ECLI:NL:OGHNAA:2009:BJ5834

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
18 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HLAR 080/08
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot aanpassing ministerpensioen en niet-ontvankelijkheid beroepschrift

In deze zaak gaat het om de afwijzing van een verzoek tot aanpassing van het ministerpensioen van de appellant, die in Aruba woont. De appellant had bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de minister van Algemene Zaken, die zijn verzoek om aanpassing van het pensioen op 7 september 2007 had afgewezen. Het bezwaar werd ingediend op 22 oktober 2007, maar het Gerecht in eerste aanleg van Aruba verklaarde het beroep van de appellant op 1 oktober 2008 niet-ontvankelijk, omdat het beroepschrift niet tijdig was ingediend. De appellant ging in hoger beroep tegen deze uitspraak. Tijdens de zitting op 22 april 2009 voerde de appellant aan dat hij door uitzonderlijke persoonlijke omstandigheden niet in staat was om tijdig beroep in te stellen. Het Hof oordeelde echter dat de gestelde omstandigheden niet voldoende waren om te concluderen dat de appellant het beroepschrift zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk had ingediend. Het Hof bevestigde de uitspraak van het Gerecht en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De beslissing van het Hof werd op 18 juni 2009 openbaar uitgesproken, waarbij de griffier de uitspraak vaststelde. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

HLAR 080/08
Datum uitspraak: 18 juni 2009
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in Aruba,
appellant,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 1 oktober 2008 in zaak nr. 2365 van 2008 in het geding tussen:
appellant
en
de minister van Algemene Zaken.
1. Procesverloop
Bij beschikking van 7 september 2007 heeft de minister van Algemene Zaken (hierna: de minster) een verzoek van appellant (hierna: [appellant]) om diens ministerspensioen aan te passen afgewezen.
Tegen die beschikking heeft [appellant] bij brief van 22 oktober 2007 bezwaar gemaakt.
Bij uitspraak van 1 oktober 2008 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) het door [appellant] tegen het uitblijven van een beschikking op het aldus gemaakte bezwaar ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, ingekomen op 12 november 2008, hoger beroep ingesteld bij het Hof.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 april 2009, waar [appellant] in persoon en de minister, vertegenwoordigd door mr. V.M. Emerencia, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 15, aanhef en onder a, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: de Lar), voor zover thans van belang, stelt het bestuursorgaan het bezwaarschrift en de daarop betrekking hebbende stukken uiterlijk binnen twee weken na ontvangst van het bezwaarschrift in handen van de bezwaaradviescommissie.
Ingevolge artikel 19, eerste lid, brengt de bezwaaradviescommissie het bestuursorgaan binnen vier weken, nadat zij het bezwaarschrift van het bestuursorgaan heeft ontvangen, advies uit.
Ingevolge het tweede lid kan, indien het redelijkerwijs niet mogelijk is advies binnen de in het eerste lid gestelde termijn uit te brengen, de commissie deze termijn eenmaal met ten hoogste vier weken verlengen. De commissie doet van zodanige verlenging mededeling aan de indiener van het bezwaarschrift en het bestuursorgaan.
Ingevolge artikel 20, eerste lid, neemt het bestuurorgaan de beslissing op het bezwaarschrift binnen zes weken na de dagtekening van het advies of, indien het advies niet binnen de daarvoor gestelde termijn is ontvangen, binnen zes weken na het verstrijken van die termijn.
Ingevolge artikel 27, tweede lid, bedraagt, indien het beroepschrift betrekking heeft op het uitblijven van een beslissing op het bezwaarschrift, de termijn voor het indienen van een beroepschrift acht weken en gaat die in op de dag, waarop het bestuursorgaan in gebreke raakt tijdig op het bezwaarschrift te beslissen.
Ingevolge artikel 28, eerste lid, voor zover thans van belang, wordt een beroepschrift niet-ontvankelijk verklaard, indien het is ingediend, nadat de termijn is verstreken.
Ingevolge het derde lid blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op die grond achterwege, indien de indiener aannemelijk maakt dat hij het geschrift heeft ingediend zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden en het tegendeel daarvan niet blijkt.
2.2. Niet in geschil is dat het beroepschrift niet is ingediend binnen de in artikel 27, tweede lid, van de Lar voor het instellen van beroep gestelde termijn.
2.3. [appellant] betoogt, onder verwijzing naar een door hem zogenoemde akte van uitlating van 29 augustus 2008, dat het Gerecht heeft miskend dat hij door uitzonderlijke persoonlijke omstandigheden buiten staat is geweest tijdig een beroepschrift in te dienen en hij door de niet-ontvankelijkverklaring van het door hem ingestelde beroep onevenredig zwaar in zijn belangen is geschaad.
2.3.1. De door [appellant] aldus gestelde omstandigheden leiden, hoe ernstig die zonder twijfel zijn, niet tot het oordeel dat hij het beroepschrift heeft ingediend, zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden. Zij hebben hem niet hoeven te beletten om, desnoods door inschakeling van een ander en op nader aan te vullen gronden, tijdig beroep bij het Gerecht in te stellen tegen het uitblijven van een beschikking op het door hem gemaakte bezwaar. Dat [appellant], zoals hij ter zitting heeft gesteld, ten gevolge van die omstandigheden, is vergeten dat te doen, leidt niet tot een ander oordeel. Dat hij door de aangevallen uitspraak ernstig in zijn belangen is getroffen, is voorts geen omstandigheid die tot het oordeel kan leiden dat het Gerecht het beroep ten onrechte wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Het betoog faalt.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H.L. Wattel, voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Martinez, griffier.
w.g. Wattel
Voorzitter
w.g. Martinez
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 juni 2009
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
voor deze,