ECLI:NL:OGHNAA:2009:BI1693

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
26 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HAR 25/2009
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding wegens onrechtmatige voorlopige hechtenis

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba op 16 april 2009 een beschikking gegeven naar aanleiding van een verzoek om schadevergoeding wegens onrechtmatige voorlopige hechtenis. Verzoekster, geboren in Brits Guyana en wonende op Curaçao, was op 20 september 2006 aangehouden op verdenking van valsheid in geschrifte. Haar voorlopige hechtenis werd op 6 oktober 2006 opgeheven, en zij werd op 11 april 2007 vrijgesproken door het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen. Dit vonnis werd op 21 augustus 2007 door het Hof bevestigd, en de Hoge Raad verwierp op 10 februari 2009 het cassatieberoep in deze zaak.

Op 4 maart 2009 diende de gemachtigde van verzoekster, mr. S.J. Fontein, een verzoekschrift in bij het Hof, waarin schadevergoeding werd gevraagd voor de onrechtmatige voorlopige hechtenis. De behandeling van het verzoek vond plaats in raadkamer op 31 maart 2009, waarbij de (waarnemend) procureur-generaal, mr. A.C. van der Schans, concludeerde tot niet-ontvankelijkheid van het verzoek. Het Hof oordeelde dat het verzoek niet op de juiste wijze was ingediend, aangezien het volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad alleen door de gewezen verdachte of zijn erfgenamen kan worden ingediend. De advocaat was niet bevoegd om het verzoekschrift namens de gewezen verdachte te ondertekenen en in te dienen.

Uiteindelijk verklaarde het Hof het verzoek niet-ontvankelijk, waarmee het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. Deze beschikking werd gegeven op Curaçao door de leden van het Hof, in tegenwoordigheid van de griffier.

Uitspraak

Datum beschikking: 16 april 2009
Nummer: HAR 25/2009
HET GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
B E S C H I K K I N G
Deze beschikking is gegeven op het verzoek ex artikel 178 Wetboek van Strafvordering door en in de zaak van:
[verzoekster], (hierna te noemen “verzoekster”),
geboren in Brits Guyana op [datum] 1960,
wonende op Curaçao,
gemachtigde: mr. S.J. Fontein.
1. Het procesverloop
1.1. Op 4 maart 2009 is namens verzoekster ter griffie van het Hof een verzoekschrift ingediend strekkende tot vergoeding van schade als gevolg van ondergane onrechtmatige voorlopige hechtenis, subsidiair op grond van de op redelijkheid en billijkheid gebaseerde schadevergoeding als gevolg van ondergane rechtmatige voorlopige hechtenis.
1.2. De behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden in raadkamer van 31 maart 2009. Verschenen en gehoord zijn de gemachtigde van verzoekster, mr. S.J. Fontein, alsmede de (waarnemend) procureur-generaal, mr. A.C. van der Schans, die tot niet-ontvankelijkheid subsidiair afwijzing van het verzoek heeft geconcludeerd. Beschikking is aangezegd en bepaald op heden.
2. De feiten
Verzoekster is op 20 september 2006 aangehouden en in verzekering gesteld op verdenking van, kort gezegd, valsheid in geschrifte. Op 6 oktober 2006 is de voorlopige hechtenis van verzoekster terzake dit feit opgeheven. Bij vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curacao, van 11 april 2007 werd verzoekster vrijgesproken van de aan haar tenlastegelegde feiten. Bij vonnis van dit Hof van 21 augustus 2007 is dit vonnis bevestigd.
Tot slot heeft de Hoge Raad bij arrest van 10 februari 2009 het cassatieberoep in deze zaak verworpen.
3. De beoordeling
<i>De ontvankelijkheid</i>
3.1. Het verzoek is tijdig doch niet op de juiste wijze ingediend. Anders dan de raadsman stelt oordeelt het Hof dat een verzoek ex artikel 178 van het Wetboek van Strafvordering in beginsel alleen door de gewezen verdachte of zijn erfgenamen kan worden ingediend. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is vertegenwoordiging daarbij niet toegelaten. De advocaat, die na het einde van de zaak niet meer als raadsman optreedt, is niet bevoegd het verzoekschrift namens de gewezen verdachte te ondertekenen en in te dienen. Het verzoek zal derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.
De beslissing
Het Hof,
Verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.
Deze beschikking is gegeven op 16 april 2009 op Curaçao door mrs. J.R. Sijmonsma, J. de Boer en H.L. Wattel, leden van voormeld Hof, in tegenwoordigheid van de griffier mr. C.J. Hart.