ECLI:NL:OGHNAA:2009:BJ5897

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
11 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
EJ 528/06 – H. 403/07
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanvulling van registers van de burgerlijke stand en verbetering van overlijdensakte

In deze zaak verzoekt [verzoeker] om een aanvulling in de registers van de burgerlijke stand, zodat kan worden vastgesteld dat hij de zoon is van zijn overleden vader. Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba heeft op 11 augustus 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep. De verzoeker stelt dat de inschrijving van zijn buitenlandse geboorteakte onmogelijk is, omdat de inschrijving in 's-Gravenhage als voldoende wordt beschouwd. Subsidiair vraagt hij om een aanvulling van de overlijdensakte van zijn vader, waarbij de naam van zijn moeder moet worden vermeld, afhankelijk van haar overlijdensdatum. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verzoeker de benodigde gegevens omtrent de overlijdensdatum van zijn moeder moet aanleveren. Tevens is vastgesteld dat de gegevens in de basisadministratie onvolledig zijn, aangezien de tweede echtgenote van de vader niet is vermeld en er onterecht is gesteld dat de vader geen kinderen had. De rechtbank verwijst naar relevante artikelen uit het Burgerlijk Wetboek en het Besluit burgerlijke stand, die de procedure voor het verbeteren of aanvullen van registers regelen. De ambtenaar van de burgerlijke stand is in hoger beroep niet verschenen. Het Hof heeft de zaak aangehouden en de verzoeker de gelegenheid gegeven om de benodigde akte te nemen, waarna de zaak opnieuw zal worden behandeld. De beslissing van het Hof houdt in dat verdere beslissingen worden aangehouden en dat de zaak naar de rolzitting van 25 augustus 2009 wordt verwezen.

Uitspraak

Registratienrs. EJ 528/06 – H. 403/07
Uitspraak: 11 augustus 2009 (bij vervroeging)
BESCHIKKING GEGEVEN DOOR HET GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
in de zaak van:
[verzoeker],
wonend in Nederland, domicilie gekozen hebbend ten kantore van zijn gemachtigde,
oorspronkelijk verzoeker, thans appellant,
hierna te noemen: [verzoeker],
gemachtigden: mrs. M.F. Bonapart en R. Rijnberg,
tegen
1. DE AMBTENAAR VAN DE BURGERLIJKE STAND EN BEWAARDER VAN DE BASISADMINISTRATIE PERSOONSGEGEVENS TE CURAÇAO,
2. de openbare rechtspersoon HET EILANDGEBIED CURAÇAO,
zetelend op Curaçao,
oorspronkelijk verweerders, thans geïntimeerden,
hierna te noemen: de ambtenaar,
in hoger beroep niet verschenen.
Het verloop van de procedure
1.1. Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en verzocht, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, (GEA) wordt verwezen naar de tussen partijen in de zaak met EJ nummer 528 van 2006 gegeven en op 18 oktober 2007 uitgesproken beschikking. De inhoud van die beschikking geldt als hier ingevoegd.
1.2. [verzoeker] is bij beroepschrift, ingekomen op 22 november 2007, in hoger beroep gekomen van voornoemde beschikking. Daarin heeft hij zijn beroep toegelicht en geconcludeerd dat het Hof de bestreden beschikking zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, zijn verzoek alsnog zal toewijzen, kosten rechtens.
1.3. De ambtenaar heeft geen verweerschrift ingediend.
1.4. Op 1 april 2008 is de zaak aangehouden.
1.5. Op 20 januari 2009 heeft [verzoeker] een brief ingezonden.
1.6. Op 3 maart 2009 heeft [verzoeker] schriftelijk gepleit.
1.7. Op 2 juni 2009 is een akte van niet dienen verleend ten aanzien van de ambtenaar.
1.8. Het Hof heeft op de zitting bepaald dat op 1 september 2009 een beschikking zal worden uitgesproken. Bij vervroeging is de uitspraak nader bepaald op heden.
2. De gronden van het hoger beroep
Voor de gronden van het hoger beroep wordt verwezen naar het beroepschrift.
3. Beoordeling
3.1. [verzoeker], die in Costa Rica geboren is, wenst kennelijk dat een zodanige aanvulling of verbetering van de registers van de burgerlijke stand op Curaçao of van de basisadministratie persoonsgegevens van Curaçao geschiedt dat zal blijken dat hij een zoon is van zijn vader [vader van verzoeker], hierna te noemen [vader van verzoeker], die op [datum] 2003 op Curaçao is overleden.
<i>Burgerlijke stand</i>
3.2. Artikel 1:24 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek luidt:
Aanvulling van een register van de burgerlijke stand met een daarin ontbrekende akte of latere vermelding, doorhaling van een daarin ten onrechte voorkomende akte of latere vermelding, of verbetering van een daarin voorkomende akte of latere vermelding die onvolledig is of een misslag bevat, kan op verzoek van belanghebbenden of op vordering van het Openbaar Ministerie worden gelast door de rechter in eerste aanleg. De rechter kan bij zijn beschikking tot verbetering van een akte of latere vermelding die onvolledig is of een misslag bevat, eveneens dezelfde verbetering gelasten ten aanzien van een akte of latere vermelding betreffende dezelfde persoon of zijn afstammelingen, die buiten zijn rechtsgebied in de registers van de burgerlijke stand is opgenomen.
3.3. Het GEA heeft terecht geoordeeld dat inschrijving van de buitenlandse geboorteakte van [verzoeker] in de Nederlandse Antillen onmogelijk is, aangezien de mogelijkheid van inschrijving in ’s-Gravenhage ingevolge artikel 1:25 BWNed door de Nederlands-Antilliaanse wetgever voldoende is geacht. De geboorteakte van [verzoeker] is ook te ’s-Gravenhage ingeschreven (productie 5 bij inleidend verzoekschrift); uit de akte van inschrijving blijkt dat [verzoeker] kind is van [vader van verzoeker]
3.4. [verzoeker] verlangt kennelijk subsidiair (beroepschrift onder 5) dat de op zijn vader betrekking hebbende overlijdensakte (productie 6 bij inleidend verzoekschrift) op de voet van artikel 1:24 BW wordt aangevuld. Dit verzoek is op grond van artikel 61 van het Besluit burgerlijke stand (hierna: Lbs) (P.B. 2001, no. 12; te raadplegen op www.overheid.nl/wetten.nl) toewijsbaar voorzover de overlijdensakte niet vermeldt de geslachtsnaam en de voornamen van de moeder van [verzoeker] In het derde gedeelte van de overlijdensakte zijn slechts vermeld de geslachtsnaam en de voornaam van de eerste echtgenote van [vader van verzoeker]
3.5. Artikel 61 Lbs luidt:
1. De akte van overlijden vermeldt in het eerste gedeelte achtereenvolgens:
a. de geslachtsnaam en de voornamen van de overledene;
b. voor zover bekend, de plaats en de datum van geboorte van de overledene;
c. het geslacht van de overledene;
d. de woonplaats of de gewone verblijfplaats van de overledene;
e. de datum en, voor zover bekend, het uur en de minuut van overlijden;
f. de plaats van overlijden;
g. de geslachtsnaam en de voornamen van de persoon met wie de overledene ten tijde van het overlijden gehuwd was.
2. De akte vermeldt in het tweede gedeelte de geslachtsnaam en de voornamen van de ouders van de overledene, voor zover deze bekend zijn.
3. De akte vermeldt in het derde gedeelte achtereenvolgens:
a. voor zover bekend, de geslachtsnaam en de voornamen van de persoon of van de personen, met wie de overledene eerder gehuwd was;
b. de geslachtsnaam en de voornamen, alsmede de plaats en de datum van geboorte van de aangever.
3.6. In het inleidend verzoekschrift is onder 6 vermeld dat beide ouders van [verzoeker] zijn overleden. Indien zijn moeder [moeder] is overleden na zijn vader moet zij vermeld worden in het eerste gedeelte van de overlijdensakte, indien zij is overleden vóór zijn vader in het derde gedeelte. [verzoeker] dient bij akte gegevens te verschaffen omtrent de overlijdensdatum van zijn moeder.
3.7. Blijkens het hierboven geciteerde artikel 61 jo artikel 15 Lbs is het niet mogelijk de naam van [verzoeker] te vermelden in de overlijdensakte.
<i>Basisadministratie persoonsgegevens</i>
3.8. Bij het inleidend verzoekschrift zijn tevens overgelegd (eveneens productie 6) ‘Inlichtingen uit de basisadministratie persoonsgegevens’ die onvolledig zijn aangezien niet de tweede echtgenote (de moeder van [verzoeker]) is vermeld en gesteld wordt dat [vader van verzoeker] ‘voor zover is nagegaan geen kinderen had’.
3.9. Artikel 18 van de Eilandsverordening basisadministratie persoonsgegevens van het Eilandgebied Curaçao (A.B. 1998, no. 42) luidt:
1. De houder van de basisadministratie voldoet binnen vier weken aan het schriftelijk verzoek van betrokkene de hem betreffende gegevens in de basisadministratie op de aangegeven wijze te verbeteren, aan te vullen of te verwijderen, indien de gegevens onjuist danwel onvolledig zijn of ten onrechte zijn opgenomen. Hiervoor worden geen kosten in rekening gebracht.
2. De termijn, bedoeld in het eerste lid, kan door de houder van de basisadministratie, voor zover noodzakelijk, ten hoogste drie maal met telkens acht weken worden verlengd, indien het verzoek betrekking heeft op gegevens over de burgerlijke staat of de nationaliteit. Van een beslissing tot verlenging wordt terstond schriftelijk mededeling gedaan aan de verzoeker.
3. De beheerder van de basisadministratie doet terstond schriftelijk mededeling aan de verzoeker van de voldoening aan het verzoek.
3.10. Voorzover moet worden aangenomen dat [verzoeker] als belanghebbende een verzoek gedaan heeft tot verbetering of aanvulling van de op zijn vader betrekking hebbende gegevens in de basisadministratie en de houder van de basisadministratie dit verzoek heeft afgewezen, dient [verzoeker] de weg te volgen zoals aangegeven in de Landsverordening administratieve rechtspraak (P.B. 2001, no. 79). Het Hof als hoogste bestuursrechter heeft namelijk op 4 juni 2007 in zaak nr. 165 HLAR 39/06 (te raadplegen op www.rechtspraak.nl onder LJN: BG3600) overwogen dat een weigering door de ambtenaar van het bevolkingsregister van Aruba een in Colombia gesloten huwelijk in het bevolkingsregister van Aruba in te schrijven een beschikking is, waartegen rechtsmiddelen kunnen worden aangewend. Er is geen reden ten aanzien van de eilandelijke basisadministraties van de Nederlandse Antillen anders te oordelen dan ten aanzien van het bevolkingsregister van Aruba.
3.11. Bij het bestaan van een met voldoende waarborgen omgeven bestuursrechtelijke rechtsgang is [verzoeker] niet-ontvankelijk bij de burgerlijke rechter.
<i>Slotsom</i>
3.12. [verzoeker] krijgt de gelegenheid de in rov. 3.6 bedoelde akte te nemen. De ambtenaar kan daarop desgewenst bij contra-akte reageren.
3.13. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
4. Beslissing
Het Hof:
- laat [verzoeker] toe de in rov. 3.6 bedoelde akte te nemen;
- verwijst de zaak daartoe naar de rolzitting van 25 augustus 2009;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J. de Boer, G.C.C. Lewin en J.P. de Haan, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 augustus 2009 op Curaçao, in tegenwoordigheid van de griffier.