang had bij het beroep, gezien zijn verblijf in Aruba en de omstandigheden van zijn aanvraag.

Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba oordeelde dat het Gerecht ten onrechte het beroep niet-ontvankelijk had verklaard. Het Hof stelde vast dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van het gevoerde beleid rechtvaardigden, dat een verblijf van langer dan drie jaar voor arbeid in loondienst niet was toegestaan. Het Hof vernietigde de uitspraak van het Gerecht en verklaarde het beroep ongegrond, maar oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan op 18 december 2009, waarbij het Hof de minister van Vreemdelingenzaken verzocht het griffierecht aan de vreemdeling terug te betalen.

De zaak benadrukt de noodzaak voor vreemdelingen om goed op de hoogte te zijn van de geldende regelgeving omtrent verblijfsvergunningen en de voorwaarden die aan tijdelijke verblijven zijn verbonden. Het Hof bevestigde dat de vreemdeling, ondanks zijn eerdere verblijf, niet in aanmerking kwam voor een verlenging van zijn vergunning, omdat hij niet voldeed aan de criteria die door de minister waren vastgesteld.

Uitspraak

HLAR 018/09
Datum uitspraak: 18 december 2009
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[…],
appellant,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 17 december 2008 in zaak nr. 1285 van 2008 in het geding tussen:
appellant
en
de minister van Vreemdelingenzaken.
1. Procesverloop
Bij beschikking van 15 maart 2007 heeft de minister van Vreemdelingenzaken (hierna: de minister) een verzoek van de naamloze vennootschap Saint A. Contractors N.V. om appellant (hierna: de vreemdeling) een vergunning tot tijdelijk verblijf te verlenen afgewezen.
Bij beschikking van 13 maart 2008 heeft de minister het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 17 december 2008 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij het Hof ingekomen op 28 januari 2009, hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 november 2009, waar de minister, vertegenwoordigd door mr. M.D. van Wilgen, werkzaam in dienst van het land, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De vreemdeling betoogt dat het Gerecht, door het door hem ingestelde beroep niet-ontvankelijk te verklaren, heeft miskend dat hij daarbij belang heeft.
2.1.1. De vreemdeling kon tegen de beschikking van 13 maart 2008 beroep instellen bij het Gerecht. Dat de vreemdeling, zoals het Gerecht heeft overwogen, drie jaren krachtens een vergunning tot tijdelijk verblijf hier te lande heeft verbleven, brengt niet met zich dat de vreemdeling geen belang had bij het door hem ingestelde beroep. Nu ook anderszins geen grond bestond om dat te doen, heeft het Gerecht het beroep ten onrechte niet ontvankelijk verklaard. Het betoog slaagt.
2.2. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Het Hof zal de zaak evenwel niet naar het Gerecht terugverwijzen, nu het bij het Gerecht ingestelde beroep, waarin, kort samengevat, is aangevoerd dat de vreemdeling ten onrechte niet door de bezwaaradviescommissie is gehoord en de minister bij de beschikking op het verzoek om een vergunning tot tijdelijk verblijf ten onrechte de Landsverordening toelating en uitzetting, zoals deze sinds 1 juli 2006 luidt, heeft toegepast, kennelijk ongegrond is. Daartoe wordt als volgt overwogen.
2.3. Volgens het door de minister gevoerde beleid, vermeld in de Nota Vreemdelingenbeleid van 24 juni 2002, voor zover thans van belang, wordt aan vreemdelingen, behoudens bijzondere gevallen, voor het verrichten van arbeid in loondienst geen langer verblijf hier te lande toegestaan dan in totaal drie jaar.
2.3.1. Niet in geschil is dat de minister bij beschikking van 17 februari 2003 aan de vreemdeling een vergunning tot tijdelijk verblijf heeft verleend voor het verrichten van arbeid in loondienst en de vreemdeling van 26 april 2003 tot 26 april 2006 krachtens zodanige vergunning hier te lande heeft verbleven. Nu de vreemdeling ten tijde van het geven van de beschikking op bezwaar drie jaar voor dat doel in Aruba had verbleven en niet is gebleken van bijzondere omstandigheden die tot afwijken van het gevoerde beleid kunnen nopen, staat dit aan verlening van de verzochte vergunning in de weg. Hetgeen in beroep is aangevoerd, kan dan ook niet leiden tot het ermee beoogde doel.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, van 17 december 2008 in zaak nr. 1285 van 2008;
III. verklaart het bij het Gerecht in die zaak ingestelde beroep tegen de beschikking van de minister van Vreemdelingenzaken van 13 maart 2008, kenmerk crv-[crv-nummer], ongegrond;
IV. gelast dat het land Aruba aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van Afl. 75,00 (zegge: vijfenzeventig gulden) teruggeeft.
Aldus vastgesteld door mr. H.L. Wattel, voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Martinez, griffier.
w.g. Wattel
Voorzitter w.g. Martinez
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 december 2009
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
voor deze,