ECLI:NL:OGHNAA:2009:BJ5872

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
19 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
EJ 183/08 - H 26/09
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. van Unen
  • M. de Kerpel-van de Poel
  • J. Lock
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van kennelijk onredelijk ontslag en verstoorde arbeidsverhouding

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba op 19 juni 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep over de kennelijkheid van een ontslag. De werknemer, hier aangeduid als [appellant], had in eerste aanleg een beschikking gekregen van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, waarin toestemming voor ontslag was verleend aan de werkgever, Budget Marine N.V. De werknemer stelde dat het ontslag kennelijk onredelijk was en dat de arbeidsverhouding niet verstoord was. Het Hof oordeelde dat de werknemer de stelplicht en bewijslast had om aan te tonen dat het ontslag kennelijk onredelijk was, maar dat hij hierin niet was geslaagd. Het Hof bevestigde dat de werkgever voldoende bewijs had geleverd van een verstoorde arbeidsverhouding, onderbouwd met klachten van collega's en een petitie. De werknemer had onvoldoende bewijs geleverd om zijn stelling te onderbouwen dat er geen verstoorde arbeidsverhouding was. Het Hof concludeerde dat de grieven van de werknemer faalden en bevestigde de beschikking van het Gerecht in eerste aanleg. De kosten van de procedure in hoger beroep werden aan de werknemer opgelegd.

Uitspraak

Registratienummers: EJ 183/08 - H 26/09
Uitspraak: 19 juni 2009
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Beschikking in de zaak van:
[appellant],
wonend op Sint Maarten,
oorspronkelijk verzoeker, thans appellant,
gemachtigde: mr. T.J. Leijsen,
- tegen -
de naamloze vennootschap BUDGET MARINE N.V.,
gevestigd op Sint Maarten,
oorspronkelijk verweerster, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. R. Stomp.
Partijen worden hierna [appellant] en Budget Marine genoemd.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Op 17 december 2008 heeft het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Sint Maarten, (hierna: GEA) tussen partijen een beschikking gegeven. Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en verzocht, de procesgang aldaar en de overwegingen en beslissingen van het GEA wordt verwezen naar die beschikking.
1.2 [appellant] is in hoger beroep gekomen van de beschikking door op 19 januari 2009 een beroepschrift in te dienen. Hij heeft twee grieven aangevoerd en toegelicht. Zijn conclusie strekt ertoe dat het Hof de beschikking zal vernietigen, kosten rechtens. Budget Marine heeft geen verweerschrift ingediend.
1.3 De zaak is behandeld ten overstaan van een daartoe aangewezen lid van het Hof op 9 mei 2009 op Sint Maarten. Partijen, bijgestaan door hun raadslieden, hebben hun standpunt mondeling toegelicht. Zijdens Budget Marine zijn stukken overgelegd. Beschikking is bepaald op heden.
2. De beoordeling
2.1 Geen grieven zijn gericht tegen het oordeel dat van een nietig ontslag geen sprake is. Het Hof heeft daartegen ook ambtshalve geen bezwaren, zodat van dat oordeel wordt uitgegaan.
2.2 Met zijn eerste grief stelt [appellant] zich op het standpunt dat het GEA heeft miskend dat Budget Marine ten onrechte seksuele intimidatie en onrespectvol gedrag als redenen heeft opgenomen in het verzoek om ontslagvergunning en dat het ontslag daarom als kennelijk onredelijk moet worden aangemerkt. De grief faalt.
2.3 Als reden voor het verzoek om toestemming tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst met [appellant], heeft Budget Marine in het verzoekschrift aangegeven - zakelijk weergegeven - dat gebleken is dat [appellant] niet respectvol is ten opzichte van het management en zijn collega’s, dat hij intimidatie gebruikt om zijn doelen te bereiken en geen teamspeler is, en dat zijn directe omgeving geen vertrouwen in hem heeft. Budget Marine heeft deze aanvraag onder meer onderbouwd met schriftelijke klachten van werknemers omtrent het gedrag van [appellant] en een lijst met 22 handtekeningen van werknemers. De aangevraagde toestemming is verleend onder de overweging dat de arbeidsverhouding intussen dermate is verstoord dat bestendiging van de arbeidsrelatie bezwaarlijk kan worden gevergd.
2.4 Op [appellant] rust de stelplicht en de bewijslast dat het op grond van deze toestemming verleende ontslag kennelijk onredelijk is. Voor het oordeel dat geen sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding is door [appellant] evenwel onvoldoende gesteld en hij heeft daarvan ook niet, althans onvoldoende specifiek en concreet, bewijs aangeboden. [appellant] heeft niet betwist dat door werknemers klachten zijn geuit over ongewenste seksuele intimiteiten door hem. Ook uit de door [appellant] zelf overgelegde stukken volgt dat collega’s daarover hebben geklaagd. Daarbij heeft [appellant] toegegeven dat hij op 10 oktober 2007 een vrouwelijke collega een arm om de schouder heeft geslagen, naar zijn zeggen om haar te bemoedigen. Tevens heeft [appellant] verklaard dat een groep werknemers hem uit het bedrijf wilde werken en daarom bereid was een petitie tegen hem te tekenen, vermoedelijk uit afgunst omtrent zijn bevorderingen in het bedrijf. Daarmee staat vast dat (een groot deel van) de groep ondergeschikten geen vertrouwen heeft in [appellant] en moeite heeft om met hem samen te werken. Gelet op deze omstandigheden, kan niet worden geoordeeld dat de door Budget Marine verkregen toestemming op onjuiste inlichtingen berust. In hoeverre de klachten omtrent ongewenste seksuele intimiteiten (anders dan het door [appellant] erkende incident op 10 oktober 2007) gegrond zijn, kan dan ook verder onbesproken blijven; het is immers niet de (vermeende) seksuele intimidatie door [appellant] maar de verstoorde arbeidsverhouding tussen partijen die de grond voor de toestemming is geweest.
2.5 De tweede grief, inhoudende dat de gevolgen van de beëindiging van het dienstverband aan de kant van [appellant] te ernstig waren in vergelijking met het belang van Budget Marine, slaagt evenmin. [appellant] is medio oktober 2007 op non-actief gesteld, met behoud van salaris. Hij was op dat moment nog geen 2,5 jaar bij Budget Marine in dienst. Na verkregen toestemming heeft Budget Marine op 2 januari 2008 de arbeidsovereenkomst met inachtneming van de geldende opzegtermijn tegen 3 februari 2008 opgezegd. Daarbij is aan [appellant], ingevolge de bij de toestemming gestelde voorwaarde, een bijzondere vergoeding verstrekt gelijk aan twee maanden bruto salaris, netto uit te betalen. Deze omstandigheden in aanmerking genomen, kan niet worden geoordeeld dat de door [appellant] gestelde persoonlijke belangen zwaarder hadden moeten wegen dan de belangen van Budget Marine om aan de verstoorde arbeidsverhouding een einde te kunnen maken.
2.6 Uit het voorgaande volgt dat de grieven falen en dat de bestreden beslissing, nu het Hof daartegen ambtshalve geen bezwaren heeft, dient te worden bevestigd. [appellant] zal als de in het ongelijk gestelde partij de kosten van de procedure in hoger beroep dienen te dragen.
BESLISSING:
Het Hof:
bevestigt de bestreden beschikking;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep aan de zijde van Budget Marine gevallen en tot op heden begroot op NAF. 1.700,00 aan gemachtigdensalaris.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van Unen, De Kerpel-van de Poel en Lock, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba en ter openbare terechtzitting van het Hof op Sint Maarten in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken op 19 juni 2009.