ECLI:NL:OGHNAA:2009:BJ5825

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
18 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HLAR 081/08
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag werkvergunning en niet-ontvankelijkheid hoger beroep

In deze zaak gaat het om de afwijzing van een aanvraag voor een werkvergunning door het bestuurscollege van het Eilandgebied Sint Maarten. De werkgeefster, La Lavandière N.V., en de vreemdeling, appellante sub 2, hebben tegen deze afwijzing bezwaar gemaakt. Het bestuurscollege heeft het bezwaar ongegrond verklaard, waarna de werkgeefster en de vreemdeling in beroep zijn gegaan bij het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen. Dit Gerecht heeft op 7 oktober 2008 de uitspraak van het bestuurscollege bevestigd. Hierop hebben de werkgeefster en de vreemdeling hoger beroep ingesteld bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, maar dit hoger beroep is niet-ontvankelijk verklaard.

Het Hof heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet binnen de gestelde termijn is ingediend. De griffier van het Gerecht had op 7 oktober 2008 een afschrift van de uitspraak aan de gemachtigde van de werkgeefster en de vreemdeling gestuurd, waardoor de termijn voor het indienen van het hoger beroep op 18 november 2008 verstreek. Aangezien het hoger beroep pas op 19 november 2008 is ingediend, is het Hof van oordeel dat het niet-ontvankelijk is. Het Hof heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak van het Hof is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 18 juni 2009. De betrokken partijen zijn vertegenwoordigd door hun advocaten, en het bestuurscollege heeft een verweerschrift ingediend. De zaak is behandeld op 16 april 2009, waarbij de argumenten van beide partijen zijn gehoord.

Uitspraak

HLAR 081/08
Datum uitspraak: 18 juni 2009
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Uitspraak op het hoger beroep van:
1. de naamloze vennootschap "La Lavandière N.V.", gevestigd op
Sint Maarten,
2. [appellante sub 2], wonend in Haïti,
appellanten,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Sint Maarten, van 7 oktober 2008 in zaak
nr. 2008/53 in het geding tussen:
appellanten
en
het bestuurscollege van het Eilandgebied Sint Maarten.
1. Procesverloop
Bij beschikking van 26 november 2007 heeft het bestuurscollege van het Eilandgebied Sint Maarten (hierna: het bestuurscollege) geweigerd aan appellante sub 1 (hierna: de werkgeefster) vergunning te verlenen om appellante sub 2 (hierna: de vreemdeling) te werk te stellen.
Bij beschikking van 27 maart 2008 heeft het bestuurscollege het door de werkgeefster en de vreemdeling daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 7 oktober 2008 heeft het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Sint Maarten (hierna: het Gerecht), het door de werkgeefster en de vreemdeling daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben de werkgeefster en de vreemdeling bij brief, bij het Gerecht ingekomen op 19 november 2008, hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Het bestuurscollege heeft een verweerschrift ingediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 april 2009, waar de werkgeefster en de vreemdeling, beiden vertegenwoordigd door C. Climent, directeur van de werkgeefster, en mr. D. Brison, advocaat, en het bestuurscollege, vertegenwoordigd door mr. A.O. Muller, advocaat, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 51, tweede lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: de Lar) zendt de griffier van de uitspraak van het Gerecht onverwijld na de openbaarmaking daarvan kosteloos een door hem getekend afschrift aan partijen.
Ingevolge artikel 76, voor zover thans van belang, wordt het hoger beroep binnen zes weken na de datum waarop van de uitspraak van het Gerecht kennis is gegeven op de wijze, bedoeld in voormelde bepaling, aanhangig gemaakt middels een aan het Hof gericht beroepschrift, dat wordt ingediend ter griffie van het Gerecht waarvan de uitspraak wordt aangevochten.
2.2. Het bestuurscollege betoogt primair dat het hoger beroep van de werkgeefster en de vreemdeling niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat het niet binnen de voor het instellen daarvan gestelde termijn is ingesteld.
2.2.1. Dit betoog slaagt. Bij brief van 7 oktober 2008 heeft de griffier van het Gerecht een afschrift van de aangevallen uitspraak aan de gemachtigde van de werkgeefster en de vreemdeling toegezonden. Derhalve is op die dag van die uitspraak kennis gegeven, als bedoeld in artikel 76, gelezen in verbinding met artikel 51, tweede lid, van de Lar, zodat het beroepschrift ingevolge deze bepalingen uiterlijk op 18 november 2008 kon worden ingediend. Dat is niet gebeurd. Gesteld noch gebleken is dat zich in dit geval omstandigheden voordoen, die tot het oordeel kunnen leiden dat het door de werkgeefster en de vreemdeling ingestelde hoger beroep niettemin niet niet-ontvankelijk is.
2.3. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. H.L. Wattel, Voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, Leden, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Martinez, griffier.
w.g. Wattel
Voorzitter
w.g. Martinez
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 juni 2009
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
voor deze,