ECLI:NL:OGHNAA:2009:BJ5880

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
18 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HLAR 090/08
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over concessie voor telecommunicatie-infrastructuur in de Nederlandse Antillen

In deze zaak gaat het om een geschil over de concessie voor het aanleggen, in stand houden en exploiteren van een openbare telecommunicatie-infrastructuur ten behoeve van telecommunicatie in de gehele Nederlandse Antillen. De appellante, Telcell N.V., heeft hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, waarin werd geoordeeld dat Scarlet AACR N.V. ten onrechte als concessiehouder was aangemerkt, omdat deze niet over een vestigingsvergunning voor Sint Maarten beschikte. De minister van Verkeer en Vervoer had eerder een aanwijzing gegeven aan Telcell om binnen tien dagen te beginnen met onderhandelingen over interconnectie, maar deze beschikking werd door het Gerecht vernietigd, met behoud van de rechtsgevolgen.

Telcell betoogt dat het Gerecht heeft miskend dat de concessie, indien deze niet al van rechtswege was vervallen, diende te worden ingetrokken, omdat Scarlet AACR geen vestigingsvergunning heeft voor Sint Maarten en daarom geen diensten mag aanbieden. Het Hof oordeelt echter dat het ontbreken van een vestigingsvergunning geen reden is voor verval of intrekking van de concessie, aangezien een dergelijke vergunning alsnog kan worden aangevraagd en verleend. Het Hof bevestigt de uitspraak van het Gerecht, waarbij het hoger beroep ongegrond wordt verklaard.

De uitspraak van het Hof benadrukt de mogelijkheid voor concessiehouders om de benodigde vergunningen aan te vragen, zelfs na het verlenen van een concessie. Dit biedt een belangrijke juridische basis voor de continuïteit van telecommunicatiediensten in de regio, ondanks administratieve obstakels. De beslissing van het Hof is genomen in naam der Koningin en onderstreept de rol van de minister in het toezicht op de naleving van de Landsverordening op de telecommunicatievoorzieningen.

Uitspraak

HLAR 090/08
Datum uitspraak: 18 juni 2009
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Uitspraak op het hoger beroep van:
de naamloze vennootschap Telcell N.V., gevestigd te Sint Maarten,
appellante,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Sint Maarten, van 18 november 2008 in zaak nr. 2008/62 het geding tussen:
appellante
en
de minister van Verkeer en Vervoer.
1. Procesverloop
Bij beschikking van 4 april 2008, voor zover thans van belang, heeft de minister van Verkeer en Vervoer (hierna: de minister), op verzoek van de naamloze vennootschap Centennial Netherlands Antilles N.V. (hierna: Centennial) beslissend op een tussen appellante (hierna: Telcell) en haar gerezen zogenoemd interconnectiegeschil, hun de aanwijzing gegeven binnen tien dagen een aanvang te maken met onderhandelingen over interconnectie.
Bij uitspraak van 18 november 2008 heeft het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Sint Maarten, (hierna: het Gerecht) het door Telcell daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en die beschikking vernietigd, doch bepaald dat de rechtsgevolgen ervan in stand blijven.
Tegen deze uitspraak heeft Telcell bij brief, bij het Hof ingekomen op 24 december 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn bij brief van 1 maart 2009 aangevuld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 april 2009, waar Telcell, vertegenwoordigd door mr. M. Hofman, advocaat, en de minister, vertegenwoordigd door mr. A.C. Small, advocaat, vergezeld door mr. C. Sandries, werkzaam bij het Bureau Telecommunicatie en Post, zijn verschenen. Voorts is daar de naamloze vennootschap Scarlet AACR N.V. (hierna: Scarlet AACR), vertegenwoordigd door mr. dr. D.A.A. Boersema, advocaat, gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 32, eerste lid, van de Landsverordening op de telecommunicatievoorzieningen (hierna: de Landsverordening) kan de minister aan de houder van een concessie een schriftelijke met redenen omklede aanwijzing geven, indien deze een ingevolge deze landsverordening op hem rustende verplichting niet nakomt.
Ingevolge het tweede lid kan de minister de houder van de concessie bij het niet naleven van de aanwijzing een administratieve boete opleggen.
Ingevolge artikel 2 van het Landsbesluit geschillenbeslechting concessiehouders is de minister bevoegd geschillen tussen concessiehouders te beslechten en is de beslissing van de minister voor partijen bindend.
Ingevolge artikel 6, tweede lid, kan de minister een aanwijzing, als bedoeld in artikel 32, eerste lid, van de Landsverordening, geven, indien hij van oordeel is dat, voor zover thans van belang, medewerking voor koppeling had moeten worden verleend.
2.2. Bij Landsbesluit van 1 februari 2002 is aan All American Cables & Radio Inc. (hierna: AACR) concessie verleend voor het aanleggen, in stand houden en exploiteren van een openbare
telecommunicatie-infrastructuur ten behoeve van de lange afstand telecommunicatie in het eilandgebied Curaçao.
Volgens artikel 4, eerste lid, van dat landsbesluit legt de concessiehoudster binnen zes maanden na verlening van de concessie gegevens over aan de minister waaruit blijkt in welke mate en periode de verzorging van diensten in het gehele verzorgingsgebied zal plaatsvinden.
Volgens het derde lid draagt de concessiehoudster er zorg voor dat uiterlijk binnen een termijn van een jaar na verlening van de concessie een aanvang is gemaakt met het verzorgen van diensten in het verzorgingsgebied. De termijn waarin de verzorging van de diensten in het gehele verzorgingsgebied zal worden bereikt, is niet langer dan twee jaar na verlening van de concessie.
Volgens artikel 39 vervalt het landsbesluit van rechtswege, indien de concessiehoudster niet voldoet aan de bepalingen, vervat in onder meer artikel 4.
2.3 Bij Landsbesluit van 13 juni 2002 is het verzorgingsgebied van de aldus verleende concessie tot de gehele Nederlandse Antillen uitgebreid.
Bij Landsbesluit van 22 december 2004 is die concessie te naam gesteld van Centennial.
2.4. De naamloze vennootschap Scarlet N.V. heeft in 2007 de aandelen van Centennial verworven en de door deze gedreven onderneming onder de naam Scarlet AACR voortgezet.
2.5. Telcell betoogt dat het Gerecht, door haar niet te volgen in het betoog dat de minister Scarlet AACR ten onrechte als concessiehouder heeft aangemerkt en het verzoek om geschillenbeslechting ten onrechte in behandeling heeft genomen, heeft miskend dat de concessie, voor zover die niet al van rechtswege was vervallen, diende te worden ingetrokken, nu Scarlet AACR niet over een vestigingsvergunning voor Sint Maarten beschikt en zij daarom in dat gebied geen diensten aan het publiek mag aanbieden.
2.5.1. In het bij het Gerecht ingediende verweerschrift heeft de minister gesteld dat Scarlet AACR thans houder is van de concessie en die niet is vervallen of ingetrokken. Het in beroep aangevoerde heeft het Gerecht terecht geen grond gegeven voor het oordeel dat hij zich ten onrechte op dat standpunt heeft gesteld. Dat Scarlet AACR, als gesteld, niet over een vestigingsvergunning voor Sint Maarten beschikt, betekent niet dat de aanwijzing niet kon worden gegeven, reeds omdat het ontbreken van een vestigingsvergunning geen omstandigheid is die ingevolge de Landsverordening of de concessie tot verval van de concessie leidt of tot intrekking ervan noopt. Zodanige vergunning kan alsnog worden aangevraagd en verleend en aannemelijk is dat dit zal gebeuren.
Het betoog faalt.
2.6. Telcell heeft voorts geen belang bij de beroepsgrond dat het Gerecht ten onrechte niet het land Nederlandse Antillen, maar het eilandgebied Sint Maarten tot vergoeding van de bij haar opgekomen proceskosten heeft veroordeeld, omdat het voor haar niet uitmaakt, wie die kosten aan haar vergoedt.
2.7. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van het Gerecht, voor zover aangevallen, dient te worden bevestigd.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de uitspraak van het Gerecht, voor zover aangevallen.
Aldus vastgesteld door mr. H.L. Wattel, voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Martinez, griffier.
w.g. Wattel
Voorzitter
w.g. Martinez
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 juni 2009
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
voor deze,