ECLI:NL:OGHNAA:2009:BI6306

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
19 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HAR-15/2009
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om verlof voor conservatoir beslag ten laste van Valero op gelden bij CMB Bank

In deze zaak heeft Gresulene N.V. een verzoek ingediend bij het Gerecht in eerste aanleg van Aruba om verlof te verlenen voor het leggen van conservatoir beslag op gelden en geldswaarden bij de Caribbean Mercantile Bank N.V. ten laste van Valero Marketing & Supply - Aruba N.V. Dit verzoek was ter verzekering van een vordering van Gresulene op Valero van Afl. 481.152,-. Het Gerecht in eerste aanleg heeft dit verzoek op 19 maart 2009 afgewezen, waarna Gresulene in hoger beroep is gegaan.

De kern van het geschil betreft de vraag of Valero onterecht een 'delivery fee' van twee cent per liter in rekening heeft gebracht bovenop de door de overheid vastgestelde verkoopprijs. Gresulene stelt dat deze kosten onrechtmatig zijn en dat Valero misbruik maakt van haar monopoliepositie. Het Hof heeft vastgesteld dat de kosten voor vervoer niet automatisch zijn inbegrepen in de verkoopprijs en dat de plaats van aflevering bepalend is voor wie de kosten draagt. Aangezien er geen contractuele afspraken zijn gemaakt, moet gekeken worden naar de gebruikelijke handelspraktijken.

Het Hof concludeert dat Gresulene onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar vordering en dat de kosten voor het vervoer voor rekening van de koper komen. De stelling dat Valero misbruik maakt van haar monopoliepositie wordt eveneens verworpen, omdat Gresulene niet heeft aangetoond dat de in rekening gebrachte vergoeding niet in redelijke verhouding staat tot de werkelijke kosten. Het Hof bevestigt de beschikking van het GEA en veroordeelt Gresulene in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

UITSPRAAK: 19 mei 2009
ZAAKNR: HAR-15/2009
HET GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN DE
NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Beschikking in de zaak van:
de naamloze vennootschap
GRESULENE N.V.,
gevestigd in Aruba,
appellante,
gemachtigde: mr. H.U. Thielman,
tegen
de naamloze vennootschap
VALERO MARKETING & SUPPLY - ARUBA N.V.,
gevestigd in Aruba,
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. E.H.J. Martis.
Partijen worden hierna aangeduid als “Gresulene” en “Valero”.
1. Het verloop van de procedure
1.1. Op 17 maart 2009 heeft Gresulene het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (verder: GEA) verzocht verlof te verlenen voor het leggen van conservatoir beslag ten laste van Valero op gelden en geldswaarden onder Caribbean Mercantile Bank N.V., zulks ter verzekering van een op Afl. 481.152,- te begroten vordering van Gresulene op Valero.
Het GEA heeft dit verzoek op 19 maart 2009 afgewezen.
1.2. Gresulene is van deze beschikking in hoger beroep gekomen door op 7 april 2009 een beroepschrift ter griffie van het GEA in te dienen. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof de bestreden beschikking zal vernietigen, het gevraagde verlof alsnog zal verlenen en haar vordering daarbij zal begroten op Afl. 503.824,-.
1.3. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 april 2009 ten overstaan van mr. Wattel. De gemachtigden van partijen hebben ter zitting hun standpunten aan de hand van door hen overgelegde pleitnotities toegelicht. Partijen hebben hierna een beschikking gevraagd, waarvan de uitspraak is bepaald op heden.
2. De feiten
2.1. Gresulene exploiteert een Texaco pompstation te Seroe Blanco in Aruba. Zij betrok haar benzine en diesel in het verleden van Barlock Caribbean Oil Co. N.V. (verder: Barlock), die op haar beurt inkocht bij Valero.
2.2. In 2005 kreeg Barlock financiële problemen en kon zij niet meer aan haar financiële verplichtingen jegens Valero voldoen, waardoor Valero haar geen aardolieproducten meer leverde en de Texaco stations geen benzine en diesel meer geleverd kregen.
2.3. Gresulene heeft in april 2006 Valero benaderd met het verzoek haar rechtstreeks benzine en diesel te leveren. Sindsdien verkoopt Valero de benzine en diesel rechtstreeks aan Gresulene en levert deze per truck bij haar af. Tot 15 september 2008 heeft Valero daarvoor een vergoeding van twee cent per liter als “delivery fee” aan Gresulene in rekening gebracht, naast de in de Prijsregeling aardolieproducten vastgestelde verkoopprijs.
3. De beoordeling
3.1. Gresulene heeft aan de vordering, waarvoor zij beslag wil leggen, ten grondslag gelegd dat Valero haar ten onrechte en op onrechtmatige wijze de delivery fee van twee cent per liter in rekening heeft gebracht, bovenop de van overheidswege vastgestelde verkoopprijs. Zij betoogt dat dit verkoopbeding nietig is wegens strijd met de wet. Voor zover sprake zou zijn van een rechtsgeldig verkoopbeding, stelt zij dat Valero onrechtmatig heeft gehandeld door misbruik te maken van haar monopoliepositie als enig groothandelaar in aardolieproducten in Aruba. Zij stelt aldus over de periode van 28 april 2006 tot en met 15 september 2008 in totaal Afl. 377.867,62 teveel aan Valero te hebben betaald. Zij stelt daarom dat zij recht heeft op terugbetaling van dit bedrag op grond van onverschuldigde betaling, dan wel schadevergoeding ter hoogte van dit bedrag op grond van onrechtmatige daad. Zij vreest dat, nu het Valero-concern doende is haar bedrijven op Aruba te verkopen, verhaal van haar vordering op termijn niet meer mogelijk zal zijn en stelt daarom belang erbij te hebben dat haar vordering middels dit beslag veilig wordt gesteld.
3.2. Valero meent dat de vordering van Gresulene van elke grond is ontbloot. Zij stelt dat zij wel degelijk gerechtigd is de “delivery fee” van twee cent in rekening te brengen, nu het hier gaat om transportkosten die niet zijn begrepen in de bij de Prijsregeling vastgestelde verkoopprijs. Zij wijst er verder op dat partijen deze fee zijn overeengekomen en dat Gresulene deze ook gedurende 2,5 jaar heeft betaald. Zij meent dan ook dat er geen enkele rechtsgrond bestaat op grond waarvan zij de betaalde fee terug zou moeten betalen. Voorts betwist zij misbruik van haar positie in de markt te hebben gemaakt. Daarnaast betoogt zij dat het beslag onnodig en vexatoir is, althans dat haar belang om onbeperkt gebruik te kunnen blijven maken van haar bankrekeningen zwaarder moet wegen dan de eventuele belangen van Gresulene.
3.3. Ingevolge artikel 2, eerste lid aanhef en onder a, van de Prijzenverordening (AB 1991, no. GT 17), kan de Minister van Economische Zaken, indien goederen of diensten worden aangeboden tegen zodanige prijzen, dat het vragen daarvan naar zijn oordeel in strijd is met het algemeen belang, of indien hij van oordeel is dat dit dreigt te geschieden, verbieden het aanbieden, verkopen en verhuren van die goederen dan wel het aanbieden en verrichten van die diensten tegen hogere of lagere dan door hem aan te geven prijzen. Ingevolge artikel 2 van de krachtens deze bepaling vastgestelde Prijsregeling aardolieproducten (AB 1990, 57) is het verboden in Aruba aardolieproducten te verkopen tegen een hogere groothandels- of kleinhandelsprijs dan in de regeling vermeld. Volgens artikel 1 van de Prijsregeling wordt voor de toepassing van deze regeling onder verkopen verstaan: “te koop aanbieden, doen verkopen, krachtens verkoop leveren of doen leveren”.
3.4. De vraag is of voormelde bepaling verbiedt dat, naast de aldus vastgestelde verkoopprijs, vervoerskosten of andere kosten in rekening worden gebracht. Naar het oordeel van het Hof is dat wel het geval bij afleveringskosten (zoals kosten van weging, meting en telling en van gebruikelijke verpakking), die geacht moeten worden in de prijs te zijn begrepen, maar niet zonder meer bij vervoerskosten als waar het hier kennelijk om gaat.
Het antwoord op de vraag voor wiens rekening laatstgenoemde kosten komen, hangt af van de plaats van aflevering, die aan de hand van artikel 6:41 BW moet worden bepaald. Nu er geen contract tussen partijen is dat uitsluitsel geeft over de plaats van nakoming, is van belang of te dien aanzien een gewoonte bestaat. Het feit dat Valero tot 2005 benzine en diesel verkocht aan Barlock, die de producten bij het bedrijf van Valero afhaalde, duidt niet op een algemene gewoonte dat deze producten door de groothandelaar bij de detailhandelaar (het tankstation) worden bezorgd. Bij ontbreken van een dergelijke gewoonte geldt de regel dat in geval van een naar de soort bepaalde zaak de aflevering moet geschieden ter plaatse waar de schuldenaar zijn bedrijf uitoefent, wat betekent dat het om een haalschuld gaat. In dat geval komen de vervoerskosten voor rekening van de koper en staat niets er aan in de weg dat deze, naast de vastgestelde verkoopprijs, in rekening worden gebracht. Gelet daarop is voorshands niet aannemelijk dat dit verkoopbeding wegens strijd met een dwingende wetsbepaling nietig moet worden geacht en dus ook niet dat de bedoelde kosten onverschuldigd zijn betaald.
3.5. Voor de stelling dat Valero onrechtmatig heeft gehandeld door misbruik te maken van haar monopoliepositie ziet het Hof voorshands ook onvoldoende grond. Gresulene heeft wat dit betreft aangevoerd dat Valero nimmer transportkosten in rekening bracht aan de Valero pompstations, maar toen de ex-Texaco pompstations in 2006 afnemers van haar werden dat bij hen opeens wel is gaan doen, waardoor Valero hen in een nadelige concurrentiepositie ten opzichte van de Valero pompstations heeft gemanoeuvreerd. Verder betoogt zij dat Valero de twee centen als dwangmiddel heeft gebruikt om de ex-Texaco pompstations er toe te bewegen een “supply agreement” met haar te tekenen.
Gresulene heeft niet gesteld dat de in rekening gebrachte vergoeding van twee cent per liter niet in redelijke verhouding staat tot de kosten die Valero voor het vervoer naar de pompstations moet maken. Het feit dat Valero deze kosten niet doorberekent aan de Valero pompstations en te kennen heeft gegeven bereid te zijn deze kosten ook te laten vallen als de andere stations een supply-agreement met haar aangaan, betekent verder nog niet dat zij misbruik van haar positie maakt. Valero heeft er op zichzelf een gerechtvaardigd belang bij leveringsovereenkomsten voor een zekere duur met haar afnemers te sluiten met voorwaarden en bepalingen die zij noodzakelijk acht. Het staat haar vrij om een voordeel als het niet doorberekenen van vervoerskosten in het vooruitzicht te stellen om afnemers te stimuleren zo’n overeenkomst met haar te sluiten. Dat zou anders kunnen zijn als zij afnemers op deze wijze zou dwingen overeenkomsten met apert onredelijke voorwaarden te tekenen, maar daarover heeft Gresulene niets gesteld. De vraag of Valero in dit verband daadwerkelijk een monopoliepositie heeft - Valero betwist dit door erop te wijzen dat Gresulene haar producten ook kan afnemen van Texaco of anderen (zoals Barlock in het verleden ook heeft gedaan) - kan verder in het midden blijven.
3.6. Gelet op het voorgaande is het Hof van oordeel dat Gresulene onvoldoende van de deugdelijkheid van het door haar ingeroepen recht heeft doen blijken. Het GEA heeft het verzoek dus terecht afgewezen. De bestreden beschikking zal derhalve worden bevestigd. Gresulene zal, als de in het ongelijk gestelde partij, de kosten van het hoger beroep dienen te dragen.
BESLISSING:
Het Hof:
bevestigt de beschikking waarvan beroep;
veroordeelt Gresulene in de kosten van het hoger beroep aan de zijde van Valero gevallen en begroot deze kosten tot op heden op Afl. 1.700,- aan gemachtigdensalaris.
Deze beschikking is gewezen door mrs. L.C. Hoefdraad, J.P. Sijmonsma en H.L. Wattel, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba en ter openbare terechtzitting van het Hof op Curaçao uitgesproken op 19 mei 2009 in tegenwoordigheid van de griffier.