ECLI:NL:OGHNAA:2009:BM9976

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
18 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HLAR 004/09
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning en de status van belanghebbende

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de afwijzing van een verblijfsvergunning door de gezaghebber van het Eilandgebied Sint Maarten. De appellanten, een echtpaar waarvan de vrouw geen belanghebbende werd geacht in de zin van de Landsverordening administratieve rechtspraak, hebben beroep aangetekend tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen. De uitspraak van het Gerecht verklaarde het beroep van de referent niet-ontvankelijk en dat van de vreemdeling ongegrond. De referent betoogde dat de afwijzing van de verblijfsvergunning haar rechtstreeks in haar belang raakt, maar het Hof oordeelde dat de beschikking van 16 juni 2008 niet gericht was op het weigeren van een vergunning aan haar, waardoor zij niet als belanghebbende kon worden aangemerkt. Het Hof bevestigde dat de vreemdeling, die illegaal op Sint Maarten verbleef, een gevaar voor de openbare orde vormde, wat leidde tot de weigering van de vergunning. De vreemdeling voerde aan dat de afwijzing in strijd was met het recht op familie- of gezinsleven, maar het Hof oordeelde dat er geen objectieve belemmeringen waren voor het gezin om elders, bijvoorbeeld in Jamaica, samen te leven. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de eerdere uitspraak werd bevestigd.

Uitspraak

HLAR 004/09
Datum uitspraak: 18 december 2009
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Uitspraak op het hoger beroep van:
1. [...], wonend op Sint Maarten,
2. [...], wonend te Jamaica,
appellanten,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Sint Maarten, van 18 december 2008 in zaak nr. 2008/100 in het geding tussen:
appellanten
en
de gezaghebber van het Eilandgebied Sint Maarten, namens de minister van Justitie.
1. Procesverloop
Bij beschikking van 16 juni 2008 heeft de gezaghebber van het Eilandgebied Sint Maarten (hierna: de gezaghebber) een verzoek van appellant sub 1 (hierna: de referent) om appellant sub 2 (hierna: de vreemdeling) een vergunning tot verblijf te verlenen afgewezen.
Bij uitspraak van 18 december 2009 heeft het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Sint Maarten, (hierna: het Gerecht) het door de referent daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk en het door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben de referent en de vreemdeling bij brief, bij het Hof ingekomen op 21 januari 2009, hoger beroep ingesteld.
De gezaghebber heeft een verweerschrift ingediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 oktober 2009, waar de referent, bijgestaan door mr. B.G. Hofman, advocaat, en de gezaghebber, vertegenwoordigd door mr. R.F. Gibson, advocaat, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De referent en de vreemdeling betogen dat het Gerecht, door het door de referent tegen de beschikking van 16 juni 2008 ingestelde beroep niet-ontvankelijk te verklaren, heeft miskend dat zij als echtgenote van de vreemdeling door de afwijzing rechtstreeks in haar belang wordt getroffen.
2.1.1. Bij de beschikking om een vergunning tot verblijf te verlenen of te weigeren is slechts het belang van de desbetreffende vreemdeling rechtstreeks betrokken. Nu de beschikking van 16 juni 2008 er niet toe strekt haar een vergunning tot verblijf te weigeren, heeft het Gerecht haar terecht niet als belanghebbende, als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak, bij de afwijzing aangemerkt.
Het betoog faalt.
2.2. De vreemdeling betoogt dat het Gerecht, door te overwegen dat de gezaghebber terecht het standpunt heeft ingenomen dat recent en langdurig illegaal verblijf, dat eerst na tussenkomst van de met vreemdelingentoezicht belaste autoriteiten is beëindigd, betekent dat de vreemdeling een gevaar voor de openbare orde vormt en tot weigering van de gevraagde vergunning tot verblijf leidt, heeft miskend dat illegaal verblijf niet in strijd met de openbare orde, als bedoeld in artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, van de Landsverordening Toelating en Uitzetting (hierna: de LTU), is.
2.2.1. Ingevolge die bepaling, voor zover thans van belang, kan de vergunning tot verblijf door of namens de minister van Justitie worden geweigerd met het oog op de openbare orde of het algemeen belang, waaronder economische redenen mede worden begrepen.
2.2.2. Niet in geschil is dat de vreemdeling, onmiddellijk voorafgaande aan zijn verwijdering naar Jamaica, in strijd met de LTU ruim drie jaar zonder te zijn toegelaten op Sint Maarten heeft verbleven en werkzaam is geweest. Het Gerecht heeft terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat de gezaghebber zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat dat een inbreuk op de openbare orde, als bedoeld in voormeld artikel 9, eerste lid, van de LTU, oplevert. Dat verblijf hier te lande en het verrichten van werkzaamheden, als gesteld, niet verboden is of strafbaar is gesteld, is onvoldoende voor een ander oordeel.
Het betoog faalt.
2.3. De vreemdeling betoogt ten slotte dat het Gerecht, door hem niet te volgen in het betoog dat de weigering de vreemdeling een vergunning tot verblijf te verlenen in strijd is met het recht op familie- of gezinsleven, als bedoeld in artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden, heeft miskend dat de referent de Nederlandse nationaliteit heeft en niet zonder goede reden kan worden genoopt om te emigreren om met de vreemdeling elders te kunnen samenleven.
2.3.1. Dat betoog faalt evenzeer. De vreemdeling is nooit toegelaten. Het afgewezen verzoek betreft aldus een verzoek tot eerste toelating, ingediend nadat van zijn niet toegestaan verblijf hier te lande was gebleken. De ingeroepen verdragsbepaling houdt geen verplichting in om de vreemdeling onder die omstandigheden toe te laten, nu hij, door in het huwelijk met de referent te treden, toen hij niet over een vergunning tot verblijf beschikte en het gevoerde beleid niet in toelating in een geval als dit voorzag, heeft aanvaard dat het gezinsleven mogelijk niet op Sint Maarten zou plaatsvinden en voorts niet is gebleken dat er objectieve belemmeringen zijn voor het familie- of gezinsleven van de referent met de vreemdeling elders, bijvoorbeeld in Jamaica. Dat dat voor de referent, als gesteld, niet aantrekkelijk is, vormt geen zodanige belemmering.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H.L. Wattel, voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Martinez, griffier.
w.g. Wattel
voorzitter
w.g. Martinez
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 december 2009
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
voor deze,