ECLI:NL:OGHNAA:2009:BM9885

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
18 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HLAR 002/09-2
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de afwijzing van een verzoek om een vergunning tot tijdelijk verblijf voor een minderjarige

In deze Arubaanse zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, waarin de minister van Vreemdelingenzaken een verzoek om een vergunning tot tijdelijk verblijf voor een minderjarige heeft afgewezen. De ouders van de minderjarige hebben bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar de minister heeft het bezwaar ongegrond verklaard. De ouders hebben vervolgens beroep ingesteld bij het Gerecht, dat hun beroep ongegrond verklaarde. Hierop hebben de ouders hoger beroep ingesteld bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba.

Tijdens de behandeling van de zaak op 4 november 2009, waren de ouders vertegenwoordigd door hun advocaat, mr. V.A.V. Carlo, terwijl de minister werd vertegenwoordigd door mr. M.D. van Wilgen. Het Hof heeft vastgesteld dat de minister het bezwaarschrift niet in handen heeft gesteld van de bezwaaradviescommissie, wat in strijd is met artikel 15 van de Landsverordening administratieve rechtspraak. Het Hof oordeelt dat het hoger beroep gegrond is en vernietigt de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg.

Het Hof heeft de minister opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak het bezwaarschrift in handen te stellen van de bezwaaradviescommissie. Daarnaast is de minister veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten aan de ouders, die zijn opgelopen tot Afl. 175,00, en dient het land Aruba het door de ouders betaalde griffierecht van Afl. 75,00 terug te geven. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 18 december 2009.

Uitspraak

HLAR 002/09-2
Datum uitspraak: 18 december 2009
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Uitspraak op het hoger beroep van:
1. […] en
2. […], beiden in hun hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige […],
appellanten,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 10 december 2008 in zaak nr. 2229 van 2008 in het geding tussen:
appellanten
en
de minister van Vreemdelingenzaken.
1. Procesverloop
Bij beschikking van 8 november 2007 heeft de minister van Vreemdelingenzaken (hierna: de minister) een door appellant sub 1 namens de minderjarige gedaan verzoek deze een vergunning tot tijdelijk verblijf te verlenen afgewezen.
Bij beschikking van 28 mei 2008 heeft de minister de daartegen door appellanten (hierna: de ouders) namens dat kind gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 10 december 2008 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht), voor zover thans van belang, het door de ouders namens dat kind daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben de ouders bij brief, bij het Hof ingekomen op 5 januari 2009, namens het kind hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 november 2009, waar de ouders, vertegenwoordigd door mr. V.A.V. Carlo, advocaat, en de minister, vertegenwoordigd door mr. M.D. van Wilgen, werkzaam in dienst van het land, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De ouders betogen dat het Gerecht heeft miskend dat de minister het bezwaarschrift ten onrechte niet in handen van de bezwaaradviescommissie heeft gesteld.
2.1.1. Niet gebleken is dat de minister het bezwaarschrift in handen heeft gesteld van de bezwaaradviescommissie. Nu de minister het bezwaarschrift niet niet-ontvankelijk heeft verklaard, is dat in strijd met artikel 15 van de Landsverordening administratieve rechtspraak. Het betoog slaagt.
2.2. Het hoger beroep is gegrond. Hetgeen in hoger beroep verder is aangevoerd, behoeft geen bespreking. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen het Gerecht had behoren te doen, zal het Hof het beroep gegrond verklaren en de beschikking van 28 mei 2008 vernietigen.
2.3. De minister dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden verwezen. Het Hof ziet aanleiding om daarbij een wegingsfactor van 0,25 toe te passen. Tot vergoeding van de kosten van het van het verschijnen ter zitting heeft het Hof de minister in de uitspraak van 18 december 2009 in zaak nr. HLAR 002/09 veroordeeld en deze kosten komen derhalve in deze procedure niet voor vergoeding in aanmerking.
3. Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 10 december 2008 in zaak nr. 2229 van 2008;
III. verklaart het bij het Gerecht in die zaak tegen de beschikking van de minister van Vreemdelingenzaken van 28 mei 2008, kenmerk crv[crv-nummer], ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt die beschikking;
V. draagt de minister van Vreemdelingenzaken op binnen twee weken na verzending van deze uitspraak het bezwaarschrift in handen te stellen van de bezwaaradviescommissie;
VI. veroordeelt de minister van Vreemdelingenzaken tot vergoeding van de bij [appellanten sub 1 en 2] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van Afl. 175,00 (zegge: honderd vijfenzeventig gulden), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de minister van Vreemdelingenzaken aan [appellanten sub 1 en 2] te worden betaald, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
VII. gelast dat het land Aruba aan [appellanten sub 1 en 2] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van Afl. 75,00 (zegge: vijfenzeventig gulden) teruggeeft, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.
Aldus vastgesteld door mr. H.L. Wattel, voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Martinez, griffier.
w.g. Wattel
Voorzitter w.g. Martinez
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 december 2009
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
voor deze,