ECLI:NL:OGHNAA:2009:BK1325

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
13 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HAR 127/2009
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om hervatting van de procedure voor elektronisch toezicht na ontnemingsvonnis

In deze zaak verzoekt een gedetineerde het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba om het openbaar ministerie te bevelen de procedure voor elektronisch toezicht te hervatten. De gedetineerde, geboren op Curaçao in 1967 en momenteel gedetineerd in de Strafgevangenis Bon Futuro, stelt dat zijn verzoek is ingegeven door het gelijkheidsbeginsel. Hij verwijst naar een andere gedetineerde, aangeduid als [D], die voorwaardelijk in vrijheid is gesteld zonder dat de vervangende hechtenis, opgelegd in een ontnemingsvonnis, is geëxecuteerd. De gedetineerde heeft een betalingsverplichting van NAF. 500.000,- opgelegd gekregen, die kan worden vervangen door twee jaar hechtenis bij niet-betaling.

De procureur-generaal heeft in zijn verweer aangevoerd dat de gedetineerde niet-ontvankelijk is in zijn verzoek, omdat hij een onrechtmatige overheidsdaad aan zijn verzoek ten grondslag heeft gelegd. Het Hof verwerpt dit beroep op niet-ontvankelijkheid en oordeelt dat de gedetineerde ontvankelijk is in zijn verzoek. Het Hof stelt vast dat er geen rechtvaardiging is voor de andere behandeling van de gedetineerde in vergelijking met [D].

Het Hof beveelt het openbaar ministerie om de gebruikelijke procedure ter beoordeling van de vraag of de gedetineerde in aanmerking komt voor elektronisch toezicht te hervatten. Het verzoek om plaatsing onder elektronisch toezicht en de gevorderde dwangsom worden afgewezen, omdat het Hof van oordeel is dat het uiteindelijke verlenen van elektronisch toezicht van meer factoren afhankelijk is. De beschikking is gegeven in raadkamer op 13 oktober 2009.

Uitspraak

Registratienummer: HAR 127/2009
Uitspraak: 13 oktober 2009
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
B E S C H I K K I N G
gegeven op het verzoek tot het treffen van een voorziening als bedoeld in artikel 43 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv)
in de strafzaak tegen:
[Gedetineerde],
geboren op Curaçao op [datum] 1967,
wonend op Curaçao,
thans gedetineerd in de Strafgevangenis Bon Futuro.
1. Het onderzoek van de zaak
1.1 Bij verzoekschrift van 10 september 2009 heeft de verzoeker verzocht de in het verzoekschrift genoemde voorzieningen te treffen.
1.2 De zaak is behandeld in raadkamer op 29 september 2009. Verschenen en gehoord zijn de (fungerend) procureur-generaal mr. A.C. van der Schans alsmede verzoeker en zijn raadsman, mr. J.J. Oedjaghir. De raadsman heeft ter zitting een pleitnota overgelegd.
2. De ontvankelijkheid
2.1 De procureur-generaal heeft allereerst een beroep op niet-ontvankelijkheid van verzoeker gedaan. Blijkens het verzoekschrift heeft verzoeker een onrechtmatige overheidsdaad aan zijn verzoek ten grondslag gelegd, waardoor de gewone burgerlijke rechter de bevoegde autoriteit is. Verder heeft verzoeker zijn hoger beroep tegen het ontnemingsvonnis ingetrokken. Er was dus een voorziening daartegen beschikbaar, waardoor artikel 43 Sv toepassing mist. Tenslotte is weliswaar in de jurisprudentie uitgemaakt dat artikel 43 Sv ook van toepassing is in de executiefase, maar sloegen die gevallen op de vraag naar de toepassing van voorwaardelijke invrijheidsstelling, hetgeen in de wet geregeld is, terwijl het in het onderhavige geval gaat om elektronisch toezicht, een tenuitvoerleggingsmodaliteit die niet op de wet berust. Aldus de procureur-generaal.
2.2 Dat er hoger beroep tegen het ontnemingsvonnis heeft opengestaan, wil niet zeggen dat de wet een regeling omtrent het onderhavige geval bevat in de zin van artikel 43 lid 1 Sv. Verzoeker verzet zich immers niet tegen de inhoud van het ontnemingsvonnis (noch van het strafvonnis) maar zijn verzoek heeft betrekking op de wijze van tenuitvoerlegging van het ontnemingsvonnis en het strafvonnis. Verder zijn er geen redenen om de toepasselijkheid van artikel 43 Sv in de executiefase te beperken op de wijze die de procureur-generaal voorstaat. Tenslotte staat het feit dat in het verzoekschrift het begrip “onrechtmatige overheidsdaad” is gebruikt niet in de weg aan ontvankelijkheid in een artikel 43 Sv-procedure. Het beroep op niet-ontvankelijkheid wordt verworpen en verzoeker kan worden ontvangen in zijn verzoek.
3. De beoordeling
3.1 In deze zaak zijn de volgende feiten van belang. Bij vonnis van het Hof van 27 maart 2007 is verzoeker wegens – kort gezegd – gewoontewitwassen en cocaïneuitvoer- en handel veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar. Bij arrest van 9 december 2008 heeft de Hoge Raad dit vonnis vernietigd voor wat betreft de duur van de opgelegde straf en deze verminderd tot zeven jaar en zeven maanden. Op 15 oktober 2008 heeft het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, in de ontnemingszaak tegen verzoeker aan hem een betalingsverplichting opgelegd van NAF. 500.000,- ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, te vervangen door twee jaar hechtenis bij niet volledige betaling of verhaal. In het kader van de ontnemingszaak ligt er conservatoir beslag op een aantal goederen van verzoeker. Voor een waarde van ongeveer NAF. 50.000,- is dit liquide althans snel liquideerbaar (contant geld, banksaldo en een auto). Op 5 augustus 2009 is het traject ter voorbereiding op het elektronisch toezicht, dat voor wat betreft de aanvangsdatum op 27 november 2009 zou kunnen ingaan, stopgezet onder de mededeling dat de vervangende hechtenis ingevolge het ontnemingsvonnis direct na ommekomst van de gevangenisstraf geëxecuteerd zal worden.
3.2 Bij het verzoekschrift wordt het Hof verzocht – als voorziening ex artikel 43 Sv – het openbaar ministerie te bevelen de behandeling van het elektronisch toezicht voort te zetten en verzoeker onder elektronisch toezicht te plaatsten, op straffe van een dwangsom en met veroordeling van verweerders in de kosten. Verzoeker beroept zich daartoe op het gelijkheidsbeginsel. Immers is [D.] (hierna: [D]), die veroordeeld was tot betaling van NAF. 300.000,- ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, wel voorwaardelijk in vrijheid is gesteld zonder dat eerst de vervangende hechtenis ingevolge zijn ontnemingsvonnis is geëxecuteerd. Verzoeker is zelfs bereid 10% van de NAF. 500.000,- direct te betalen, uit de beslagen gelden en auto, en wil voor het overige een regeling treffen, aldus verzoeker.
3.3 Als niet weersproken en blijkend uit de door verzoeker overgelegde stukken staat vast dat [D] inderdaad op de gebruikelijke wijze voorwaardelijk in vrijheid is gesteld en dat de vervangende hechtenis ingevolge diens ontnemingsvonnis niet is geëxecuteerd. De procureur-generaal heeft in dat verband aangevoerd dat van de aan [D] opgelegde vervangende hechtenis van slechts zes maanden een te geringe pressie tot betaling uitgaat en dat om die reden niet tot executie is overgegaan.
In de eerste plaats is blijkens het door verzoeker overgelegde ontnemingsvonnis inzake [D] van 24 mei 2007 een vervangende hechtenis van twaalf maanden opgelegd. In de tweede plaats is niet duidelijk hoe de argumentatie van de nakomingspressie zich verhoudt met de executieplicht waarop de procureur-generaal in de onderhavige zaak heeft gewezen.
Aldus is niet gebleken van een rechtvaardiging voor de andere behandeling van verzoeker. Om die reden zal het openbaar ministerie worden bevolen de gebruikelijke procedure ter beoordeling van de vraag of verzoeker in aanmerking komt voor elektronisch toezicht, te hervatten. Het Hof wijst erop dat dit niet zonder meer inhoudt dat de vervangende hechtenis helemaal niet meer, bijvoorbeeld op een later tijdtip, ten uitvoer gelegd zou kunnen worden.
3.4 Omdat het uiteindelijke verlenen van elektronisch toezicht van meer factoren afhankelijk is, zal de meergevorderde plaatsing onder elektronisch toezicht worden afgewezen. Eveneens zullen de gevorderde dwangsom en kostenveroordeling worden afgewezen nu het Hof daartoe geen termen aanwezig acht.
3. De beslissing
Het Hof,
verklaart het verzoek gegrond;
beveelt het openbaar ministerie de gebruikelijke procedure ter beoordeling van de vraag of verzoeker in aanmerking komt voor elektronisch toezicht, te hervatten, met inachtneming van deze uitspraak;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G.C.C. Lewin, J.R. Sijmonsma en E.M. van der Bunt, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, in raadkamer van 13 oktober 2009 in tegenwoordigheid van de griffier.