ECLI:NL:OGHNAA:2009:BK6957

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
17 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
KG-3670/08-H-97/09
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis in hoger beroep inzake beslagverlof en gerechtelijke bewaring

In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba werd behandeld, ging het om een hoger beroep van KH Supercenter N.V. tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba. Het Hof oordeelde dat de rechter die beslagverlof had verleend, geen gerechtelijke bewaring had mogen verlenen, omdat er geen bijzondere omstandigheden waren vermeld die dit rechtvaardigden. Dit gebrek was niet te herstellen in de huidige procedure, wat leidde tot de bevestiging van het vonnis waarvan beroep. KH Supercenter N.V. werd veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van de geïntimeerden.

De procedure begon met een verzoek tot gerechtelijke bewaring, maar het Hof stelde vast dat de beslagene, in dit geval de geïntimeerden, niet de gelegenheid hadden gekregen om te worden gehoord, wat in strijd is met artikel 709 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Het Hof concludeerde dat de rechter die het beslagverlof verleende, niet had voldaan aan de wettelijke vereisten, en dat de beschuldigingen van diefstal en verduistering op grote schaal op zich geen bijzondere omstandigheden vormden die een onmiddellijke beslissing rechtvaardigden.

Het Hof bevestigde dat KH tijdig en op de juiste wijze in beroep was gekomen en dat de grieven in volle omvang aan het Hof waren voorgelegd. De beslissing van het Hof werd op 17 november 2009 openbaar uitgesproken, waarbij de kosten van het hoger beroep werden begroot op Afl. 188,- voor betekeningskosten en Afl. 5.100,- voor het salaris van de gemachtigde.

Uitspraak

UITSPRAAK: 17 november 2009 (bij vervroeging)
ZAAKNR.: KG-3670/08-H-97/09
HET GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN DE
NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Vonnis in kort geding in de zaak van:
de naamloze vennootschap KH SUPERCENTER N.V. (hierna KH),
kantoorhoudend in Aruba,
voorheen gedaagde, thans appellante,
gemachtigde: mr. M.O. Lopez,
tegen
[M.L.],
[A.K.],
[V.T.],
allen wonend in Aruba,
voorheen eisers, thans geïntimeerden,
gemachtigde voor allen: mr. D.G. Kock.
1. Het verloop van de procedure
Voor hetgeen in kort geding in eerste aanleg is gesteld en gevorderd, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (verder: het GEA), wordt verwezen naar het tussen partijen in deze zaak gewezen vonnis van 7 november 2008 en de op 19 november 2008 afzonderlijk geminuteerde overwegingen. De inhoud van beiden geldt als hier ingevoegd.
KH is in hoger beroep gekomen van gemeld vonnis door indiening op 13 november 2008 van een daartoe strekkende akte ter griffie van het GEA. Bij op 9 december 2008 ter griffie ingediende memorie van grieven heeft zij drie grieven aangevoerd en toegelicht en geconcludeerd als in die memorie vermeld.
Geïntimeerden hebben een memorie van antwoord genomen en daarin geconcludeerd tot bevestiging van het beroepen vonnis met veroordeling van KH in de kosten van het geding.
Op de voor pleidooi bepaalde dag hebben partijen pleitnotities overgelegd en is vonnis gevraagd, waarvan de uitspraak bij vervroeging is bepaald op heden.
2. De ontvankelijkheid
KH is tijdig en op de juiste wijze in beroep gekomen van het door haar bestreden vonnis, zodat zij daarin kan worden ontvangen. Nu de overwegingen van het bestreden vonnis pas aan partijen zijn verstrekt op of na 19 november 2008 en grieven zich tegen die overwegingen behoren te richten, heeft de op 9 december 2008, dus binnen drie weken na 19 november 2008, ter griffie ingediende memorie van grieven te gelden als tijdig te zijn ingediend.
3. De grieven
Voor de inhoud van de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.
4. De beoordeling
4.1 De grieven leggen het geschil in volle omvang aan het Hof voor en zullen daarom niet afzonderlijk worden beoordeeld.
4.2 De stelling van geïntimeerden dat, kort gezegd, de door de rechter die het beslagverlof heeft gegeven tevens gegeven gerechtelijke bewaring niet op de wet berust, wordt verworpen omdat de betreffende bewaring haar grondslag vindt in art. 709 Rv.
4.3.1 Art. 709 lid 3 Rv bepaalt dat de rechter een verzoek tot gerechtelijke bewaring niet kan toewijzen dan nadat de beslagene de gelegenheid heeft gehad om te worden gehoord, tenzij bijzonder omstandigheden eisen dat het bevel terstond wordt gegeven. KH heeft niet gegriefd tegen de overweging van het GEA dat (thans) geïntimeerden niet door de rechter in de gelegenheid zijn gesteld om te worden gehoord, zodat het Hof daarvan uitgaat.
4.3.2 Dit betekent dat ten tijde van het gegeven verlof bijzondere omstandigheden geëist moeten hebben dat het bevel terstond moest worden gegeven. In het bij het inleidend verzoekschrift overgelegde beslagrekest zijn dergelijke bijzondere omstandigheden niet vermeld en ook niet uit het feitenrelaas te halen. Dat geïntimeerden worden beschuldigd van diefstal en/of verduistering op grote schaal is op zich zelf genomen geen bijzondere omstandigheid. Aldus heeft de rechter die het beslagverlof verleende, geen gerechtelijke bewaring mogen verlenen. Dit gebrek laat zich niet herstellen in deze procedure, zodat het vonnis waarvan beroep dient te worden bevestigd met veroordeling van KH in de aan de zijde van geïntimeerden gerezen proceskosten.
BESLISSING:
Het Hof:
bevestigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt KH in de kosten van dit hoger beroep, gerezen aan de zijde van geïntimeer-den en tot op heden begroot op Afl. 188,- betekeningskosten memorie van antwoord en Afl. 5.100,- voor salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J.R. Sijmonsma, H.L. Wattel en F.J.P. Lock, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba uitgesproken op 17 november 2009 in tegenwoordigheid van de griffier.