ECLI:NL:OGHNAA:2009:BK9084

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
8 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AR-795/07-H-101/09
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Honoreringsovereenkomst tussen Ergonomics NV en B.L. met betrekking tot schadevergoeding

In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba werd behandeld, ging het om een geschil tussen de naamloze vennootschap Ergonomics NV en [B.L.] over een honoreringsovereenkomst. De partijen waren een overeenkomst aangegaan waarbij Ergonomics recht had op 30% van de schadevergoeding die [B.L.] zou ontvangen. Het Hof oordeelde dat [B.L.] onvoldoende feiten en omstandigheden had aangedragen om de toepassing van de overeenkomst in strijd met de redelijkheid en billijkheid te achten. Het Hof stelde vast dat het honorarium van Ergonomics berekend moest worden over het bedrag dat feitelijk als schadevergoeding was uitbetaald. Op basis van de gegevens in het dossier werd vastgesteld dat tot dat moment Afl. 97.500,- was uitbetaald, waarover Ergonomics recht had op Afl. 29.250,-. Ergonomics had echter ook een bedrag van Afl. 2.500,- aan [B.L.] afgedragen, waardoor zij nog Afl. 65.750,- aan [B.L.] moest betalen. Het Hof vernietigde de eerdere vonnissen van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba en veroordeelde Ergonomics tot betaling van het verschuldigde bedrag aan [B.L.], alsook in de proceskosten van de zijde van [B.L.]. Het Hof verleende [B.L.] bovendien verlof om kosteloos te procederen, gezien zijn financiële situatie. De uitspraak vond plaats op 8 december 2009.

Uitspraak

UITSPRAAK: 8 december 2009
ZAAKNR.: AR-795/07-H-101/09
HET GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN DE
NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Vonnis in de zaak van:
de naamloze vennootschap ERGONOMICS NV,
gevestigd in Aruba,
voorheen gedaagde, thans appellante,
thans procederend in persoon,
tegen
[B.L.], (hierna [B.L.]
wonend in Aruba,
voorheen eiser, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. Vito A.V. Carlo.
1. Het verloop van de procedure
Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en gevorderd, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (verder: het GEA), wordt verwezen naar de tussen partijen in deze zaak gewezen vonnissen van 2 april 2008 en 8 oktober 2008. De inhoud van genoemde vonnissen geldt als hier ingevoegd.
Ergonomics is in hoger beroep gekomen van beide vonnissen door indiening op 19 november 2008 van een daartoe strekkende akte ter griffie van het GEA. Bij op 31 december 2008 ingediende memorie van grieven heeft zij een algemene grief aangevoerd en toegelicht. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof het bestreden vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoend, de vordering alsnog zal afwijzen, kosten rechtens.
[B.L.] heeft een memorie van antwoord genomen en geconcludeerd tot ongegrondverklaring van de grieven en tot bevestiging van het bestreden vonnis, met veroordeling van Ergonomics, uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van eerste aanleg en van het hoger beroep.
Op de daarvoor nader bepaalde dag heeft Ergonomics afgezien van pleidooi en heeft [B.L.] een pleitnota overgelegd, waarna vonnis is gevraagd waarvan de uitspraak is bepaald op heden.
2. Ontvankelijkheid
Ergonomics is tijdig en op de juiste wijze in beroep gekomen van de bestreden vonnissen, zodat zij daarin kan worden ontvangen.
3. Grief
In haar algemene grief heeft Ergonomics het Hof verzocht om de zaak integraal opnieuw te behandelen omdat zij zich in het geheel niet kan vinden in de overwegingen en uitspraak van beide vonnissen.
4. Beoordeling
4.1 [B.L.] is van mening dat hij ernstig in zijn verdediging is geschaad omdat het voor hem niet duidelijk is welke specifieke bezwaren Ergonomics tegen de vonnissen heeft. Hij miskent hierbij echter dat de toelichting op deze algemene grief voldoende concreet is om uit af te kunnen leiden waartegen de bezwaren van Ergonomics zich richten.
4.2.1 Ergonomics is van mening dat de door haar met [B.L.] afgesproken honorering van haar werkzaamheden, bestaande uit 30% van de eventueel door [B.L.] te ontvangen schadevergoeding, niet buitensporig is.
Wat dat betreft stelt het Hof voorop dat het met het GEA en op de door het GEA onder 5.3 en 5.4 gegeven gronden, die als hier herhaald en ingelast worden beschouwd, van oordeel is dat partijen een overeenkomst hebben gesloten zoals is neergelegd in de door Ergonomics bij conclusie van antwoord overgelegde volmacht en honoreringsovereenkomst. In die honoreringsovereenkomst is als art. 2 opgenomen dat het honorarium van Ergonomics 30% bedraagt van het door cliënt (dus [B.L.]) te ontvangen bedrag aan schadevergoeding.
4.2.2 Dit art. 2 van de honoreringsovereenkomst is niet van toepassing indien toepassing in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn (art. 6:248 lid 2 BW). Degene die dit beroep doet, moet daarvoor voldoende feiten en omstandigheden aandragen. Voor zover [B.L.] in eerste aanleg met het door hem onder 5 van zijn conclusie van repliek aangevoerde al een beroep op art. 6:248 lid 2 BW heeft willen doen, is dit beroep onvoldoende feitelijke toegelicht. Dit betekent dat het GEA het afgesproken honorarium niet had mogen verminderen van 30% naar 20%.
4.2.3 In zijn memorie van antwoord heeft [B.L.] onder 13 de stelling van Ergonomics dat een percentage van 30% niet buitensporig is, betwist. Zo 30% al buitensporig kan worden genoemd, is die enkele betwisting door [B.L.] onvoldoende om uit af te leiden dat hij in dit hoger beroep voldoende gemotiveerd heeft gesteld dat een beroep op deze contractuele bepaling door Ergonomics naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. In beginsel geldt deze contractuele bepaling dus tussen partijen.
4.2.4 [B.L.] heeft in eerste aanleg nog gesteld dat partijen mondeling hebben afgesproken dat Ergonomics 15% van de door hem te ontvangen schadevergoeding zou ontvangen. Die beweerdelijke afspraak is met niets onderbouwd en evenmin heeft hij daarvan voldoende concreet bewijs aangeboden, zodat het Hof aan die stelling voorbij gaat.
4.3 Ergonomics klaagt verder over het feit dat het GEA heeft geoordeeld dat het aan honorarium feitelijk te betalen bedrag moet worden berekend over hetgeen feitelijk als schadevergoeding is uitbetaald.
Die klaagt faalt op gronden zoals door het GEA zijn vermeld onder 5.6 van het tussenvonnis van 2 april 2008, hetgeen als hier herhaald en ingelast moet worden beschouwd. Partijen zijn het eens over het feit dat tot dusverre Afl. 97.500,- is uitbetaald, zodat het honorarium over dit bedrag moet worden berekend.
4.4 Ergonomics is van mening dat het GEA ten onrechte niet heeft aangenomen dat zij aan [B.L.] een voorschot van Afl. 15.000,- heeft betaald. Verder heeft zij nog opgemerkt dat partijen hadden afgesproken dat de eigenaar van de woning te [adres] in afwachting van de procedure [B.L.] kost, verzorging en inwoning zou verschaffen voor in totaal Afl. 1.100,- per maand.
De stelling van Ergonomics dat zij [B.L.] een voorschot heeft betaald van Afl. 15.000,- is met niets onderbouwd. Er is geen kwitantie in het geding gebracht noch een afschrift van een bankoverschrijving noch een afschrift van haar bankrekening waaruit blijkt dat dit bedrag op enig moment door haar is afgehaald noch heeft Ergonomics gesteld wanneer zij dit bedrag heeft betaald. Aldus is die stelling onvoldoende onderbouwd om Ergonomics tot bewijs daarvan toe te laten.
Aan de stelling van Ergonomics dat partijen hadden afgesproken dat de eigenaar van de woning te [adres] in afwachting van de procedure [B.L.] kost, verzorging en inwoning zou verschaffen voor in totaal Afl. 1.100,- per maand, gaat het Hof voorbij omdat is gesteld noch gebleken dat die kosten door Ergonomics zijn betaald.
4.5 Ergonomics heeft op geen enkele manier onderbouwd dat zij kosten heeft gemaakt, zodat niet meer toewijsbaar is dan 30% van het tot dusverre uitgekeerde schadebedrag van Afl. 97.500,-. Rekenkundig betekent dit dat Ergonomics recht heeft op Afl. 29.250,-. Zij heeft in totaal ontvangen Afl. 97.500,- en daarvan Afl. 2.500,- al aan [B.L.] afgedragen, zodat zij nog moet afdragen Afl. 65.750,-.
4.6 Een en ander betekent dat de vonnissen waarvan beroep zullen worden vernietigd. Waar Ergonomics van mening was dat zij niets aan [B.L.] hoefde te betalen, heeft zij te gelden als overwegend in het ongelijk gesteld, en zal zij daarom in de aan de zijde van [B.L.] gerezen proceskosten van eerste aanleg en van dit beroep worden veroordeeld.
4.7 [B.L.] zal, gelet op het in hoger beroep overgelegde bewijs van onvermogen, toestemming worden verleend om kosteloos te procederen.
BESLISSING:
Het Hof:
verleent [B.L.] verlof om kosteloos te procederen;
vernietigt de tussen partijen gewezen vonnissen van 2 april 2008 en 8 oktober 2008, behoudens wat betreft de in het laatst genoemde vonnis gegeven proceskostenveroordeling en doet opnieuw recht als volgt;
veroordeelt Ergonomics, uitvoerbaar bij voorraad, om aan [B.L.] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen Afl. 65.750,-;
veroordeelt Ergonomics, uitvoerbaar bij voorraad, in de aan de zijde van [B.L.] gerezen proceskosten, tot op heden begroot op Afl. 166,- aan exploitkosten en Afl. 8.800,- voor salaris gemachtigde;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J.R. Sijmonsma, H.L. Wattel en E.M. van der Bunt, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba uitgesproken op 8 december 2009 in tegenwoordigheid van de griffier.