ECLI:NL:OGHNAA:2009:BM9889
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
- Hoger beroep
- H.L. Wattel
- R.W.L. Loeb
- A.W.M. Bijloos
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake vergunning tot tijdelijk verblijf en belanghebbendheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, waarin de minister van Vreemdelingenzaken een verzoek om een vergunning tot tijdelijk verblijf heeft afgewezen. De appellanten, waaronder de vreemdeling, hebben bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het Gerecht heeft dit bezwaar ongegrond verklaard. De appellanten sub 2 en sub 3 hebben echter geen belanghebbendheid aangetoond, aangezien zij niet namens de vreemdeling bezwaar hebben gemaakt, maar uit eigen hoofde. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de minister het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Het Hof heeft vastgesteld dat de minister het bezwaarschrift niet in handen heeft gesteld van de bezwaaradviescommissie, wat in strijd is met de Landsverordening administratieve rechtspraak. Het hoger beroep is gegrond verklaard, en de uitspraak van het Gerecht is vernietigd. Het Hof heeft de minister opgedragen om het bezwaarschrift alsnog in handen te stellen van de bezwaaradviescommissie en na ontvangst van haar advies te beslissen op het bezwaar van de vreemdeling. Daarnaast is de minister veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten aan de appellanten en dient het griffierecht te worden terugbetaald.
De uitspraak benadrukt het belang van de rol van de minister in het proces van bezwaar en de noodzaak om de juiste procedures te volgen bij het afhandelen van verzoeken om vergunningen tot tijdelijk verblijf. Het Hof heeft de minister ook aangesproken op de verplichting om de proceskosten te vergoeden, wat een belangrijke overweging is in bestuursrechtelijke procedures.