ECLI:NL:OGHNAA:2009:BK8029

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
17 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AR 4025/07 - H 40/09
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van vordering van voormalig ambtenaar tegen het Land Aruba

In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba werd behandeld, ging het om de vraag of de geïntimeerde, een voormalig ambtenaar, ontvankelijk was in haar vordering tegen het Land Aruba. De zaak is ontstaan uit een hoger beroep dat het Land heeft ingesteld tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (GEA) van 11 juni 2008. Het Land stelde dat de geïntimeerde zich tot de ambtenarenrechter had moeten wenden en niet tot de civiele rechter. De geïntimeerde, vertegenwoordigd door haar gemachtigden, voerde aan dat haar vordering betrekking had op een incasso en dat deze ook op basis van onrechtmatige daad kon worden ingediend.

Het Hof oordeelde dat de grief van het Land slaagde. Het Hof stelde vast dat de geïntimeerde, op basis van haar dienstverband als ambtenaar, recht had op een uitkering ingevolge de Landsverordening uitkering vrijwillige uitdiensttreding. De wetgeving bepaalde dat zij een bezwaarschrift kon indienen bij de ambtenarenrechter, die bevoegd was om te oordelen over de weigering van de Gouverneur om de uitkering te betalen. Het Hof concludeerde dat er voor de geïntimeerde een andere rechtsgang openstond met voldoende waarborgen, waardoor zij niet-ontvankelijk verklaard moest worden in haar vordering bij de civiele rechter.

Uiteindelijk vernietigde het Hof het vonnis waarvan beroep en verklaarde het de geïntimeerde niet-ontvankelijk in haar vordering. Tevens werd zij veroordeeld in de proceskosten van beide instanties. Dit vonnis werd uitgesproken op 17 november 2009 in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Registratienummer: AR 4025/07 - H 40/09
Uitspraak: 17 november 2009
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Vonnis in de zaak van:
de openbare rechtspersoon
HET LAND ARUBA,
zetelend in Aruba,
oorspronkelijk gedaagde, thans appellant,
gemachtigde: mr. P.D. Langerak (DWJZ),
- tegen -
[I. M.],
wonend in Nederland,
oorspronkelijk eiseres, thans geïntimeerde,
gemachtigden: mrs. A.J. Martijn en D.D. Sewnandan Mishre.
Partijen worden hierna het Land en [I.M.] genoemd.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en gevorderd, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: GEA) wordt verwezen naar het tussen partijen in deze zaak gewezen vonnis van 11 juni 2008.
1.2 Het Land is in hoger beroep gekomen van dit vonnis door op 23 juli 2008 een akte van appel in te dienen. Bij tegelijkertijd ingediende memorie van grieven heeft het Land vier grieven tegen het vonnis aangevoerd en toegelicht. De conclusie van het Land strekt ertoe dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, [I.M.] niet-ontvankelijk zal verklaren dan wel haar vordering zal afwijzen, met veroordeling van [I.M.] in de kosten van beide instanties.
1.3 Er is geen memorie van antwoord ingekomen.
1.4 Op de voor pleidooi nader bepaalde dag hebben partijen pleitnota’s overgelegd.
1.5 Vonnis is nader bepaald op heden.
2. De grieven
Voor de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.
3. De beoordeling
3.1 De grieven zijn niet gericht tegen de vaststelling van de feiten door het GEA in 2.1 en 2.2 van het vonnis waarvan beroep. Die vaststelling komt het Hof bovendien juist voor. Zij dient daarom tot uitgangspunt bij de beoordeling in hoger beroep.
3.2 Grief 1 houdt in dat het GEA [I.M.] niet-ontvankelijk had dienen te verklaren in haar vordering, omdat zij zich tot de ambtenarenrechter en niet tot de civiele rechter had moeten wenden.
3.3 [I.M.] heeft primair betoogd dat haar vordering aan de civiele rechter kan worden voorgelegd omdat het een vordering tot incasso betreft. Subsidiair heeft zij aangevoerd dat haar vordering is gebaseerd op onrechtmatige daad van het Land.
3.4 De grief slaagt. Op grond van het Landsbesluit van 20 maart 1991, in samenhang met het besluit van het Bestuurscollege van het eilandgebied Aruba d.d. 5 oktober 1982 waarbij [I.M.] is benoemd tot ambtenaar in tijdelijke dienst in de rang/functie van verpleegster, moet worden aangenomen dat bij voornoemd Landsbesluit op grond van haar dienstverband als ambtenaar is bepaald dat zij recht heeft op een uitkering ingevolge de Landsverordening uitkering vrijwillige uitdiensttreding, AB 1988 no. 95 (hierna: Luvu). Als gewezen ambtenaar is [I.M.] bevoegd om een bezwaarschrift in te dienen ingevolge de Landsverordening Ambtenarenrechtspraak, AB 2001 no. GT 14 (hierna: LA) en kan zij een bezwaarschrift indienen terzake van de weigering van de Gouverneur om aan haar de uitkering ingevolge de Luvu uit te betalen. Gelet op het bepaalde in artikel 3 van de LA oordeelt over deze weigering bij uitsluiting in eerste aanleg het gerecht in ambtenarenzaken en in hoger beroep de raad van beroep in ambtenarenzaken. Dit had anders kunnen zijn indien [I.M.] langs ambtenarenrechtelijke weg niet materieel hetzelfde resultaat zou kunnen bereiken als langs civielrechtelijke weg. Die situatie doet zich echter niet voor, nu het bezwaarschrift de onderhavige vordering kan inhouden, de ambtenarenrechter de weigering van de Gouverneur op rechtmatigheid dient te toetsen en hij bij de uitspraak kan bepalen dat de Gouverneur zal doen hetgeen hij ingevolge de Luvu doen moet. Aldus staat voor [I.M.] een met voldoende waarborgen omklede andere rechtsgang open zodat zij bij de civiele rechter niet in haar vordering kan worden ontvangen.
3.5 Het vorenstaande brengt mee dat de andere grieven geen bespreking behoeven.
3.6 Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het vonnis waarvan beroep dient te worden vernietigd. [I.M.] zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Zij dient als de in het ongelijk gestelde partij te worden veroordeeld in de proceskosten in eerste aanleg en in hoger beroep, met dien verstande dat in hoger beroep geen salaris gemachtigde zal worden geliquideerd nu de gemachtigde van het Land in hoger beroep werkzaam is in overheidsdienst.
BESLISSING
Het Hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep;
verklaart [I.M.] niet-ontvankelijk in haar vordering;
veroordeelt [I.M.] in de kosten van het geding aan de zijde van het Land gevallen en tot op heden begroot op:
- in eerste aanleg: Afl. 900,- aan salaris gemachtigde;
- in hoger beroep: Afl. 1.500,- aan griffierechten en Afl. 217,- aan exploitkosten.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J. de Boer, F.J.P. Lock en J.P. de Haan, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, en ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba uitgesproken op 17 november 2009 in tegenwoordigheid van de griffier.