Nummer: H-141/08
Parketnummer: 700.061/08
Uitspraak: 9 april 2009
Tegenspraak
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
gewezen in het hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Bonaire, van 3 juni 2008,
[verdachte],
geboren op 15 augustus 1983 op Curaçao,
thans verblijvende op Curaçao.
<u>Het onderzoek van de zaak</u>
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 3 juni 2008, zoals daarvan blijkt uit het proces-verbaal van de terechtzitting, alsmede van die in hoger beroep van 27 november 2008 en 19 maart 2009 op Curaçao.
Het Hof heeft kennis genomen van de vordering van de waarnemend procureur-generaal, mr. A.C. van der Schans, en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw, mr. A.F. van Toll, naar voren is gebracht. De procureur-generaal heeft gevorderd het vonnis waarvan beroep te vernietigen, en verdachte te veroordelen veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, met aftrek van voorarrest, en met als bijzondere voorwaarde dat verdachte gedurende 240 uur werkstraf zal verrichten en gedurende de proeftijd onder toezicht zal staan van de Stichting Reclassering Curaçao, ook als dat inhoudt het volgen van een cursus “omgaan met het andere geslacht”.
In eerste aanleg is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van 2 jaar.
<u>De tenlastelegging</u>
Aan de verdachte is tenlastegelegd:
<small>dat hij op of omstreeks 15 maart 2008, althans in of omstreeks de maand maart 2008 op het eiland Bonaire ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) ander(e) feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) ander(e) feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] te dwingen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het sexueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer],:
- dreigend (hard) heeft gebonkt op de deur van een toilet waarin die [slachtoffer] zich bevond en/of vervolgens tegen die [slachtoffer] dreigend heeft gezegd: “Habri pasombra serka bo mi kier drenta”; en/of
- dreigend over de deur van het toilet waarin zich die [slachtoffer] bevond is geklommen en/of dreigend voor die [slachtoffer] is gaan staan; en/of
- dreigend tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: “Rape mi ta bai Rape bo awor aki” en/of
- die [slachtoffer] gewelddadig en/of dreigend met zijn handen op haar lichaam heeft aangeraakt en/of gewelddadig heeft belet dat die [slachtoffer] haar broek en/of slipje omhoog kon doen en/of die broek gewelddadig naar beneden heeft gehaald; en/of
- die [slachtoffer] gewelddadig heeft geslagen en/of gestompt; en/of
- gewelddadig de handen van die [slachtoffer] tegen de muur heeft gedrukt en/of gewelddadig die [slachtoffer] heeft belet de deur van dat toilet te ontgrendelen en/of dat toilet te verlaten; en/of
- die [slachtoffer] gewelddadig in elk geval met kracht heeft geduwd en/of teruggeduwd en/of vastgehouden; en/of
- (dreigend) zijn, verdachtes, broek heeft laten zakken,
zijnde de verdere uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid alleen tengevolge van de van verdachtes wil onafhankelijke omstandigheid dat die [slachtoffer] zich tegen hem, verdachte, heeft verzet en/of hem, verdachte, heeft geslagen en/of is gaan schreeuwen en/of dat derden haar te hulp schoten en/of haar hebben ontzet, in elk geval alleen tengevolge van enige van zijn, verdachtes, wil onafhankelijke omstandigheid; (artikel 248 jo 47 van het Wetboek van Strafrecht NA).</small>
<u>Het vonnis waarvan beroep</u>
Het Hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen nu het zich daar niet mee kan verenigen.
<u>De bewezenverklaring</u>
Het Hof acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd, met dien verstande:
dat hij op 15 maart 2008, op het eiland Bonaire ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of ander feitelijkheden [slachtoffer] te dwingen tot het ondergaan van handeling die bestond uit of mede bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer]:
- hard heeft gebonkt op de deur van een toilet waarin die [slachtoffer] zich bevond en tegen die [slachtoffer] dreigend heeft gezegd: “Habri pasombra serka bo mi kier drenta”; en
- over de deur van het toilet waarin zich die [slachtoffer] bevond is geklommen en voor die [slachtoffer] is gaan staan; en
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: “Rape mi ta bai Rape bo awor aki” en
- die [slachtoffer] met zijn handen op haar lichaam heeft aangeraakt en heeft belet dat die [slachtoffer] haar broek en slipje omhoog kon doen en
- die [slachtoffer] heeft gestompt; en
- die [slachtoffer] heeft belet de deur van dat toilet te ontgrendelen en dat toilet te verlaten; en
- die [slachtoffer] met kracht heeft teruggeduwd
zijnde de verdere uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid alleen tengevolge van de van verdachte’s wil onafhankelijke omstandigheid dat die [slachtoffer] zich tegen hem, verdachte, heeft verzet en hem, verdachte, heeft geslagen en is gaan schreeuwen en dat derden haar te hulp schoten en haar hebben ontzet,
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd (cursief). Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Hetgeen meer of anders is telastegelegd is niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Het Hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op feiten en omstandigheden die in bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in geval van beroep in cassatie in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
<u>De kwalificatie en strafbaarheid van de feiten</u>
Poging tot verkrachting,
strafbaar gesteld bij artikel 248 jo artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen.
Het bewezene is strafbaar, nu geen feiten en omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid opheffen of uitsluiten.
<u>De strafbaarheid van de verdachte</u>
De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.
<u>De op te leggen straf </u>
Bij de bepaling van de straf heeft het Hof gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Meer in het bijzonder overweegt het Hof het volgende:
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot verkrachting van een volwassen vrouw. Verdachte liep haar achterna toen het slachtoffer naar het damestoilet ging. Hij klom over de deur van haar toiletcel, terwijl zij zat te plassen. Vervolgens heeft hij haar betast terwijl het slachtoffer met hem worstelde. Puur vanwege het feit dat er enkele bewakers, nadat deze het slachtoffer hebben horen gillen, de damestoilet zijn binnengerend en verdachte aldaar hebben aangetroffen is het tot een poging gebleven. Het slachtoffer heeft al die tijd in angst verkeerd. Verdachte heeft een inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer, enkel teneinde zijn eigen lustgevoelens proberen te bevredigen. Dat het slachtoffer hierdoor een trauma heeft opgelopen blijkt duidelijk uit haar verklaring van 5 februari 2009 tegenover de rechter-commissaris waarbij zij verklaart dat ze braakneigingen en angstgevoelens krijgt elke keer dat ze verdachte ziet en dat ze nog steeds bang is van verdachte.
Het Hof acht in beginsel voor dit bewezenverklaarde feit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf geïndiceerd.
Ten voordele van de verdachte houdt het Hof rekening met het feit dat hij niet eerder voor het plegen van een soortgelijk misdrijf is veroordeeld en dat hij uit zijn vervolging en voorlopige hechtenis lering lijkt te hebben getrokken.
Op grond van het vorenoverwogene is het Hof van oordeel dat een gevangenisstraf van 1 jaar geboden is. Gelet op hetgeen hiervoor over de persoon van de verdachte is overwogen en gelet op de over verdachte opgemaakte rapportage, ziet het Hof aanleiding de gevangenisstraf in zijn geheel voorwaardelijk op te leggen. Hieraan wordt een proeftijd van 3 jaar gekoppeld. Deze dient er mede toe de verdachte in de toekomst van het plegen van strafbare feiten te weerhouden.
De bijzondere voorwaarde (dienstverlening) acht het Hof noodzakelijk als bestraffing vanwege de ernst van de feiten.
<u>De toepasselijke wettelijke voorschriften</u>
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 17a, 17b, 17c, 17d, en 31 van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen.
RECHTDOENDE IN NAAM DER KONINGIN IN HOGER BEROEP
Vernietigt het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Bonaire van 3 juni 2008 en doet opnieuw recht.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit, zoals hiervoor bewezen geacht, heeft begaan.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar.
Kwalificeert het bewezene als voren omschreven.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (EEN) jaar.
Beveelt dat van deze straf in zijn geheel, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij later anders mocht worden gelast op grond dat de veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt bepaald op 3 (DRIE) jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, dan wel zich gedurende die proeftijd op een andere wijze heeft misdragen.
Als bijzondere voorwaarde wordt gesteld dat de veroordeelde, ter voorkoming van tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijke gevangenisstraf, volgens de voorschriften en de aanwijzingen – ook voor wat betreft de voortgang – te geven door of namens de Stichting Reclassering op Curaçao, gedurende 240 uren onbetaalde werkzaamheden in het kader van dienstverlening zal hebben verricht, welke werkzaamheden dienen te zijn aangevangen binnen 2 maanden na het ingaan van de proeftijd en binnen 9 maanden na die aanvang dienen te zijn voltooid;
Als bijzondere voorwaarde wordt gesteld dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens de Stichting Reclassering Curaçao, zulks zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt, ook als dit inhoudt het volgen van gedragscursussen, met opdracht aan die instelling als bedoeld in artikel 17d van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak, in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mrs. L.J. de Kerpel-van de Poel, J.R. Sijmonsma, en G.C.C. Lewin, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, en ter openbare terechtzitting van het Hof op Curaçao, uitgesproken op 9 april 2009 in tegenwoordigheid van de griffier.