ECLI:NL:OGHNAA:2009:BJ5757

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
18 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HLAR 067/08
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie inzake hoger beroep tegen dwangsommen

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba op 18 juni 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep, waarbij het Hof zich onbevoegd verklaarde om kennis te nemen van het hoger beroep van het Eilandgebied Sint Eustatius. Dit hoger beroep was ingesteld tegen een uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, die op 17 juni 2008 was gedaan in een verzoek om matiging van verbeurde dwangsommen. De achtergrond van de zaak betreft een eerdere uitspraak van het Gerecht van 14 maart 2007, waarin de eilandsraad van Sint Eustatius werd opgedragen om binnen drie weken te beslissen op een beroep van de naamloze vennootschap Sint Maarten International Telecommunications Services N.V. (Smitcoms) tegen de weigering van het bestuurscollege om een vestigingsvergunning te verlenen. Bij niet-naleving van deze uitspraak werd een dwangsom van $1000 per dag opgelegd, met een maximum van $50.000.

Na de afwijzing van het verzoek van het Eilandgebied om te verklaren dat er geen dwangsommen waren verbeurd, heeft het Eilandgebied hoger beroep ingesteld. Het Hof heeft echter overwogen dat de uitspraak van het Gerecht van 14 maart 2007, gedaan op een verzoek in de zin van artikel 98, eerste lid van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar), een uitspraak is waartegen ingevolge artikel 75, eerste lid van de Lar geen hoger beroep openstaat. Het Hof heeft eerder in een uitspraak van 29 november 2007 bevestigd dat tegen dergelijke uitspraken geen hoger beroep mogelijk is.

Daarom heeft het Hof zich onbevoegd verklaard om van het hoger beroep kennis te nemen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin, en de beslissing werd openbaar uitgesproken op 18 juni 2009.

Uitspraak

HLAR 067/08
Datum uitspraak: 18 juni 2009
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Uitspraak op het hoger beroep van:
het Eilandgebied Sint Eustatius,
appellant,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Sint Maarten, van 17 juni 2008 in zaak nr. 2007/84 op een verzoek van appellant om matiging van verbeurde dwangsommen.
1. Procesverloop
Bij uitspraak van 14 maart 2007, voor zover thans van belang, heeft het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Sint Maarten, (hierna: het Gerecht) bepaald dat de eilandsraad van het Eilandgebied Sint Eustatius (hierna: de eilandsraad) uiterlijk binnen drie weken op het door de naamloze vennootschap Sint Maarten International Telecommunications Services N.V. (hierna: Smitcoms) tegen de weigering van het bestuurscollege van het Eilandgebied Sint Eustatius (hierna: het bestuurscollege) om haar een vestigingsvergunning te verlenen ingestelde beroep beslist en dat het Eilandgebied Sint Eustatius (hierna: het Eilandgebied) een dwangsom van $ 1000 verbeurt voor elke dag of gedeelte van een dag dat aan deze uitspraak geen gevolg wordt gegeven, met een maximum van $ 50.000.
Bij beschikking van 9 mei 2007, verzonden op 14 juni 2007, heeft de eilandsraad het bij hem ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Bij geschrift van 19 juni 2007, voor zover thans van belang, heeft het Eilandgebied het Gerecht verzocht voor recht te verklaren dat geen dwangsommen zijn verbeurd, dan wel te bepalen dat over een periode van 34 dagen dwangsommen zijn verbeurd en de verbeurde dwangsommen te matigen en te bepalen op $ 10.000,- of een door het Gerecht te bepalen ander bedrag.
Bij uitspraak van 17 juni 2008 heeft het Gerecht dat verzoek afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft het Eilandgebied bij brief, bij het Gerecht ingekomen op 28 augustus 2008, hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Smitcoms heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.
Het Hof heeft de zaak behandeld ter zitting op 17 april 2009, waar het Eilandgebied, vertegenwoordigd door mr. B.G. Hofman, advocaat, is verschenen. Voorts is daar Smitcoms, vertegenwoordigd door mr. B. Garnaat, advocaat, gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 75, eerste lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: de Lar) staat voor alle partijen tegen uitspraken van het Gerecht, bedoeld in de artikelen 49, 52, 80, tenzij het verzet gegrond is verklaard, en 95, hoger beroep open op het Hof.
Ingevolge artikel 97, eerste lid, geeft een bestuursorgaan, indien het naar zijn oordeel geen of geen volledig gevolg kan geven aan een onherroepelijke uitspraak van het Gerecht, bedoeld in de artikelen 49, 53, 79, 80 of 95, voor zover deze niet verplicht tot betaling van een bepaald geldbedrag, binnen de bij die uitspraak gestelde termijn of – bij het ontbreken van zulk een termijn – binnen redelijke tijd, daarvan kennis aan de andere partijen. Indien het niet of niet volledig gevolg geven zijn oorzaak vindt in nieuwe feiten of omstandigheden die zich hebben voorgedaan, nadat de beschikking waarop de uitspraak betrekking heeft is gegeven, doet het bestuursorgaan daarvan gelijktijdig mededeling.
Ingevolge artikel 98, eerste lid, voor zover thans van belang, kunnen, indien een kennisgeving zonder mededeling of geen kennisgeving, als bedoeld in artikel 97, eerste lid, is gedaan, de andere partijen zich tot het Gerecht wenden met het verzoek te bepalen dat het bestuursorgaan alsnog aan de uitspraak van het Gerecht gevolg geeft.
Ingevolge het derde lid, voor zover thans van belang, kan het Gerecht, indien de grief dat niet of niet volledig aan de uitspraak van het Gerecht gevolg is gegeven, gegrond wordt bevonden, uitspreken dat het bestuursorgaan alsnog binnen een door het Gerecht te stellen termijn aan de uitspraak van het Gerecht gevolg dient te geven. In dat geval bepaalt het Gerecht tevens dat, indien en zolang of zo dikwijls het bestuursorgaan aan de uitspraak geen of geen volledig gevolg geeft, het door hem aan te wijzen overheidslichaam aan de partijen, bedoeld in het eerste lid, een door het Gerecht vast te stellen dwangsom verbeurt. Artikel 23, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
Ingevolge het vierde lid zijn op de uitspraak, bedoeld in het derde lid, de artikelen 49 tot en met 53 van overeenkomstige toepassing.
Ingevolge artikel 23, tweede lid, zoals gewijzigd bij Landsverordening van 31 augustus 2006 houdende, voor zover thans van belang, een nadere aanpassing van de Lar (P.B. 2006, no. 71), is het in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering omtrent de dwangsom bepaalde van overeenkomstige toepassing.
Ingevolge artikel 611d, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan de rechter op vordering van de veroordeelde de dwangsom opheffen, de looptijd ervan opschorten gedurende de door hem te bepalen termijn, of de dwangsom verminderen in geval van blijvende of tijdelijke, gehele of gedeeltelijke onmogelijkheid voor de veroordeelde om aan de hoofdverplichting te voldoen.
Ingevolge het tweede lid kan de rechter, indien de verbeurte van een dwangsom in de gegeven omstandigheden tot kennelijk onaanvaardbare gevolgen leidt, de verplichting tot betaling van verbeurde dwangsommen matigen.
2.2. De uitspraak van het Gerecht van 14 maart 2007, gedaan op een verzoek in de zin van artikel 98, eerste lid, van de Lar van Smitcoms van 26 januari 2007, is een uitspraak, als bedoeld in het derde lid van dat artikel. Zoals het Hof eerder heeft overwogen (uitspraak van 29 november 2007 in zaak nr. 194 HLAR 22/07; www.rechtspraak.nl), staat tegen een zodanige uitspraak ingevolge artikel 75, eerste lid, van de Lar noch enige andere bepaling hoger beroep op het Hof open. Het Hof kan om de in die uitspraak uiteengezette redenen evenmin kennis nemen van het hoger beroep tegen de uitspraak van het Gerecht van 17 juni 2008, gedaan op het verzoek van het Eilandgebied tot matiging van de bij voormelde uitspraak van 14 maart 2007 opgelegde dwangsom.
2.3. Het Hof zal zich onbevoegd verklaren om van het hoger beroep kennis te nemen.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart zich onbevoegd van het hoger beroep kennis te nemen.
Aldus vastgesteld door mr. H.L. Wattel, Voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, Leden, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Martinez, griffier.
w.g. Wattel
Voorzitter
w.g. Martinez
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 juni 2009
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
voor deze,