Registratienummer: AR 292/07 - H 545/08
Uitspraak: 2 juni 2009
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
[ex-man],
wonende op Curaçao,
oorspronkelijk gedaagde,
thans appellant,
gemachtigde: R.P. Bottse,
[ex-vrouw],
wonende op Curaçao,
oorspronkelijk eiseres,
thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. R.A. Gonet.
Partijen worden hierna "[ex-man]" en "[ex-vrouw]" genoemd.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Op 27 oktober 2008 heeft het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao (verder: GEA), tussen partijen vonnis gewezen. Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en gevorderd, de procesgang aldaar en de overwegingen en beslissingen van het GEA wordt verwezen naar dat vonnis.
1.2 [ex-man] heeft op 3 november 2008 een akte van appel ingediend en op 6 november 2008 een memorie van grieven, houdende drie grieven met toelichting en een petitum.
1.3 [ex-vrouw] heeft geen memorie van antwoord ingediend.
1.4 Op de voor pleidooi bepaalde dag is alleen zijdens [ex-vrouw] een pleitnota overgelegd. Vonnis is gevraagd en nader bepaald op heden.
2. De ontvankelijkheid van het hoger beroep
Bij de stukken bevindt zich een schriftelijke volmacht van 6 december 2007. Het Hof legt deze aldus uit dat [ex-man] Bottse daarbij ook heeft gemachtigd namens hem hoger beroep in te stellen, mede gelet op de omstandigheid dat [ex-vrouw] niet heeft betwist dat Bottse ook daartoe gemachtigd is. Aldus is voldaan aan art. 270 lid 2 Rv. Ook overigens is [ex-man] tijdig en op de juiste wijze in hoger beroep gekomen, zodat hij daarin ontvankelijk is.
Voor de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.
4.1 Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende gemotiveerd betwist staan tussen partijen de volgende feiten vast:
a. Op 19 april 1970 zijn partijen met elkaar gehuwd in algemene gemeenschap van goederen.
b. Bij vonnis van 15 oktober 1984, ingeschreven op 8 november 1984, is tussen partijen de echtscheiding uitgesproken.
c. Bij notariële akte van 27 februari 1987 hebben partijen verklaard te willen overgaan tot de algehele scheiding en deling van de huwelijksgoederengemeenschap. De akte vermeldt onder meer (hierna: de kwijtingsverklaring):
"De comparanten verklaarden dat partijen hiermede de voormelde ontbonden huwelijksgoederengemeenschap naar ieders volkomen genoegen hebben gescheiden en verdeeld, dat het door de comparant sub 1 aan de lastgeefster van de comparant sub 2 wegens overbedeling verschuldigde bedrag als voormeld geheel is voldaan en dat zij, partijen, thans niets meer van elkander te vorderen hebben terzake deze scheiding en deling, weshalve zij, elkander bij deze over en weer volledig kwiteren en dechargeren."
d. [ex-man] heeft tijdens het huwelijk pensioenrechten opgebouwd. De akte van 27 februari 1987 vermeldt daar niets over.
e. Sinds augustus 1990 geniet [ex-man] ouderdomspensioen. Een brief van het Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen (verder: APNA) van 8 februari 2007 vermeldt dat als pensioenverrekening plaatsvindt in de vorm van betaling uit de pensioentermijnen, de berekening van het aan [ex-vrouw] uit te keren bedrag uitkomt op NAF. 12.571,50 per jaar of NAF. 1.047,62 per maand.
4.2 Het GEA heeft [ex-vrouw] terecht toestemming verleend om kosteloos te procederen.
In zoverre zal het bestreden vonnis worden bevestigd.
4.3 Op vordering van [ex-vrouw] heeft het GEA [ex-man] bevolen om APNA te machtigen het aan [ex-vrouw] toekomend deel van het ouderdomspensioen conform de brief van 8 februari 2007 aan haar af te dragen, waarbij het vonnis zo nodig in de plaats treedt van de bevolen machtiging. Hiertegen is het hoger beroep gericht.
4.4 Bij HR 27 november 1981, NJ 1982, 503 (Boon/van Loon), op welk arrest [ex-vrouw] een beroep heeft gedaan, heeft de Hoge Raad overwogen dat in het algemeen bij de verdeling van de gemeenschap opgebouwde pensioenrechten in aanmerking moeten worden genomen door middel van verrekening; dat de verknochtheid van de pensioenrechten aan de persoon van de rechthebbende (in dit geval: [ex-man]) zich daartegen niet verzet; en dat de pensioenrechten ook een band hebben met de persoon van de andere echtgenoot (in dit geval: [ex-vrouw]).
Uit dit een en ander kan niet worden afgeleid dat van het recht om verrekening van pensioenrechten te vorderen geen afstand kan worden gedaan, of dat afstand daarvan alleen kan worden gedaan door middel van een verklaring waarin de pensioenrechten uitdrukkelijk worden genoemd. Dat kan ook overigens niet worden afgeleid uit voornoemd arrest of uit andere rechtspraak van de Hoge Raad.
4.5 De bewoordingen van de kwijtingsverklaring houden voldoende duidelijk in dat [ex-vrouw] afstand heeft gedaan van het recht nog enige vordering te doen ter zake van de huwelijksgoederengemeenschap. Een vordering tot verrekening van pensioenrechten is een vordering ter zake van de huwelijksgoederengemeenschap. De kwijtingsverklaring moet dus zo worden uitgelegd dat [ex-vrouw] daarmee afstand gedaan heeft van het recht die verrekening te vorderen. Er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld of gebleken op grond waarvan partijen de kwijtingsverklaring redelijkerwijs anders mogen/moeten opvatten.
4.6 [ex-man] heeft gesteld dat ook [ex-vrouw] pensioenrechten heeft opgebouwd en dat ook die pensioenrechten niet zijn betrokken in de verdeling ten overstaan van de notaris. [ex-vrouw] heeft dat niet betwist, zodat het Hof dat als vaststaand aanneemt. Onder die omstandigheden verzetten de eisen van de redelijkheid en billijkheid zich er niet tegen dat [ex-man] een beroep doet op de kwijtingsverklaring. Feiten of omstandigheden die tot een ander oordeel kunnen leiden, zijn gesteld noch gebleken.
4.7 De vordering van [ex-vrouw] moet dus alsnog worden afgewezen, met gedeeltelijke vernietiging van het bestreden vonnis. De grieven behoeven verder geen bespreking. Voorzover het petitum van [ex-man] bij memorie van grieven meer of anders inhoudt, dient dat te worden afgewezen, omdat het in zoverre het karakter heeft van een reconventionele vordering en die niet voor het eerst in hoger beroep kan worden ingesteld. Gelet op de aard van de procedure zullen de proceskosten in beide instanties worden gecompenseerd.
bevestigt het bestreden vonnis, doch slechts voorzover daarbij [ex-vrouw] toestemming is verleend om kosteloos te procederen;
vernietigt het bestreden vonnis voor het overige;
wijst de vordering van [ex-vrouw] af;
compenseert de proceskosten in beide instanties aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J. de Boer, G.C.C. Lewin en H.L. Wattel, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba en ter openbare terechtzitting van het Hof op Curaçao uitgesproken op 2 juni 2009 in tegenwoordigheid van de griffier.