ECLI:NL:OGHNAA:2009:BI6970
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
- Hoger beroep kort geding
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep kort geding over verlof aan gedetineerde
In deze Arubaanse zaak gaat het om een geschil over de afwijzende beslissing van de Minister van Justitie tot het verlenen van verlof aan een gedetineerde. Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba heeft op 19 mei 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep van een kort geding dat eerder door het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (GEA) was behandeld. De gedetineerde had verlof aangevraagd, maar de Minister van Justitie had dit verzoek afgewezen. Het GEA had echter de afwijzing geschorst en bepaald dat de gedetineerde voorlopig in aanmerking kwam voor verlof, wat leidde tot het hoger beroep van het Land Aruba.
Het Hof oordeelt dat de gedetineerde niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering, omdat hij volgens het Land een verzoek op basis van artikel 43 van het Wetboek van Strafvordering had moeten indienen in plaats van een civiele procedure te starten. Het Hof stelt vast dat het Land onvoldoende belang heeft bij het hoger beroep, aangezien de gedetineerde inmiddels in vrijheid is gesteld. De partijen worden in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de voorlopige oordelen van het Hof, en verdere beslissingen worden aangehouden.
De uitspraak van het Hof benadrukt het belang van de juiste rechtsgang in strafzaken en de rol van de civiele rechter in dergelijke procedures. Het Hof verwijst naar eerdere jurisprudentie van de Hoge Raad en concludeert dat er onvoldoende gronden zijn om van het uitgangspunt af te wijken dat de civiele rechter de eiser niet-ontvankelijk moet verklaren als er een andere rechtsgang openstaat.