ECLI:NL:OGHNAA:2009:BI5452

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
24 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
H 14/09
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over niet-aangemeld geldbedrag bij binnenkomst op Curaçao

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba op 24 april 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte. De verdachte, geboren in Jamaica en thans gedetineerd in Curaçao, werd beschuldigd van het niet aanmelden van een geldbedrag van US$ 48.923,- bij zijn binnenkomst op het eiland. De procureur-generaal had gevorderd dat het vonnis van de eerste aanleg zou worden bevestigd, maar het Hof oordeelde anders. In eerste aanleg was de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden en was een geldbedrag van US$ 46.620,- verbeurd verklaard. Het Hof heeft echter geoordeeld dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat het geld afkomstig was van enig misdrijf, en sprak de verdachte vrij van de meeste tenlasteleggingen.

Het Hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk niet heeft voldaan aan de aanmeldingsplicht voor grensoverschrijdende geldtransporten, zoals vastgelegd in de Landsverordening aanmeldingsplicht van grensoverschrijdende geldtransporten. De verdachte had bij zijn binnenkomst op Curaçao een geldbedrag van meer dan NAF 20.000,- moeten aanmelden, maar heeft dit nagelaten. Het Hof heeft de verdachte daarom veroordeeld tot een geldboete van NAF 20.000,-, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze boete niet wordt betaald.

De uitspraak benadrukt het belang van de controle op grensoverschrijdende geldtransporten in de strijd tegen misdaad en onderstreept de noodzaak voor reizigers om zich aan de aanmeldingsplicht te houden. Het Hof heeft ook bepaald dat het in beslag genomen geldbedrag aan de verdachte moet worden teruggegeven, aangezien er geen reden was om dit anders te beslissen. De voorlopige hechtenis van de verdachte werd opgeheven met ingang van de uitspraak.

Uitspraak

H 14/09
Parketnummer: 500.00926/08
Uitspraak: 24 april 2009
Tegenspraak
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
S T R A F V O N N I S
in het hoger beroep tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao (hierna: GEA), van 3 december 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren in Jamaica op [datum] 1967,
wonende in Jamaica,
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring op Curaçao.
<u>Het onderzoek van de zaak</u>
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 21 november 2008, zoals daarvan blijkt uit het proces-verbaal van die terechtzitting, alsmede naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 23 april 2009 op Curaçao.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de (waarnemend) procureur-generaal, mr. A.C. van der Schans, en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman mr. E.B. Wilsoe naar voren hebben gebracht. De procureur-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep wordt bevestigd.
In eerste aanleg is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden met aftrek van voorarrest. Voorts is een geldbedrag van US$ 46.620,- verbeurd verklaard en de teruggave aan de verdachte gelast van een geldbedrag van US$ 2.303,-.
<u>De tenlastelegging</u>
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen staat vermeld in de dagvaarding in eerste aanleg. Van deze dagvaarding is een fotokopie aan dit vonnis gehecht. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.
<u>Het vonnis waarvan beroep</u>
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het Hof zich daarmee niet verenigt.
<u>Vrijspraak</u>
Het Hof acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1 primair en subsidiair aan de verdachte is ten laste gelegd, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken. Onvoldoende overtuigend is bewezen dat het geld afkomstig is van enig misdrijf.
<u>De bewezenverklaring</u>
Het Hof acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 is ten laste gelegd, met dien verstande dat hij op 4 september 2008 op het eiland Curaçao opzettelijk niet heeft voldaan aan de plicht om bij binnenkomst van het eilandgebied Curaçao van de Nederlandse Antillen een geldbedrag hoger dan NAF. 20.000,- aan te melden bij de ambtenaren der invoerrechten en accijnzen, immers heeft hij, verdachte, toen en aldaar een geldbedrag van in totaal US$ 48.923,- met zich gevoerd zonder dit geldbedrag aan te melden bij een medewerker van de Douane op de luchthaven Hato te Curaçao.
Hetgeen de verdachte onder 2 meer of anders is ten laste gelegd, is naar het oordeel van het Hof niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
<u>De bewijsmiddelen</u>
Het Hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezene heeft begaan op feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. De bewijsmiddelen zullen in geval van beroep in cassatie in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
<u>De strafbaarheid van het feit</u>
Het bewezene levert op:
Opzettelijke overtreding van het bepaalde in artikel 2 van de Landsverordening aanmeldingsplicht van grensoverschrijdende geldtransporten, strafbaar gesteld bij artikel 7 lid 1 van die verordening.
Het bewezene is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die deze strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
<u>De strafbaarheid van de verdachte</u>
De verdachte is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die deze strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
<u>De op te leggen straf</u>
Bij de bepaling van de straf heeft het Hof gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. Meer in het bijzonder overweegt het Hof het volgende.
De verdachte heeft bij binnenkomst van de Nederlandse Antillen op de luchthave Hato te Curaçao een geldbedrag van in totaal USD 48.923,- met zich gevoerd zonder dit geldbedrag aan te melden bij de douane. Hiermee heeft hij zich onttrokken aan de controle op grensoverschrijdende geldtransporten, welke controle belangrijk is voor onder meer de bestrijding van de grensoverschrijdende misdaad. Hierop moet worden gereageerd met een geldboete van hierna te noemen grootte.
<u>In beslag genomen voorwerpen</u>
Het in beslag genomen geld dient aan de verdachte te worden teruggegeven, nu het Hof geen aanleiding ziet voor een andere beslissing daarover.
<u>De toepasselijke wettelijke voorschriften</u>
De oplegging van de straf is, behalve op de reeds aangehaalde artikelen, gegrond op artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen.
RECHTDOENDE IN HOGER BEROEP
Het Hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit zoals hierboven bewezen geacht, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 2 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezenverklaarde als vorenomschreven;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot betaling van een geldboete van NAF. 20.000,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van vierhonderd dagen;
gelast de teruggave aan de veroordeelde van het onder hem in beslag genomen geldbedrag van US$ 48.923,-;
heft de voorlopige hechtenis op met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mrs. G.C.C. Lewin, J. de Boer en H. de Doelder, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba en ter openbare terechtzitting van het Hof op Curaçao uitgesproken op 24 april 2009 in tegenwoordigheid van de griffier.