4.6 Gelet op het hiervoor onder 4.3 overwogene gaat het Hof voorbij aan de enkele verwijzing door [geintimeerde] naar de verbruikscijfers van de elektra over de jaren 2002 en 2003. Het Hof heeft daar immers uiteengezet waarom aan zo’n enkele verwijzing geen waarde kan worden gehecht.
Het Hof gaat ook voorbij aan de stelling van [geintimeerde] inhoudende dat er volgens hem in “de periode” geen huurders van de bovenverdieping aanwezig waren of dat die huurders slechts beperkt aanwezig waren. Waar het immers zijn gebouw betreft en hij concrete feiten en omstandigheden dient te stellen waaruit kan worden afgeleid dat het verbruik in de periode minder is geweest dan het door Elmar gestelde gebruik, dient [geintimeerde] meer te vermelden dan een dergelijke summiere omschrijving. Zo had hij bijvoorbeeld de namen van de huurders kunnen vermelden en verklaringen van die huurders omtrent hun elektriciteitsverbruik kunnen overleggen.
Anders dan [geintimeerde] van mening is, is het Hof van oordeel dat uit het feit dat het in de periode gemeten gebruik niet veel minder is dan het buiten de periode gemeten verbruik, niet met voldoende zekerheid kan worden afgeleid dat een (groot) deel van de apparaten niet 24 uur per dag hebben aangestaan: juiste meting van het verbruik is immers door de manipulatie verhinderd zodat het ook mogelijk is dat een (groot) deel van de apparaten juist wel heeft aangestaan en het telwerk zo verstoord was dat er veel minder werd geregistreerd. Om diezelfde reden zeggen ook de omzetcijfers weinig tot niets over het verbruik. Ondanks een sterk verminderde omzet, is het best mogelijk dat bijvoorbeeld de twee restaurants de airco met volle kracht hebben gebruikt. Een verklaring van bijvoorbeeld een of meerdere werknemer(s) van de twee restaurants waaruit enige conclusie omtrent het verbruik zou kunnen worden getrokken is niet overgelegd. Evenmin is terzake bewijs aangeboden.
Het feit dat [geintimeerde] niet heeft kunnen achterhalen welke huurders allemaal op de meter waren aangesloten, is een omstandigheid die voor zijn risico komt.
Het Hof is het met [geintimeerde] eens dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat elektrische apparaten als tafelgrillen, boven de gastentafels hangende afzuigkappen en, zoals het Hof daaraan toevoegt, ovens, lampen, enz. 24 uur per dag aan bleven staan. Er valt immers geen winst te halen uit het extra verbruiken van elektriciteit door de restaurants terwijl de levensduur van die betreffende apparaten wel verkort zou worden indien zij aan waren blijven staan. Om die reden komt het Hof, ook nu partijen over en weer in wezen geen andere feiten hebben aangevoerd dan de in het Hofvonnis van 22 maart 2005 (door [geintimeerde] overgelegd bij zijn op 28 februari 2007 genomen contra-akte) vastgestelde, tot een verbruik per dag van 15 uur en dus van 450 uur per maand. Eén en ander betekent dat [geintimeerde] wordt veroordeeld om aan Elmar Afl. 131.249,47 te betalen (het met dat verbruik overeenstemmende bedrag dat [geintimeerde] overigens reeds heeft betaald), te vermeerderen met de niet weersproken wettelijke rente sedert 11 januari 2004 tot de dag waarop hij dit bedrag heeft betaald. Bij de in het dictum op te nemen veroordeling zal tevens, voor alle duidelijkheid, worden vermeld dat dit bedrag, dus niet de rente, reeds is betaald.