Nummer: H-150/08
Parketnummer: 700.020/08
Uitspraak: 23 april 2009
Tegenspraak
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
gewezen in het hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Bonaire, van 3 juni 2008,
[verdachte],
geboren op [datum] 1975 op Bonaire,
thans gedetineerd op Bonaire.
<u>Het onderzoek van de zaak</u>
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 13 mei 2008 op Bonaire, zoals daarvan blijkt uit het proces-verbaal van de terechtzitting, alsmede van die in hoger beroep van 16 oktober 2008, 6 november 2008, 27 november 2008, 12 februari 2009 en 2 april 2009 op Curaçao.
Het Hof heeft kennis genomen van de vordering van de waarnemend procureur-generaal, mr. A.C. van der Schans, en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman, mr. A.V.G. Rooijer, naar voren is gebracht. De procureur-generaal heeft gevorderd het vonnis waarvan beroep te vernietigen, en verdachte ter zake feit 1 en feit 2 te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren, met aftrek van voorarrest.
In eerste aanleg is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren, met aftrek van voorarrest.
<u>De tenlastelegging</u>
Aan de verdachte is tenlastegelegd:…
<u>Het vonnis waarvan beroep</u>
Het Hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen nu het zich daar niet mee kan verenigen.
<u>De bewezenverklaring</u>
Het Hof acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd, met dien verstande:
Feit 1.
dat hij, op 1 januari 2008, op het eiland Bonaire, ter uitvoering van het voornemen van het misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, opzettelijk met een vuurwapen heeft geschoten op, die [slachtoffer], waarbij die [slachtoffer] door een kogel werd geraakt (in zijn buikstreek) terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, alleen tengevolge van een van zijn, verdachtes, wil onafhankelijke omstandigheid, dat die [slachtoffer] niet dodelijk werd gewond ;
Feit 2.
dat hij op 1 januari 2008, in op het eiland Bonaire, voorhanden heeft gehad een revolver en één of meer (voor genoemd wapen bestemde) (scherpe) patronen,
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd (cursief). Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Hetgeen meer of anders is telastegelegd is niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Het Hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op feiten en omstandigheden die in bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in geval van beroep in cassatie in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
<u>Overwegingen ten aanzien van het bewijs</u>
De getuige[getuige] heeft op 9 januari 2008 bij de politie een uitgebreide verklaring afgelegd over hetgeen hij op 1 januari 2008 heeft waargenomen. Hij heeft onder andere verklaard dat verdachte en het slachtoffer op een gegeven moment met elkaar begonnen te bekvechten, dat verdachte het slachtoffer duwde waarna hij een schot hoorde afgaan. In zijn tweede verklaring dd. 10 januari 2008 zegt de getuige [getuige] dat hij wel heeft gezien wie heeft geschoten. Hij verklaart dat hij heeft gezien dat verdachte, terwijl hij met het slachtoffer aan het bekvechten was, een vuurwapen tevoorschijn haalde, deze op het slachtoffer richtte en een schot loste.
Voornoemde getuige heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij niet aanwezig is geweest bij de schietpartij op 1 januari 2008.
Gelet op de gedetailleerdheid van beide verklaringen van de getuige bij de politie, alsmede op het feit dat de getuige geen bevredigend antwoord wist te geven op de vraag hoe hij op de hoogte was van die details, houdt het gerecht de getuige aan zijn eerste verklaringen en zullen die worden gebezigd voor het bewijs dat verdachte het hem tenlastegelegde heeft begaan.
Bij dit oordeel weegt mee dat de feitelijke toedracht als weergegeven in voormelde getuigenverklaringen wordt ondersteund door de verklaring van het slachtoffer [slachtoffer]. Deze verklaart namelijk dat hij [verdachte] aan zag komen rijden in een witte Echo samen met [K.]. Hij zag ze uit de auto stappen. [verdachte] kwam op hem af en probeerde hem een klap te geven. Ineens hoorde hij een vuurwapenschot afgaan. Het geluid was heel hard, dus vlakbij. Hij zag dat hij hevig begon te bloeden aan zijn heup. Hij viel op de grond en zag [verdachte] en [K.] in de auto stappen en wegrijden.
Het slachtoffer verklaart ook dat er een derde persoon in de witte auto samen met [verdachte] en [K.] was, namelijk de getuige [getuige].
De verklaring van andere getuigen dat de verdachte op het moment van de schietpartij elders aanwezig was acht het Hof niet geloofwaardig.
<u>De kwalificatie en strafbaarheid van de feiten</u>
Het bewezene levert op:
<u>Feit 1</u>
<b>Poging tot doodslag</b>,
strafbaar gesteld bij artikel 300 jo 47 van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen.
<u>Feit 2</u>
<b>Overtreding van het bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening 1930 gestelde verbod, meermalen gepleegd</b>,
strafbaar gesteld bij artikel 11, eerste lid, van die verordening.
Het bewezene is strafbaar, nu geen feiten en omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid opheffen of uitsluiten.
<u>De strafbaarheid van de verdachte</u>
De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.
<u>De op te leggen straf </u>
Bij de bepaling van de straf heeft het Hof gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Meer in het bijzonder overweegt het Hof het volgende:
Verdachte heeft tijdens een discussie met het slachtoffer zonder enige kenbare reden een vuurwapen tevoorschijn gehaald en op het slachtoffer geschoten. Het slachtoffer is door een kogel in de buik geraakt, waarna hij hevig begon te bloeden. Zoals blijkt uit de door dokter Hermelijn opgemaakte medische verklaring was er sprake van een in- en uitschotwond.
Het handelen van verdachte had de dood van het slachtoffer kunnen veroorzaken. Dat dit niet het geval is geweest is geen verdienste van verdachte maar een gelukkige omstandigheid.
De verdachte dient zich er voorts van bewust te zijn dat het bezit en het hanteren van vuurwapens ongewenst is.
In het nadeel van verdachte geldt dat hij in 2004 reeds wegens poging tot doodslag tot een gevangenisstraf is veroordeeld, maar dat deze veroordeling hem er niet van heeft weerhouden opnieuw een soortgelijk feit te plegen.
In dit geval wordt een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van aanzienlijke duur noodzakelijk geacht, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijk verleden van de verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Het Hof acht een gevangenisstraf van na te melden duur geindiceerd.
<u>De toepasselijke wettelijke voorschriften</u>
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 31 en 59 van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen.
RECHTDOENDE IN NAAM DER KONINGIN IN HOGER BEROEP
Vernietigt het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Bonaire van 3 juni 2008 en doet opnieuw recht.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten 1 en 2, zoals hiervoor bewezen geacht, heeft begaan.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder feit 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar.
Kwalificeert het bewezene als voren omschreven.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (ZES) jaren.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak, in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mrs. F.J.P. Lock, J.R. Sijmonsma en H.L. Wattel, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, en ter openbare terechtzitting van het Hof op Curaçao, uitgesproken op 23 april 2009 in tegenwoordigheid van de griffier.