ECLI:NL:OGHNAA:2009:BJ5745

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
18 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HLAR 086/08
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen verwijdering vreemdeling uit Aruba

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de minister van Justitie tegen een uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba. De minister had eerder bepaald dat een vreemdeling uit Aruba moest worden verwijderd en haar de toegang tot Aruba voor vijf jaar ontzegd. De vreemdeling is getrouwd met een niet in Aruba geboren Nederlander. Tijdens de rechtszitting heeft de minister gesteld dat de Landsverordening toelating en uitzetting (Ltu) niet op de vreemdeling van toepassing is. Dit standpunt leidde tot een eerdere uitspraak van het Gerecht, waartegen geen rechtsmiddel is aangewend, waardoor deze uitspraak gezag van gewijsde heeft. In het hoger beroep betoogt de minister dat de Ltu wel van toepassing is, maar dit betoog faalt.

Uitspraak

HLAR 086/08
Datum uitspraak: 18 juni 2009
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Uitspraak op het hoger beroep van:
de minister van Justitie,
appellant,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 15 oktober 2008 in zaak nr. 2760 van 2008 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
appellant.
1. Procesverloop
Bij onderscheiden beschikkingen van 17 januari 2007 heeft de minister van Justitie (hierna: de minister) bepaald dat [de vreemdeling] (hierna: de vreemdeling) wordt verwijderd en haar de binnenkomst in Aruba voor vijf jaar wordt ontzegd, alsmede haar in bewaring gesteld ter verzekering van haar vertrek.
Bij beschikking van 22 augustus 2007 heeft de minister het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 5 maart 2008 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht), voor zover thans van belang, het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, die beschikking vernietigd en bepaald dat de minister een nieuwe beschikking op het gemaakte bezwaar geeft.
Bij beschikking van 13 juni 2008 heeft de minister het terugkeerverbod ingetrokken en het gemaakte bezwaar voor het overige ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 15 oktober 2008 heeft het Gerecht, voor zover thans van belang, die beschikking, onder gegrondverklaring van het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep, vernietigd en bepaald dat de minister een nieuwe beschikking op het gemaakte bezwaar geeft.
Tegen deze uitspraak heeft de minister bij brief, bij het Gerecht ingekomen op 26 november 2008, hoger beroep ingesteld bij het Hof.
De vreemdeling heeft een verweerschrift ingediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 april 2009, waar de minister, vertegenwoordigd door mr. J.A. Saade, advocaat, en de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. D.G. Illes, advocaat, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De minister betoogt dat het Gerecht heeft miskend dat de man, met wie de vreemdeling stelt te zijn gehuwd, niet met een in Aruba geboren Nederlander gelijkgesteld kan worden en de bepalingen van de Landsverordening toelating en uitzetting (hierna: de Ltu) derhalve onverkort op de vreemdeling van toepassing zijn. In dit verband stelt de minister dat uit het bevolkingsregister niet blijkt dat de vreemdeling gehuwd is.
2.1.1. Ter gelegenheid van de behandeling ter zitting door het Gerecht van het door de vreemdeling tegen de beschikking van 22 augustus 2007 ingestelde beroep heeft de minister het standpunt ingenomen dat de Ltu niet op de vreemdeling van toepassing is en de beschikkingen van 17 januari 2007 derhalve niet juist zijn. Dat heeft geleid tot de uitspraak van 5 maart 2008, waaraan dat standpunt ten grondslag ligt. Tegen deze uitspraak is geen rechtsmiddel aangewend, zodat deze gezag van gewijsde heeft. Het betoog faalt reeds om die reden.
2.2. Het Gerecht heeft de minister voorts bij de aangevallen uitspraak bij wijze van voorlopige voorziening gelast te gedogen dat de vreemdeling tot Aruba wordt toegelaten, ook zonder dat zij over een verblijfsvergunning beschikt. De minister betoogt dat het Gerecht dat ten onrechte heeft gedaan. Tegen een uitspraak van het Gerecht op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening staat ingevolge artikel 53a van de Landsverordening administratieve rechtspraak echter geen hoger beroep open. Het hoger beroep is in zoverre niet-ontvankelijk.
2.3. Het hoger beroep is, voor zover gericht tegen de beslissing tot het treffen van een voorlopige voorziening, niet-ontvankelijk en voor het overige ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep, voor zover gericht tegen de getroffen voorlopige voorziening, niet-ontvankelijk;
II. bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover daartegen hoger beroep openstaat.
Aldus vastgesteld door mr. H.L. Wattel, voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Martinez, griffier.
w.g. Wattel
Voorzitter
w.g. Martinez
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 juni 2009
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
voor deze,