ECLI:NL:OGHNAA:2009:BK8441

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
9 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
EJ-48/08-H-23/09
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van beschikking inzake salariskwestie en ontvankelijkheid in hoger beroep

In deze zaak, behandeld door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, betreft het een hoger beroep van [appellant] tegen de beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Sint Maarten, die op 8 oktober 2008 was uitgesproken. De zaak draait om een salariskwestie die eerder aan de orde is geweest in procedures waarbij [appellant] betrokken was. Het Hof oordeelt dat het verzoek van [appellant] om een voorlopig getuigenverhoor te gelasten, moet worden afgewezen. Dit omdat het onderwerp van de salariskwestie een ambtelijk salaris betreft, waarover de civiele rechter niet mag oordelen. De beschikking van het Gerecht in eerste aanleg wordt bevestigd, met de toevoeging dat [appellant] niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn verzoek tegen De Gouverneur, aangezien deze laatste geen persoon is die in een burgerlijk geding kan worden betrokken. De kosten van het hoger beroep worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

UITSPRAAK: 9 oktober 2009
ZAAKNR. EJ-48/08-H-23/09
HET GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Beschikking in de zaak van:
[appellant],
wonend op Sint Maarten,
voorheen verzoeker, thans appellant,
procederend in persoon,
tegen
De Gouverneur van de Nederlandse Antillen en De Sociale Verzekeringsbank,
zetelend respectievelijk gevestigd op Curaçao,
voorheen verweerders, thans geïntimeerden,
gemachtigde: mr. L.M. Virginia.
1 Het verloop van de procedure
Verwezen wordt naar de op 8 oktober 2008 onder EJ no. 48 van 2008 tussen partijen uitgesproken beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Sint Maarten (hierna: GEA). Bij die beschikking is het verzoek van [appellant] om een voorlopig getuigenverhoor te bevelen afgewezen.
Op 21 oktober 2008 heeft [appellant] een akte van appel ingediend. Op 1 december 2008 heeft hij een memorie van grieven genomen. In het hoofd daarvan heeft hij in plaats van De Gouverneur “De openbare Rechtspersoon De Nederlandse Antillen” vermeld. In genoemde memorie heeft hij elf grieven voorgedragen en het Hof verzocht om de beschikking waarvan beroep te vernietigen en hem toe te laten om de heer [R.W.] te doen dagvaarden ten einde hem in het kader van een voorlopig getuigenverhoor te horen.
De Sociale Verzekeringsbank heeft een verweerschrift ingediend, waar De Gouverneur zich later bij heeft aangesloten.
Op de voor behandeling bepaalde dag hebben partijen volstaan met het overleggen van pleitaantekeningen en hebben zij beschikking gevraagd. De uitspraak is bepaald op heden.
2 De ontvankelijkheid
2.1 De akte van appel is tijdig ingediend, zodat [appellant] ontvankelijk is in zijn hoger beroep. Krachtens de artikelen 429n en 429o Rv behoren, anders dan in een ARzaak, de middelen gelijktijdig te worden voorgedragen hetgeen niet is geschied, maar doordat een appellant bevoegd en niet verplicht is middelen voor te dragen, is door het hoger beroep de zaak in beginsel in volle omvang aan het oordeel van het Hof als appelrechter onderworpen en dient het Hof, ook bij gebreke van tijdig ingediende middelen, in zijn beoordeling te betrekken hetgeen [appellant] bij gelegenheid van de mondelinge behandeling naar voren heeft gebracht om door hem in eerste aanleg aangevoerde stellingen en weren toe te lichten, te verbeteren, en aan te vullen, waarbij het Hof rekening mag houden met door [appellant] nieuw aangevoerde feiten die geïntimeerden hebben erkend dan wel in hun rechtsstrijd aanvaard.
2.2 [appellant] is niet ontvankelijk in zijn vordering voor zover ingesteld tegen De Gouverneur. De Gouverneur is immers een hoedanigheid en geen persoon die in die hoedanigheid in een burgerlijk geding in rechte kan worden betrokken.
3 Beoordeling
3.1 [appellant] heeft in zijn pleitaantekeningen de volgende gronden voor zijn verzoek om [R.W.] als getuige te horen aangevoerd.
Ten eerste is het verhoor noodzakelijk teneinde aan de weet te komen hoe [R.W.] ten tijde van zijn uitoefening van dezelfde functie als [appellant] werd gesalarieerd en hoe hij werd gesalarieerd tijdens de periode dat [R.W.] uit zijn functie werd ontheven en vervolgens weer de leiding mocht hebben over de Sociale Verzekeringsbank Bovenwinden (15 pleitaantekeningen).
[appellant] is verder van mening dat hij niet gelijk is behandeld als [R.W.] omdat hij, [appellant], na zijn herstel anders dan [R.W.] zijn werkzaamheden of soortgelijke werkzaamheden niet mocht hervatten (16 en 17 pleitaantekeningen).
3.2 Beide aspecten betreffen in wezen een salariskwestie die in eerdere procedures waarbij [appellant] betrokken is geweest, volledig aan de orde is geweest zoals blijkt uit de door geïntimeerden in eerste aanleg overgelegde uitspraak van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken van 25 april 2005. Het betreft ook nog eens een ambtelijk salaris, een onderwerp waarover de civiele rechter niet, ook niet over de boeg van een onrechtmatige daad, mag oordelen.
Aldus dient het verzoek om een voorlopig getuigenverhoor te gelasten te worden afgewezen omdat het in strijd komt met een goede procesorde.
3.3 Het voorgaande leidt ertoe dat de bestreden beschikking zal worden bevestigd, met dien verstande dat [appellant] niet-ontvankelijk zal worden verklaard voor zover zijn verzoek is gericht tegen De Gouverneur. Gelet op de aard van het geschil zullen de kosten van het hoger beroep worden gecompenseerd.
BESLISSING:
Het Hof:
bevestigt de bestreden beschikking met dien verstande dat [appellant] niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn verzoek voor zover gericht tegen De Gouverneur;
compenseert de kosten van het hoger beroep aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Aldus gegeven door mrs. J.R. Sijmonsma, H.L. Wattel en H. de Doelder, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, en ter openbare terechtzitting van het Hof op Sint Maarten uitgesproken op 9 oktober 2009 in tegenwoordigheid van de griffier.