ECLI:NL:OGHNAA:2009:BM9889

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
18 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HLAR 002/09
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake vergunning tot tijdelijk verblijf en belanghebbendheid

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, waarin de minister van Vreemdelingenzaken een verzoek om een vergunning tot tijdelijk verblijf heeft afgewezen. De appellanten, waaronder de vreemdeling, hebben bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het Gerecht heeft dit bezwaar ongegrond verklaard. De appellanten sub 2 en sub 3 hebben echter geen belanghebbendheid aangetoond, aangezien zij niet namens de vreemdeling bezwaar hebben gemaakt, maar uit eigen hoofde. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de minister het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard.

Het Hof heeft vastgesteld dat de minister het bezwaarschrift niet in handen heeft gesteld van de bezwaaradviescommissie, wat in strijd is met de Landsverordening administratieve rechtspraak. Het hoger beroep is gegrond verklaard, en de uitspraak van het Gerecht is vernietigd. Het Hof heeft de minister opgedragen om het bezwaarschrift alsnog in handen te stellen van de bezwaaradviescommissie en na ontvangst van haar advies te beslissen op het bezwaar van de vreemdeling. Daarnaast is de minister veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten aan de appellanten en dient het griffierecht te worden terugbetaald.

De uitspraak benadrukt het belang van de rol van de minister in het proces van bezwaar en de noodzaak om de juiste procedures te volgen bij het afhandelen van verzoeken om vergunningen tot tijdelijk verblijf. Het Hof heeft de minister ook aangesproken op de verplichting om de proceskosten te vergoeden, wat een belangrijke overweging is in bestuursrechtelijke procedures.

Uitspraak

HLAR 002/09
Datum uitspraak: 18 december 2009
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Uitspraak op het hoger beroep van:
1. […],
2. […],
3. […],
appellanten,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 10 december 2008 in zaak nr. 2230 van 2008 in het geding tussen:
1. appellanten,
2. de naamloze vennootschap HJC Engineering N.V., gevestigd in Aruba,
en
de minister van Vreemdelingenzaken.
1. Procesverloop
Bij beschikking van 8 november 2007 heeft de minister van Vreemdelingenzaken (hierna: de minister) een verzoek van appellant sub 1 (hierna: de vreemdeling) om hem een vergunning tot tijdelijk verblijf te verlenen afgewezen.
Bij beschikking van 28 mei 2008 heeft de minister de daartegen door de vreemdeling en appellanten sub 2 en sub 3 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 10 december 2008 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht), voor zover thans van belang, het daartegen door de vreemdeling en appellanten sub 2 en sub 3 ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben de vreemdeling en appellanten sub 2 en sub 3 bij brief, bij het Hof ingekomen op 5 januari 2009, hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 november 2009, waar de vreemdeling en appellanten sub 2 en sub 3, vertegenwoordigd door mr. V.A.V. Carlo, advocaat, en de minister, vertegenwoordigd door mr. M.D. van Wilgen, werkzaam in dienst van het land, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het Hof overweegt ambtshalve als volgt.
2.1.1. Zoals het Hof eerder heeft overwogen (uitspraak van 13 oktober 2008 in zaak nr. 269 HLAR 41/08; www.rechtspraak.nl), is bij de beschikking om een vergunning tot tijdelijk verblijf te weigeren slechts het belang van de desbetreffende vreemdeling rechtstreeks betrokken.
In dit geval hebben appellanten sub 2 en sub 3 niet namens de vreemdeling, doch uit eigen hoofde bezwaar tegen de beschikking van 8 november 2007 gemaakt. Zij waren echter geen belanghebbenden in de zin van artikel 9, eerste lid, van de Lar bij die beschikking en de minister heeft het door hen daartegen gemaakte bezwaar dan ook ten onrechte niet deswege niet-ontvankelijk verklaard. Het Gerecht heeft dat miskend.
2.2. De vreemdeling betoogt dat het Gerecht heeft miskend dat de minister het bezwaarschrift ten onrechte niet in handen van de bezwaaradviescommissie heeft gesteld.
2.2.1. Niet gebleken is dat de minister het bezwaarschrift in handen heeft gesteld van de bezwaaradviescommissie. Nu de minister het bezwaarschrift niet niet-ontvankelijk heeft verklaard, is dat in strijd met artikel 15 van de Landsverordening administratieve rechtspraak. Het betoog slaagt.
2.3. Het hoger beroep is gegrond. Hetgeen in het hoger-beroepschrift verder is aangevoerd, behoeft geen bespreking. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen het Gerecht had behoren te doen, zal het Hof het beroep gegrond verklaren en de beschikking van 28 mei 2008 vernietigen. Nu de minister het bij hem door appellanten sub 2 en sub 3 gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk had dienen te verklaren, ziet het Hof aanleiding om, voor zover het beroep door hen is ingesteld, op na te melden wijze zelf in de zaak te voorzien. De minister dient het bezwaarschrift alsnog in handen te stellen van de bezwaaradviescommissie en na van haar advies te hebben ontvangen te beslissen op het door de vreemdeling gemaakte bezwaar.
2.4. De minister dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden verwezen. Het Hof ziet aanleiding om daarbij een wegingsfactor van 0,25 toe te passen.
3. Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 10 december 2008 in zaak nr. 2230 van 2008;
III. verklaart het bij het Gerecht in die zaak tegen de beschikking van de minister van Vreemdelingenzaken van 28 mei 2008, kenmerk crv-[crv-nummer], ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt die beschikking;
V. verklaart het door appellanten sub 2 en sub 3 tegen de beschikking van 8 november 2007 gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk;
VI. draagt de minister van Vreemdelingenzaken op binnen twee weken na verzending van deze uitspraak het bezwaarschrift in handen te stellen van de bezwaaradviescommissie;
VII. bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde beschikking;
VIII. veroordeelt de minister van Vreemdelingenzaken tot vergoeding van de bij [appellanten sub 1, 2 en 3] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van Afl. 350,00 (zegge: driehonderd vijftig gulden), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de minister van Vreemdelingenzaken aan [appellanten sub 1, 2 en 3] te worden betaald, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
IX. gelast dat het land Aruba aan [appellanten sub 1, 2 en 3] het door hen voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van Afl. 100,00 (zegge: honderd gulden) teruggeeft, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.
Aldus vastgesteld door mr. H.L. Wattel, voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Martinez, griffier.
w.g. Wattel
Voorzitter w.g. Martinez
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 december 2009
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
voor deze,