ECLI:NL:OGHNAA:2009:BJ5667

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
18 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HLAR 061/08
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van verzoek om vergunning tot tijdelijk verblijf door de minister voor Vreemdelingenzaken

In deze zaak gaat het om de weigering van de minister voor Vreemdelingenzaken om een vergunning tot tijdelijk verblijf te verlenen aan een vreemdeling, die in dienst was bij een werkgeefster in Aruba. De werkgeefster en de vreemdeling hebben tegen deze weigering beroep ingesteld bij het Gerecht in eerste aanleg van Aruba. Dit Gerecht heeft op 11 juni 2008 het beroep gegrond verklaard en de minister opgedragen om binnen twee maanden een nieuwe beschikking te geven op het bezwaar van de werkgeefster en de vreemdeling. De minister heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, maar ter zitting op 22 april 2009 heeft de minister verklaard dat, indien de vreemdeling een verzoek indient voor een vergunning tot tijdelijk verblijf voor gezinshereniging met toestemming om arbeid in loondienst te verrichten, deze vergunning zal worden verleend. De vreemdeling heeft bevestigd dat zij dit verzoek zal indienen. Gezien deze omstandigheden heeft de minister geen belang meer bij het hoger beroep, waardoor het Hof het hoger beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard. De uitspraak van het Hof is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 18 juni 2009.

Uitspraak

HLAR 061/08
Datum uitspraak: 18 juni 2009
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Uitspraak op het hoger beroep van:
de minister voor Vreemdelingenzaken,
appellant,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 11 juni 2008 in zaak nr. 4055 van 2007 in het geding tussen:
1. [de werkgeefster], gevestigd in Aruba,
2. [de vreemdeling]
en
appellant.
1. Procesverloop
Bij beschikking van 11 april 2007 heeft appellant (hierna: de minister) een verzoek van [de werkgeefster] (hierna: de werkgeefster) om [de vreemdeling] (hierna: de vreemdeling) een vergunning tot tijdelijk verblijf te verlenen afgewezen.
Bij beschikking van 22 oktober 2007 heeft de minister het daartegen door de werkgeefster en de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 11 juni 2008 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) het daartegen door de werkgeefster en de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, die beschikking vernietigd en bepaald dat de minister binnen twee maanden een nieuwe beschikking op het gemaakte bezwaar geeft.
Tegen die uitspraak heeft de minister bij faxbericht, bij het Gerecht ingekomen op 23 juli 2008, hoger beroep ingesteld.
De werkgeefster en de vreemdeling hebben een verweerschrift ingediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 april 2009, waar de minister, vertegenwoordigd door mr. A.A. Henriquez en J.M. Harewood, beiden werkzaam bij het Departamento di Integracion, Maneho y Admision di Stranhero, de werkgeefster, vertegenwoordigd door haar bestuurders Y. Lichtenstein en D. Putnam, en de vreemdeling zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het Hof overweegt ambtshalve het volgende.
2.2. Ter zitting is zijdens de minister verklaard dat, indien de vreemdeling om verlening van een vergunning tot tijdelijk verblijf voor gezinshereniging met toestemming om arbeid in loondienst te verrichten bij de werkgeefster verzoekt, haar zodanige vergunning zal worden verleend. De vreemdeling heeft daarop verklaard dat zij zodanig verzoek zal doen. Onder deze omstandigheden en aangezien hiervan ook overigens niet is gebleken, heeft de minister geen belang bij het door hem ingestelde hoger beroep.
2.3. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. H.L. Wattel, voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Martinez, griffier.
w.g. Wattel
Voorzitter
w.g. Martinez
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 juni 2009
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
voor deze,