ECLI:NL:OGHNAA:2009:BL7936

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
29 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
H-118/2009
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met geslaagd beroep op noodweer na aanval met machete

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba op 29 oktober 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte voor poging tot doodslag. De verdachte, geboren in 1968 in de Dominicaanse Republiek en woonachtig op Sint Maarten, was beschuldigd van het opzettelijk doden van een persoon, waarbij hij een mes gebruikte. De tenlastelegging betrof een incident op 10 december 2008, waarbij de verdachte de aangever in de buik stak. In eerste aanleg was de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk.

Tijdens de zittingen in hoger beroep heeft de verdachte een beroep gedaan op noodweer, stellende dat hij zich verdedigde tegen een aanval met een machete door de aangever. Het Hof heeft vastgesteld dat de verdachte inderdaad was aangevallen en verwond, en dat hij zich tegen deze aanranding mocht verdedigen. Het Hof oordeelde dat het door de verdachte gebruikte geweld niet disproportioneel was, gezien de omstandigheden van de aanval.

Het Hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en geoordeeld dat de verdachte niet strafbaar was, omdat er sprake was van een strafuitsluitingsgrond. De verdachte werd ontslagen van alle rechtsvervolging. Dit vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier en is een belangrijke uitspraak met betrekking tot de toepassing van noodweer in strafzaken.

Uitspraak

Zaaknummer: H-118/2009
Parketnummer: 100.00734/08
Uitspraak: 29 oktober 2009
Tegenspraak
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
S T R A F V O N N I S
gewezen in het hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Sint Maarten, van 26 mei 2009
in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [datum] 1968 in de Dominicaanse Republiek,
wonende op Sint Maarten, [adres].
<u>Het onderzoek ter terechtzitting</u>
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van 13 januari 2009, 7 april 2009 en 6 mei 2009, zoals daarvan telkens blijkt uit de processen-verbaal van de terechtzittingen, alsmede van dat in hoger beroep van 8 oktober 2009 op Sint Maarten.
Het Hof heeft kennis genomen van de vordering van de (waarnemend) procureur-generaal, mr. J. Mul, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. J.G. Bloem naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
<u>De tenlastelegging</u>
Aan de verdachte is tenlastegelegd:
dat hij, op of omstreeks 10 december 2008, op het Nederlands Antilliaanse gedeelte van het eiland Sint Maarten, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon, te weten [slachtoffer], van het leven te beroven, (met) een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de buik, althans in het lichaam van die [slachtoffer], heeft gestoken; (artikel 300 jo 47 van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen)
subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
dat hij, op of omstreeks 10 december 2008, op het Nederlands Antilliaanse gedeelte van het eiland Sint Maarten, met gebruikmaking van een wapen, als bedoeld bij het tweede lid van artikel 1 van de Wapenverordening 1931, [slachtoffer] opzettelijk heeft mishandeld, door toen en daar, één of meermalen (telkens) opzettelijk met een mes in de buik, althans in het lichaam van die [slachtoffer], te steken, waardoor genoemde [slachtoffer] (zwaar) lichamelijk letsel, te weten: een of meer steek/snijwond(en) heeft bekomen, en/of pijn heeft ondervonden; (artikel 314a van het wetboek van strafrecht van de Nederlandse Antillen)
<u>Het vonnis waarvan beroep</u>
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het Hof zich daarmee niet verenigt.
<u>De bewezenverklaring</u>
Wettig en overtuigend wordt bewezen geacht hetgeen aan verdachte primair ten laste is gelegd, met dien verstande:
dat hij omstreeks 10 december 2008, op het Nederlands Antilliaanse gedeelte van het eiland Sint Maarten, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon, te weten [slachtoffer], van het leven te beroven, met een mes in de buik van die [slachtoffer], heeft gestoken;.
Het Hof acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
<u>De bewijsmiddelen</u>
Het Hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. De bewijsmiddelen zullen in geval van cassatie in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
<u>Nadere bewijsoverweging</u>
Volgens de verklaring van de verdachte ter zitting van het Hof wilde hij de aangever met het mes in zijn been steken, zodat opzet op levensberoving ontbreekt. Zijn gedraging moet echter naar haar uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer op het doden van de aangever gericht dat het niet anders kan dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dit gevolg heeft aanvaard. Verdachte heeft in een zodanige richting van het lichaam van de aangever gestoken dat hij hem met het mes in zijn buikstreek heeft geraakt. Als feit van algemene bekendheid mag ook bij de verdachte bekend worden verondersteld dat zich in de buikstreek diverse vitale organen bevinden. Het Hof acht derhalve bewezen dat verdachtes opzet voorwaardelijk was gericht op het doden van de aangever. Feiten en/of omstandigheden die tot een ander oordeel moeten leiden zijn gesteld noch gebleken.
<u>Kwalificatie</u>
Het bewezene levert op:
poging tot doodslag,
strafbaar gesteld bij artikel 300 jo. 47 van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen.
<u>Strafbaarheid</u>
Naar het oordeel van het Hof slaagt het beroep op noodweer dat door en namens de verdachte ter zitting van het Hof is gedaan. Verdachte heeft de aangever met een mes in de buik gestoken, nadat de aangever hem had aangevallen met een machete en hem daarmee aan zijn linkeronderarm en rechterhand had verwond. Gelet daarop was sprake van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van verdachte door de aangever. Verdachte mocht zich tegen deze aanranding verdedigen. Van hem kon in redelijkheid niet worden gevergd dat hij anders handelde dan hij heeft gedaan. Het door verdachte gebruikte geweld is – gelet op het geweld van de zijde van de aangever – niet als disproportioneel aan te merken.
De omstandigheid dat verdachte na de eerste woordenwisseling met de aangever naar zijn pick-up is gegaan om een mes te pakken, leidt niet tot een ander oordeel. Het Hof gaat ervan uit dat verdachte zich toen in een putatieve noodweersituatie bevond. Niet gebleken is van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van de echtgenote van verdachte door de aangever of van een dreiging daartoe. Verdachte kon echter redelijkerwijs menen dat hij het mes nodig had om zijn echtgenote te verdedigen tegen de aangever. Daarbij is van belang dat verdachte heeft verklaard dat, toen zijn echtgenote hem belde om haar te komen ophalen, zij hem heeft gezegd dat het zijn schuld zou zijn als haar iets zou overkomen. Bij het huis aangekomen hoorde hij haar tegen de aangever schreeuwen om haar te laten gaan, maar kwam zij niet naar buiten. Daar komt bij dat verdachte uit eigen ervaring wist dat de aangever tot (ernstig) geweld in staat was.
Het Hof acht verdachte op grond van het voorgaande niet strafbaar, nu ten opzichte van hem een strafuitsluitingsgrond aanwezig wordt geacht. Verdachte dient derhalve te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
BESLISSING
Het Hof:
Vernietigt het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Sint Maarten, van 26 mei 2009 en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat verdachte primair tenlastegelegde feit, zoals hiervoor bewezen geacht, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Kwalificeert het bewezenverklaarde als vorenomschreven.
Verklaart het bewezenverklaarde niet strafbaar.
Ontslaat de verdachte terzake van het bewezenverklaarde van alle rechtsvervolging.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J.P. de Haan, J. de Boer en G.C.C. Lewin, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, en ter openbare terechtzitting van het Hof op Curaçao uitgesproken op 29 oktober 2009 in tegenwoordigheid van de griffier.