ECLI:NL:OGHNAA:2009:BI5355

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
14 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HLAR 028/09 VV
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • N.M. Martinez
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van vergunning voor radio-omroepbedrijf en verzoek om voorlopige voorziening

In deze zaak, behandeld door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, betreft het een geschil over de intrekking van een vergunning voor het hebben en exploiteren van een radio-omroepbedrijf door verzoekster. De vergunning was verleend voor uitzendingen via frequentie modulatie in de omroep frequentieband 88.0 – 108.0 Mhz. De minister van Algemene Zaken had de vergunning ingetrokken op basis van wanbetaling van de verschuldigde vergunningsrechten, ondanks herhaalde aanmaningen sinds 1991. Verzoekster heeft tegen deze intrekking bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard door de minister en later ook door het Gerecht in eerste aanleg van Aruba.

Verzoekster heeft vervolgens bij het Hof een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening te treffen, zodat de minister niet over de aan de ingetrokken vergunning verbonden frequentie zou beschikken totdat het Hof in de hoofdzaak zou hebben beslist. Het Hof heeft dit verzoek afgewezen. De voorzitter oordeelde dat voor het treffen van een voorlopige voorziening slechts plaats is indien de aangevallen uitspraak naar voorlopig oordeel niet voor bevestiging in aanmerking komt en de primaire beschikking niet onverkort in stand zal blijven. In dit geval was er sprake van ernstige, langdurige en structurele wanbetaling door verzoekster, en de minister had tevergeefs geprobeerd de betalingen te incasseren voordat de vergunning werd ingetrokken.

Het Hof concludeerde dat er geen grond was voor het oordeel dat de beschikking in strijd was met het vereiste van proportionaliteit of dat het vertrouwensbeginsel was geschonden. De voorzitter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 14 mei 2009.

Uitspraak

HLAR 028/09 VV
Datum uitspraak: 14 mei 2009
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Uitspraak van de voorzitter van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening hangende het hoger beroep van:
[Verzoektser],
verzoekster,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 11 februari 2009 in zaak nr. 1516 van 2008 in het geding tussen:
verzoekster
en
de minister van Algemene Zaken.
1. Procesverloop
Bij Landsbesluit van 28 februari 2007, no. 13, is de bij Landsbesluit van 23 april 2007, no. 6, aan verzoekster [hierna: verzoekster] voor het hebben en exploiteren van een radio-omroepbedrijf, waarvan de uitzendingen door middel van frequentie modulatie in de omroep frequentieband 88.0 – 108.0 Mhz. plaatsvinden, verleende vergunning ingetrokken.
Bij beschikking van 9 april 2008 heeft minister van Algemene Zaken (hierna: de minister) het door [verzoekster] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 11 februari 2009 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) het door [verzoekster] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [verzoekster] bij brief, bij het Hof ingekomen op 27 februari 2009, hoger beroep ingesteld. Voorts heeft zij de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 23 april 2009, waar [verzoekster], bijgestaan door mr. A.A.D.A. Carlo, advocaat, en [een technisch adviseur], en de minister, vertegenwoordigd door
mr. A.J. Swaen, advocaat, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De minister betoogt primair dat de voorzitter niet bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen, omdat de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: de Lar) voor dat verzoek geen grondslag biedt.
2.1.1. Dat betoog faalt. Het Hof heeft eerder (uitspraak van 4 juni 2007 in zaak nr. 165 HLAR 39/06; www.rechtspraak.nl) overwogen dat redelijke toepassing van de Lar met zich brengt dat de bepalingen omtrent schorsing en voorlopige voorziening in hoger beroep van overeenkomstige toepassing zijn. De voorzitter heeft geen aanleiding daarover anders te oordelen.
2.2. [Verzoekster] verzoekt bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat de minister niet over de aan de ingetrokken vergunning verbonden frequentie beschikt, totdat het Hof in de hoofdzaak zal hebben beslist.
2.3. Gegeven beschikkingen zijn in het algemeen uitvoerbaar, ook als daartegen een rechtsmiddel is aangewend. Dit geldt temeer, indien, zoals in dit geval, de rechter in eerste aanleg die beschikking heeft getoetst en het daartegen ingestelde beroep ongegrond heeft bevonden.
Voor het treffen van een voorziening, als verzocht, is in een geval als dit in beginsel slechts plaats, indien de aangevallen uitspraak naar voorlopig oordeel niet voor bevestiging in aanmerking komt en voorts de primaire beschikking naar voorlopig oordeel niet onverkort in stand zal blijven.
2.4. Aan de beschikking van 9 april 2008 heeft de minister ten grondslag gelegd dat [verzoekster], ondanks herhaalde aanmaningen sinds 1991, structureel de krachtens de Telegraaf- en telefoonverordening voor het hebben en exploiteren van een radio-omroepbedrijf verschuldigde vergunningsrechten niet heeft voldaan.
2.5. Hetgeen [verzoekster] naar voren heeft gebracht geeft geen grond voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat de aangevallen uitspraak niet voor bevestiging in aanmerking komt, althans dat het Hof zal concluderen dat de minister niet tot intrekking van de vergunning mocht besluiten, als deze heeft gedaan. Niet in geschil is dat [verzoekster] de betalingen waarom het hier gaat verschuldigd is en geen betaling heeft plaatsgevonden. Zelfs inden zou moeten worden aangenomen, als betoogd, dat het Gerecht heeft miskend dat de beschikking van 9 april 2008 onvoldoende draagkrachtig is gemotiveerd, omdat daaruit niet voldoende blijkt dat daarbij haar belangen zijn meegewogen en die beschikking deswege vernietigd moest worden, zou naar voorlopig oordeel onder die omstandigheden aanleiding bestaan voor het in stand laten van de rechtsgevolgen van die beschikking, nu, gelet op de ernstige en structurele wanbetaling, ondanks aanmaningen tot betaling en waarschuwingen omtrent de mogelijke gevolgen van uitblijven daarvan, over een zeer lange periode, vanaf het moment dat aan [verzoekster] vergunning is verleend, het in beroep aangevoerde geen grond kan opleveren voor het oordeel dat de minister in redelijkheid niet heeft kunnen besluiten de vergunning ten slotte in te trekken, als hij heeft gedaan.
2.6. Het Gerecht heeft voorts naar voorlopig oordeel in het door [verzoekster] in beroep aangevoerde terecht evenmin grond gevonden voor het oordeel dat de minister met de intrekking het vertrouwensbeginsel heeft geschonden. [verzoekster] kon aan de enkele omstandigheid dat, als gesteld, onderhandelingen over een mogelijke doorstart hebben plaatsgevonden, niet het gerechtvaardigd vertrouwen ontlenen dat de vergunning, ook zonder dat werd betaald, niet zou worden ingetrokken.
2.7. Evenmin bestaat op voorhand grond voor het oordeel dat het Gerecht de beschikking van 9 april 2008 ten onrechte niet in strijd met het vereiste van proportionaliteit heeft geacht, nu, zoals hiervoor onder 2.5 is overwogen, de wanbetaling van ernstige, langdurige en structurele aard is en de minister, zoals deze onweersproken heeft gesteld, voorafgaand aan de intrekking, eerst tevergeefs gepoogd heeft de achterstallige betalingen te incasseren.
2.8. Gelet op het vorenoverwogene, bestaat geen aanleiding voor het treffen van de gevraagde voorziening en dient het verzoek daartoe te worden afgewezen.
2.9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Martinez, griffier.
w.g. Loeb
Voorzitter
w.g. Martinez
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 mei 2009
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
voor deze,