ECLI:NL:OGHNAA:2009:BK1773

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
20 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AR 359/05; H-295 en 296/08
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eiswijziging in hoger beroep afgewezen wegens onredelijke vertraging en betalingsverplichtingen niet voldaan

In deze Arubaanse zaak, behandeld door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, is op 20 oktober 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep. De zaak betreft een eiswijziging door de appellanten, [R.R. c.s.], die eerder als eisers in conventie optraden tegen de naamloze vennootschap Wolfgang Thiede und Partner N.V., thans appellante en geïntimeerde. De eiswijziging werd niet toegestaan omdat deze zou leiden tot onredelijke vertraging in de procedure. Het Hof oordeelde dat uit de rapportage van Ernst & Young niet bleek dat [R.R. c.s.] aan al hun betalingsverplichtingen hadden voldaan, wat leidde tot afwijzing van hun vorderingen.

Bij tussenvonnis van 24 maart 2009 was [R.R. c.s.] in de gelegenheid gesteld om aanvullende bewijsstukken over te leggen, waaronder een nieuwe berekening van de betalingsverplichtingen en betalingsbewijzen. Echter, het Hof constateerde dat [R.R. c.s.] niet aan hun verplichtingen hadden voldaan, en dat de eiswijziging niet voldoende onderbouwd was. De appellanten stelden dat Thiede het bezit van een appartement aan een derde had overgedragen, maar dit werd niet bewezen.

Het Hof bevestigde het vonnis in conventie en reconventie, waarbij [R.R. c.s.] in de kosten van het hoger beroep werden veroordeeld. De uitspraak benadrukt het belang van het voldoen aan betalingsverplichtingen en de gevolgen van onredelijke vertraging in juridische procedures.

Uitspraak

UITSPRAAK: 20 oktober 2009
ZAAKNRS.: AR 359/05; H-295 en 296/08
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN DE
NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Vonnis in de zaak van:
de naamloze vennootschap
WOLFGANG THIEDE UND PARTNER N.V.,
gevestigd in Aruba,
voorheen gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
thans appellante, tevens geïntimeerde,
gemachtigde: mr. B.A. Wille (Nederland)
- tegen -
1. [R.R.],
2. [A.B.],
beiden wonende in Nederland,
voorheen eisers in conventie, verweerders in reconventie,
thans geïntimeerden, tevens appellanten,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als Thiede en [R.R. c.s.]
1. Het verdere verloop van de procedure
1.1 Bij tussenvonnis van 24 maart 2009 heeft het Hof [R.R. c.s.] in de gelegenheid gesteld om bij akte:
- een nieuwe berekening door Ernst & Young in het geding te brengen waarin ter zake van verhuur of gebruik door Thiede alleen de in januari 2003 en februari 2003 betaalde bedragen van telkens Afl. 1.500,00 in mindering zijn gebracht en waarin alle tot de datum van die berekening gedane betalingen aan Thiede zijn verwerkt;
- een betalingsbewijs over te leggen waaruit blijkt dat ze de volgens dat nieuwe overzicht nog bestaande restschuld aan Thiede hebben voldaan;
- zich uit te laten over de gevorderde verklaring van recht dat zij eigenaar zijn geworden van de appartementen terwijl niet aan de vormvereisten voor levering lijkt te zijn voldaan.
1.2 [R.R. c.s.] hebben een akte met producties genomen, waarbij zij tevens hun eis hebben gewijzigd. Thiede heeft daarop bij akte, met een productie, gereageerd. [R.R. c.s.] hebben vervolgens nog een antwoordakte uitlating producties genomen.
1.3 Vonnis is bepaald op heden.
2. De beoordeling
2.1 Bij voornoemd tussenvonnis is uitdrukkelijk bepaald dat indien [R.R. c.s.] in de te nemen akte ook nog op andere punten ingaan dan hiervoor onder 1.1 genoemd, het Hof daarop geen acht zal slaan. Thiede heeft dan ook terecht bezwaar gemaakt tegen de eiswijziging waarbij [R.R. c.s.]. alsnog (opnieuw) ontbinding van de huurkoopovereenkomsten vorderen alsmede terugbetaling van hetgeen zij aan Thiede hebben betaald. Dat zou nog anders kunnen zijn indien het weigeren van deze eiswijziging ertoe zou leiden dat het Hof op een ondeugdelijke grondslag uitspraak zou doen, maar dat is niet gebleken. [R.R. c.s.] hebben aan de eiswijziging ten grondslag gelegd dat Thiede het bezit van een van de appartementen aan een derde zou hebben overgedragen en daarom niet meer aan [R.R. c.s.] zou kunnen leveren. Dit hebben [R.R. c.s.] niet anders onderbouwd dan door te stellen dat er tussen Thiede en die derde een huurkoopoverkomst (waarvan een afschrift is overgelegd) is gesloten. Van een levering door Thiede aan die derde is evenwel niets gebleken zodat zonder nadere motivering – die ontbreekt – niet valt in te zien waarom Thiede niet meer in staat zou zijn om aan [R.R. c.s.] te leveren. Voorts geldt dat de aan de eiswijziging ten grondslag gelegde, door Thiede betwiste feiten, nader onderzoek vergen waarvoor in dit stadium van de procedure geen plaats meer is en wat tot een onredelijke vertraging van het geding zou leiden. De eiswijziging wordt daarom, als in strijd met de eisen van een goede procesorde, niet toegestaan.
2.2 Bij pleidooi in hoger beroep hebben [R.R. c.s.] zich op het standpunt gesteld dat zij het aan de hand van de rapportage van Ernst&Young van 12 februari 2008 berekende nog resterende aan Thiede verschuldigde bedrag op 12 mei 2008 hebben betaald. Ten aanzien daarvan heeft het Hof geoordeeld dat in die rapportage van Ernst&Young een te groot bedrag op de betalingsverplichting van [R.R. c.s.] in mindering is gebracht en dat [R.R. c.s.] met de betaling op 12 mei 2008 nog niet aan hun betalingsverplichtingen hebben voldaan. Om die reden zijn [R.R. c.s.] in de gelegenheid gesteld om bij akte aan te tonen, door middel van een aangepaste rapportage en betalingsbewijzen, dat zij aan de nog bestaande restschuld hebben voldaan. [R.R. c.s.] hebben bij de na voornoemd tussenvonnis genomen akten evenwel niet gesteld dat zij na 21 mei 2008 nog enig bedrag aan Thiede hebben betaald en dat volgt ook niet uit de nieuwe, in geding gebrachte berekening. Uit het schrijven van Ernst&Young bij deze berekening volgt juist dat, als gevolg van koersverschillen, bij de betaling van 21 mei 2008 een bedrag van Afl. 549,51 te veel als betaald door [R.R. c.s.] staat verantwoord. Dat de nog bestaande restschuld is betaald, volgt uit het overzicht niet. Dit betekent dat geen andere conclusie kan worden getrokken dan dat [R.R. c.s.] nog altijd niet aan al hun uit de overeenkomsten voortvloeiende betalingsverplichtingen hebben voldaan.
2.3 Nu de vorderingen van [R.R. c.s.] erop zijn gebaseerd dat wel aan die betalingsverplichtingen is voldaan, dienen die vorderingen te worden afgewezen. Het bestreden vonnis in conventie zal dus, zij het op andere gronden, worden bevestigd. [R.R. c.s.] zullen worden veroordeeld in de kosten in hoger beroep in conventie. Bij tussenvonnis is reeds geoordeeld dat de vorderingen in reconventie dienen te worden afgewezen en dat Thiede de proceskosten in hoger beroep in reconventie dient te dragen. Gelet op de samenhang tussen conventie en reconventie is bij de toepassing van het liquidatietarief de puntenwaardering gehalveerd en het belang in conventie en in reconventie gelijk gesteld.
BESLISSING
Het Hof:
bevestigt het vonnis waarvan beroep in conventie en in reconventie;
veroordeelt [R.R. c.s.] in de kosten in hoger beroep in conventie aan de zijde van Thiede gevallen en tot op heden begroot op Afl. 217,00 aan verschotten en Afl. 11.250,00 aan gemachtigdensalaris;
veroordeelt Thiede in de kosten in hoger beroep in reconventie aan de zijde van [R.R. c.s.] gevallen en tot op heden begroot op Afl. 207,00 aan verschotten en Afl. 5.000,00 aan gemachtigdensalaris.
Aldus gewezen door mrs. J. de Boer, F.J.P. Lock en J.P. de Haan, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba en in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba uitgesproken op 20 oktober 2009.