ECLI:NL:OGHNAA:2009:BH6466

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
5 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
H-29/09
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake cocaïne-invoer door tussenpersoon op Curaçao

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba op 5 maart 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte voor het opzettelijk invoeren van cocaïne. De verdachte, geboren in Colombia en thans gedetineerd, was betrokken bij de invoer van ongeveer 17 kilogram cocaïne op Curaçao, waarbij hij de rol van tussenpersoon vervulde. De verdediging voerde aan dat de stemherkenning van de verdachte onbetrouwbaar was, maar het Hof verwierp dit verweer. De verdachte had zijn eigen stem herkend in afgeluisterde gesprekken en de stemherkenning was uitgevoerd door verbalisanten die de gesprekken hadden afgeluisterd. Het Hof oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten en bevestigde de eerdere veroordeling, maar legde een gevangenisstraf op van 48 maanden, met aftrek van voorarrest. Het Hof hield rekening met de ernst van het feit en de eerdere veroordelingen van de verdachte. Daarnaast werd de inbeslaggenomen mobiele telefoon verbeurd verklaard, terwijl de portemonnee en het paspoort van de verdachte aan hem werden teruggegeven. Het vonnis is gewezen in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Zaaknummer: H-29/09
Parketnummer: 500.00677/08
Uitspraak: 5 maart 2009
Tegenspraak
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
S T R A F V O N N I S
gewezen in het hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, van 22 oktober 2008
in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [datum] 1979 in Colombia,
wonende in Colombia,
thans alhier gedetineerd.
<u>Het onderzoek ter terechtzitting</u>
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 1 oktober 2008, zoals daarvan blijkt uit het proces-verbaal van die terechtzitting, alsmede van dat in hoger beroep van 12 februari 2009 op Curaçao.
Het Hof heeft kennis genomen van de vordering van de (waarnemend) procureur-generaal, mr. R.A. Koert, en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw mr. N.C. Pietersz naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen behoudens de opgelegde straf en te dien aanzien opnieuw rechtdoende verdachte zal veroordelen tot gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar, met aftrek van voorarrest. Tevens heeft de procureur-generaal verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen gevorderd.
In eerste aanleg is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, met aftrek van voorarrest.
<u>De tenlastelegging</u>
Aan de verdachte is ten laste gelegd:
dat hij op of omstreeks 22 juni 2008, in elk geval op een tijdstip in of omstreeks de maand juni 2008 op het eiland Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen opzettelijk heeft ingevoerd (daaronder mede begrepen “invoer” in de zin van artikel 1 lid 2 van de Opiumlandsverordening 1960), althans vervoerd, ongeveer 17 kilogram, althans een hoeveelheid cocaïne, althans enige bereiding van cocaïne, zijnde een middel als bedoeld in artikel 1 van de Opiumlandsverordening 1960 en/of in de Beschikking van de Minister van Volksgezondheid van 6 januari 2005 (P.B. 2005 no. 13);
<u>Het vonnis waarvan beroep</u>
Het Hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen nu het tot andere beslissingen komt.
<u>Bewezenverklaring</u>
Wettig en overtuigend wordt bewezen geacht hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd, met dien verstande:
dat hij op 22 juni 2008 op het eiland Curaçao, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk heeft ingevoerd ongeveer 17 kilogram cocaïne.
Het Hof acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
<u>De bewijsmiddelen</u>
Het Hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. De bewijsmiddelen zullen in geval van cassatie in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
<u>Nadere bewijsoverweging</u>
De verdediging heeft het verweer gevoerd dat de stemherkenning van verdachte onbetrouwbaar is. Het Hof verwerpt dit verweer op de navolgende gronden. Uit het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 24 september 2008 alsook zijn verklaring ter terechtzitting in hoger beroep blijkt dat hij zijn eigen stem in een aantal van de afgeluisterde en opgenomen gesprekken herkent. Voorts is de stemherkenning gedaan door verbalisanten die ook de gesprekken waaraan verdachte deelnam, hebben afgeluisterd. Tot slot blijkt uit het proces-verbaal betreffende de herkenning van verdachte van 22 september 2008 dat het nummer van de mobiele telefoon die bij hem in beslag is genomen hetzelfde is als het nummer dat is afgeluisterd.
<u>Kwalificatie en strafbaarheid van het feit</u>
Het bewezene levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met artikel 3 lid 1 onder A van de Opiumlandsverordening 1960,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van deze Landsverordening jo. 49 van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen.
Het feit is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die deze strafbaarheid opheffen of uitsluiten.
<u>Strafbaarheid van de verdachte</u>
Verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.
<u>De op te leggen straf</u>
Bij de bepaling van de straf heeft het Hof gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Verdachte heeft zich bezig gehouden met de invoer van cocaïne over zee, waarbij hij de rol van tussenpersoon op Curaçao had. Om de invoer te bewerkstelligen onderhield hij contacten in Venezuela met de eigenaar van de cocaïne en degenen die zorg zouden dragen voor het transport van de cocaïne. Blijkens de tapgesprekken was hij er daarbij van op de hoogte dat er al enige tijd een hoeveelheid cocaïne in de pijplijn zat en heeft hij het een en ander geregeld opdat die cocaïne op Curaçao kon komen. Voor dit doel heeft hij de medeverdachte van informatie voorzien die samen met een ander de cocaïne heeft opgehaald bij de baai op Curaçao. Ook heeft hij een gesprek gehad met de eigenaar van de cocaïne over de verkoop van de cocaïne. In totaal is een handelshoeveelheid van ongeveer 17 kilogram cocaïne ingevoerd.
Door zijn handelen heeft de verdachte een ernstig feit gepleegd. Het gebruik van cocaïne, dat een harddrug is en een zeer verslavende werking heeft, heeft schadelijke gevolgen voor de volksgezondheid. Het effect van het gebruik van harddrugs op het leven van de gebruikers zelf en hun naasten kan desastreus zijn. De internationale handel in cocaïne faciliteert het gebruik van cocaïne. Gebruik van en handel in cocaïne gaan gepaard met andere vormen van criminaliteit zoals levensdelicten en witwassen van geld. Dit alles werkt ontwrichtend voor een kleinschalige samenleving als de Curaçaose.
In het nadeel van de verdachte houdt het Hof er rekening mee dat hij reeds eerder in de Nederlandse Antillen strafrechtelijk is veroordeeld.
Gelet op het voorgaande is de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Met een andere of lichtere straf zou de ernst van het gepleegde feit worden miskend.
<u>Inbeslaggenomen voorwerpen</u>
De inbeslaggenomen mobiele telefoon dient verbeurd te worden verklaard, omdat met behulp van dit voorwerp het bewezenverklaarde is begaan. De inbeslaggenomen portemonnee en het inbeslaggenomen paspoort van de verdachte dienen aan de verdachte te worden teruggegeven, nu die niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring dan wel onttrekking aan het verkeer.
<u>De toepasselijke wettelijke voorschriften</u>
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 31, 35 en 57 van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen.
RECHTDOENDE IN NAAM DER KONINGIN
Het Hof:
vernietigt het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats op Curaçao van 22 oktober 2008 en doet opnieuw recht:
verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde, zoals hiervoor bewezen geacht, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezenverklaarde als vorenomschreven;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 (achtenveertig) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
verklaart verbeurd de inbeslaggenomen mobiele telefoon;
gelast de teruggave van de inbeslaggenomen portemonnee en het inbeslaggenomen paspoort van de verdachte aan de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J.P. de Haan, L.J. de Kerpel-van de Poel en F.J.P. Lock, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, en ter openbare terechtzitting van het Hof op Curaçao uitgesproken op 5 maart 2009 in tegenwoordigheid van de griffier.