UITSPRAAK: 16 juni 2009
ZAAKNR.: KG 4162/07-H. 483/08
KORT GEDING
VONNIS GEWEZEN DOOR HET GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
DE AMBTENAAR VAN DE BURGERLIJKE STAND EN HOOFD BUREAU BURGERLIJKE STAND EN BEVOLKINGSREGISTER VAN ARUBA,
zetelend in Aruba,
oorspronkelijk gedaagde, thans appellant,
gemachtigde: mr. A. Els,
1. [vrouw],
2. [man],
beiden wonend in Aruba,
oorspronkelijk eisers, thans geïntimeerden,
gemachtigde: mr. B.M. de Sousa.
Partijen worden hierna aangeduid als enerzijds de ambtenaar en anderzijds [vrouw] en [man].
Het verloop van de procedure
1.1. Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en gevorderd, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (GEA), wordt verwezen naar het tussen partijen in de zaak met KG nummer 4162 van 2007 gewezen en op 19 maart 2008 uitgesproken vonnis, hersteld bij herstelvonnis van 1 april 2008. De inhoud van dat vonnis geldt als hier ingevoegd.
1.2. De ambtenaar is bij akte van appel, ingekomen op 9 april 2008, in hoger beroep gekomen van voornoemd vonnis. In een op 11 april 2008 ingekomen memorie van grieven, met producties, heeft hij drie grieven aangevoerd en toegelicht en geconcludeerd dat het Hof het bestreden vonnis zal vernietigen en het inleidend verzoek van [vrouw] en [man] zal afwijzen.
1.3. [vrouw] en [man] hebben in een memorie van antwoord, met producties, het hoger beroep bestreden en geconcludeerd tot bevestiging van het bestreden vonnis, met veroordeling van de ambtenaar in de kosten.
1.4. Bij fax van 10 februari 2009 heeft de gemachtigde van de ambtenaar pleitaantekeningen ingezonden, met afschrift aan de gemachtigde van [vrouw] en [man].
1.5. Op 21 april 2009 heeft de gemachtigde van [vrouw] en [man] schriftelijk gepleit.
1.6. Partijen hebben vonnis gevraagd waarvan de uitspraak nader is bepaald op heden.
Voor de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.
3. Waarvan in hoger beroep moet worden uitgegaan
Het GEA heeft onder 2 van het bestreden vonnis feiten vastgesteld. Deze vaststelling is niet in geschil en ook het Hof zal ervan uitgaan.
4.1. Het gaat hier om een weigering van de ambtenaar tot inschrijving van het Colombiaanse huwelijk van [vrouw] en [man] in het bevolkingsregister van Aruba (zoals geregeld in de Landsverordening op het aanleggen en bijhouden van het bevolkingsregister, AB 1989 no. GT 17 jo het Landsbesluit bevolkingsregister, AB 1990 no. GT 41). Ten aanzien van een weigering tot inschrijving in het bevolkingsregister heeft het Hof in een vonnis van 18 januari 2000, NJ 2000, 403 geoordeeld dat men ontvankelijk is bij de gewone rechter, aangezien niet sprake is van een LAR-beschikking. Bij vonnis van 19 september 2000, NJ 2001, 171 is het Hof daarvan teruggekomen in verband met rechtspraak van de Nederlandse Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State inzake legalisatie. Van deze rechtspraak inzake legalisatie is echter de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State teruggekomen bij uitspraak van 8 september 2004, AB 2004, 329, Jb 2004, 354.
4.2. De kwestie of het Hof thans wederom moet terugkomen op zijn oordeel omtrent de weigering inschrijving in het bevolkingsregister en wederom moet aannemen dat de weigering geen LAR-beschikking is, werd aangestipt in het vonnis van het Hof van 23 augustus 2005 (E.J. 2101/04 – H. 12/05, rov. 7.5) inzake de erkenning in Aruba van een Nederlands huwelijk tussen twee personen van hetzelfde geslacht (cassatieberoep verworpen). Het antwoord op die vraag kon toen echter om een processuele reden in het midden blijven. In de door de ambtenaar bij pleidooi in hoger beroep overgelegde beschikking van het GEA van 12 januari 2006 (EJ 1188/05) kon het antwoord om dezelfde processuele reden in het midden blijven, maar het GEA overwoog toch (ten overvloede): ‘naar het oordeel van het gerecht doet die wijziging [van de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State; Hof] niets aan de beslissing in het Hof-vonnis van 19 september 2000 af.’ In voornoemde zaak betreffende erkenning in Aruba van een Nederlands huwelijk van twee personen van hetzelfde geslacht nam daarentegen de Arubaanse Bezwaaradviescommissie Landsverordening administratieve rechtspraak op 8 april 2005 wel het standpunt is dat, gelet op de gewijzigde rechtspraak van de Raad van State, de weigering inschrijving in het bevolkingsregister niet langer als LAR-beschikking dient te worden aangemerkt.
4.3. Het Hof als hoogste LAR-rechter heeft op 4 juni 2007 in zaak nr. 165 HLAR 39/06 (te raadplegen op www.rechtspraak.nl onder LJN: BG3600) overwogen dat een weigering door de ambtenaar van het bevolkingsregister van Aruba een in Colombia gesloten huwelijk in het bevolkingsregister van Aruba in te schrijven een beschikking is, waartegen desgewenst rechtsmiddelen kunnen worden aangewend. Onder deze omstandigheden, bestaat er geen aanleiding voor het Hof om wederom terug te komen van zijn oordeel en terug te keren naar zijn oordeel in het vonnis van 18 januari 2000.
4.4. Aangezien er derhalve ten aanzien van een weigering door de ambtenaar van inschrijving in het bevolkingsregister een met voldoende waarborgen omgeven rechtsgang openstaat, zijn [vrouw] en [man] niet ontvankelijk in hun onderhavige vordering bij de gewone rechter. Het bestreden vonnis moet worden vernietigd en [vrouw] en [man] moeten niet-ontvankelijk worden verklaard. [vrouw] en [man] dienen de kosten van deze procedure te dragen.
- vernietigt het bestreden vonnis; en opnieuw rechtdoende:
- verklaart [vrouw] en [man] niet ontvankelijk in hun vordering; en
- veroordeelt [vrouw] en [man] in de kosten van deze procedure aan de zijde van de ambtenaar gevallen en tot op heden begroot op nihil aan gemachtigdensalaris in de eerste aanleg en hoger beroep en Afl. 1.105,= aan verschotten in hoger beroep.
Aldus gewezen door mrs. J. de Boer, L.J. de Kerpel-van de Poel en J.P. de Haan, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, en ter openbare terechtzitting van 16 juni 2009 in Aruba uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.