ECLI:NL:OGHNAA:2009:BJ5757
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
- Hoger beroep
- H.L. Wattel
- R.W.L. Loeb
- A.W.M. Bijloos
- N.M. Martinez
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie inzake hoger beroep tegen dwangsommen
In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba op 18 juni 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep, waarbij het Hof zich onbevoegd verklaarde om kennis te nemen van het hoger beroep van het Eilandgebied Sint Eustatius. Dit hoger beroep was ingesteld tegen een uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, die op 17 juni 2008 was gedaan in een verzoek om matiging van verbeurde dwangsommen. De achtergrond van de zaak betreft een eerdere uitspraak van het Gerecht van 14 maart 2007, waarin de eilandsraad van Sint Eustatius werd opgedragen om binnen drie weken te beslissen op een beroep van de naamloze vennootschap Sint Maarten International Telecommunications Services N.V. (Smitcoms) tegen de weigering van het bestuurscollege om een vestigingsvergunning te verlenen. Bij niet-naleving van deze uitspraak werd een dwangsom van $1000 per dag opgelegd, met een maximum van $50.000.
Na de afwijzing van het verzoek van het Eilandgebied om te verklaren dat er geen dwangsommen waren verbeurd, heeft het Eilandgebied hoger beroep ingesteld. Het Hof heeft echter overwogen dat de uitspraak van het Gerecht van 14 maart 2007, gedaan op een verzoek in de zin van artikel 98, eerste lid van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar), een uitspraak is waartegen ingevolge artikel 75, eerste lid van de Lar geen hoger beroep openstaat. Het Hof heeft eerder in een uitspraak van 29 november 2007 bevestigd dat tegen dergelijke uitspraken geen hoger beroep mogelijk is.
Daarom heeft het Hof zich onbevoegd verklaard om van het hoger beroep kennis te nemen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin, en de beslissing werd openbaar uitgesproken op 18 juni 2009.